De wonderlijke historie van de Zwaanridder die in Nijmegen aankwam
(2005)–Martijn Wijngaards– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Hoe Koning Oriant op jacht ging naar een hert en bij een bron met de mooie Beatrijs sprakIn oude verhalen en kronieken lezen wij dat het land van Lillefoort vroeger een koninkrijk was. Sommigen beweren dat het land in Vlaanderen lagGa naar eind2 met de steden Rijssel, Duway en Orchy. Ooit regeerde er een koning, Pyrion genaamd. Zijn echtgenote, Matabrune, was een ellendige vrouw, die naderhand veel ellendigs uithaalde, zodat ze ook op ellendige wijze aan haar einde kwam: ze werd namelijk aan een staak verbrand. Koning Pyrion had bij zijn vrouw een zoon - Oriant - die na de dood van zijn vader tot koning van Lillefoort werd gekroond. Hij regeerde in vrede.
Op een dag reed koning Oriant met zijn heren naar de jacht, om zich te ontspannen. Toen zij buiten de stad kwamen, zagen zij in het bos een hert lopen. De koning achtervolgde het dier fanatiek tot aan een mooie rivier. Het hert sprong daar in, zodat het bevrijd was van de koning. Oriant keerde terug toen hij dat zag. Hij kwam bij een bron, waar hij afsteeg en onder een boom ging zitten om uit te rusten. Terwijl hij daar alleen zat, kwam er een hele mooie, edele jonkvrouw aan. In haar gevolg waren vier dienstmaagden, een ridder en twee knechten. Omdat Oriant honden bij zich had, zei ze tegen hem: ‘Heer, waarom bent u komen jagen op mijn grondgebied? En wie heeft u daarvoor toestemming gegeven? Ik heb het hert wel gezien waarop u jaagde en dat in het water ontsnapte. Als u had het gevangen, zou het niet in uw handen gebleven zijn. Ik vind dat u zich moet verontschuldigen voordat u vertrekt van hier!’ Oriant hoorde de schone Beatrijs spreken en bekeek haar. Hij werd op slag verliefd op haar. Vervuld van de gedachte om haar tot vrouw te nemen, antwoordde hij: O vlam van liefde, met door en door stralende ogen
Waardoor die van mij in vuur en vlam vlogen...
O schoonste schoonheid van al het schoon
U hebt mijn hart uit mijn lijf getogen
Ik geef het u met mijn knieën gebogen
Alles van mij - hart, goed, eer - is uw loon
Uw schoonheid zal schitteren op de troon
Sierlijker dan zon en ook de maan
Ik beloof u mijn trouw, helder van toon
Om tot de dood toe in uw dienst te staan.
| |
[pagina 11]
| |
Alle vrouwen ter wereld, ooit geboren
Die in het vroeger, nu of de toekomst behoren
Of die geboren worden tot de doemsdag toe
(En dit heb ik onder ede gezworen)
Zijn niet zo mooi als u, jonkvrouw Beatrijs
Onder wiens betovering ik ben - ik weet niet hoe
Ik zal eten of drinken, wat ik ook doe
Mijn vurigste gedachten zullen over u gaan
Dus wil ik niets anders, dan wat ik nu doe:
Om tot de dood toe in uw dienst te staan.
Mocht met mij iets fijns of voorspoedigs gebeuren
(Dat u mijn aanzoek goed wilt keuren)
Dan ga ik van blijdschap de wereld rond
En stort mij in wilde avonturen
Ik geef u mijn leven, goed, bloed en blessure
O schone Beatrijs, lieflijke rode mond
De vurige liefde doorbakt de grond!
Uit mijn hart, dat altijd dapper zal slaan:
Ik begeer niet anders dan nu! Terstond!
Om tot de dood toe in uw dienst te staan.
Prince
Boven alle prinsessen uit de wereld wijd
Draagt u in liefde de opperste vaan
God gaf u bijzonder veel schoonheid
Dus begeer ik niet anders dan voor altijd
Om tot de dood toe in uw dienst te staan.
