Intussen gaf Matabrune de knechten die haar bewaakten zo veel te drinken, dat zij in slaap vielen. Daarna brak zij uit. Zij vestigde zich in een kasteel, Mambrandt geheten, om zich te beschermen tegen ongevallen waarvan ze bang was dat die haar ten deel zouden vallen vanwege haar streken.
De knechten die haar hadden moeten bewaken werden flink gepijnigd. Daarna vroeg Helias zijn vader of hij hem de zilveren kettingen van zijn broers en zus wilde geven, wat de koning deed. Hij zwoer niet te rusten voor hij zijn broers en zuster, in zwanen veranderd, had gevonden. Maar God wilde nu zijn macht tonen, want in het water dat om het slot liep werden terstond zes zwanen gezien door alle mensen. Toen Helias ze zag, riep hij meteen zijn vader en moeder en zei: ‘Kom hier en aanschouw uw andere kinderen. Mijn broeders en zuster, die zich komen vertonen, dankzij de genade van God, in de gracht van uw paleis!’ Meteen kwam de koning met de koningin en de edelen van het hof om de zwanen te zien.
Toen zij zagen dat Helias tot hen kwam, spartelden en draaiden ze feestelijk in het water. Helias kwam op de oever. Zij vlogen naar hem toe en hij streek ze over hun veren. Toen Helias de zwanen de zilveren kettingen toonde, stelden zij zich op in een rij voor hem. Hij deed vijf zwanen de kettingen om de hals en onmiddellijk veranderden zij in hun menselijke vorm. Als bij toverslag vertoonden zich daar 4 zonen en een dochter. De koning en de koningin liepen naar hun kinderen om ze te kussen en te omhelzen.
De zesde zwaan zag dat zij allemaal hun menselijke vorm hadden en hij niet - omdat zijn ketting gesmolten was. Hij had zo'n groot verdriet dat hij haast al zijn veren zou hebben uitgetrokken! Helias zag dit, weende zeer en troostte de zwaan, zijn broer: ‘Mijn liever broeder, heb geduld en laat je niet uit het veld slaan. Ik wil nederig voor u bidden tot God, zodat ik u nog eens zal zien als een edele ridder.’ De zwaan boog zijn hoofd omlaag om hem te danken en allen die dit zagen hadden medelijden met hem. Maar Helias troostte ze en zei dat hij nog zou terugkeren in zijn menselijke vorm en dat hij trouw tot God zal bidden voor hem.
Door deze woorden waren de koning en de koningin wat getroost. Zij namen de andere vijf kinderen mee, brachten ze met veel eerbetoon naar de kerk en lieten ze dopen. De dochter werd Rasse genoemd en de zonen zijn daarna altijd vrome ridders geweest, door God bemind. Daarna werden zij van de kerk naar het paleis gebracht, alwaar een enorme vrolijkheid was. En iedereen kwam daar om het grote mirakel te zien.