Geheel bevangen door de liefde voor haar was hij van plan om haar als zijn vrouw te nemen. Vriendelijk zei hij: ‘O, schone bloem! Ik zou niet graag tegen uw wil ingaan. Maar waarom mag ik niet in dit land komen voor mijn eigen plezier? Ik ben de heer van uw vader, die dit land bij mij in leen houdt. Want ik ben koning Oriant van Lillefoort. Hier is niemand, heer noch vrouw, die niet trouw moet beloven aan mij. Dus eigenlijk wil ik dat ú zich zult verontschuldigen tegenover míj, omdat u míj ten onrechte hebt berispt.’ Toen de ridder in Beatrijs' gevolg, Savari, dit hoorde, sprong hij meteen van zijn paard. Hij knielde voor zijn koning, groette hem en zei: ‘Heer koning, als het u behaagt, vergeef mijn vrouwe wat zij zojuist heeft misdaan. Zij herkende u niet toen ze u aansprak. Zij bekent dat alles wat zij bezit tot uw dienst staat.’ Daarop zei de koning: ‘Het is vergeven, maar toch zal zij zich moeten verontschuldigen Maar dat zal ze niet erg vinden, want haar schoonheid en haar | |
[pagina 12]
| |
manieren hebben mijn hart geheel en al gevangen.’ En tegen haar zei de koning: ‘O, zeer schone jonkvrouw, wilt u mijn bruid worden, zodat ik u kan kronen tot koningin van Lillefoort?’
Toen antwoordde de jonge maagd geheel verlegen: Ik ben beschaamd, kan nauwelijks spreken
Aan de innerlijke strijd ben ik haast bezweken
Door de grote eer die u mij nu biedt
Ik voel schaamte mijn hart en mijn lijf doorsteken
Het herstel moet nog bekeken; mijn hart zal breken
De schaamte die mijn ziel en lijf door schiet
Oriant - een betere koning is er niet -
Voor uw mooie woorden ben ik te klein
En u te groot, als men de zaak goed beziet
Ik ben u onwaardig en wat u mij biedt
Dus smeek ik u, edele koning, laat mij alleen zijn
Iemand als u vind vast iemand meer waardig en fijn
Dan ik, die u zegt te beminnen door Venus' leer
Ik vind mij onwaardig voor die grote eer.
Ik ben onwaardig voor uw hoge minne
Zoals u merkt mag ik die niet winnen
Ik ben té laag van afkomst, heb té weinig macht
Om op u te zetten mijn zinnen
Aan een relatie met u kan ik niet beginnen
In leed stort ik mij dan met kracht
Men zegt wel vaker, wees erop bedacht
Dit is waarachtig: dat wie te hoog stelt
Zijn zinnen in het minnen groot lijden wacht
Zoiets gedaan, slaak ik vast menig jammerklacht
Wees niet boos, heer koning, boven mij gesteld
Ik ben slechts een dienstmaagd, op u wacht
Een grotere, machtigere vrouw. Een andere keer.
Ik vind mij onwaardig voor die grote eer.
Heer koning, bedankt voor uw mooie groet
Hopelijk is God voor u altijd goed
En laat Hij uw eer en voorspoed rijzen
Ik, kleine Beatrijs, heb minder waardig bloed
Zonder bedrog! Ik bedoel het goed!
Wil ik hier, koning, mijn gevoelens belijden
| |
[pagina 13]
| |
(Elk edel hart moet men namelijk prijzen
Want altijd verspreiden die eer en deugden
Want die behoren tot de mooie en de wijze
Een kroon zal naar hun hart verwijzen
Daardoor verwerven zij vele vreugden)
Als ik mij ooit al op uw liefde verheugde
Voel ik nu liefde, meer en meer
Ik vind mij onwaardig voor die grote eer.
Mijn prins, mijn koning, als uw onderdaan
Doe ik trouw en goed wat u vraagt. Altijd!
Als uw arme dienstmaagd - met eer gedaan -
U bent veel te machtig. Ik ben slechts een meid
Ik zeg dus tegen elke vrouw en heer:
Ik vind mij onwaardig voor die grote eer.
Toen nam koning Oriant haar bij de hand en zei: ‘Ik beloof u uit ridderlijkheid dat ik geen ander zal trouwen dan u, zo lang u leeft.’ |
|