| |
| |
| |
Politiek en wat we daarvoor aanzien
Eenheid
Ik heb het vage vermoeden dat soms moedwillig een soort van spraakverwarring gaande gehouden wordt. Een goed voorbeeld daarvan is de veelbesproken fusie tussen het NKV en het NVV. Het is een zaak die in Limburg, natuurlijk niet geheel ten onrechte, een speciale dimensie gekregen heeft. De spraakverwarring manifesteert zich in die zin, dat het gaat om een soort botsing tussen katholieke en socialistische principes.
Het valt natuurlijk niet te ontkennen dat er nogal wat uiteenlopende opvattingen in beide kampen zijn. Maar de tragiek van de hele kwestie is dat er in diepste wezen hardnekkig wordt vastgehouden aan de fenomenen katholieke arbeiders en katholieke vakbondsbelangen. Bovendien zijn er wel vakbondsmensen te vinden die het doen voorkomen alsof de individuele vakbondsleden nu hun katholiek-zijn moeten afzweren nu ze worden samengevoegd met hun NVV-broeders.
Een duidelijk voorbeeld van deze lijn is de heer Bijl van het CNV die onlangs in Roermond gewaarschuwd heeft tegen het feit dat het ‘socialisme een bedreiging voor Limburg’ is. De heer Bijl gaat geen kreet uit de weg. Hij schuift het NW ‘kleurloze massapolitiek’ in de schoenen. Dat zal wel waar zijn, maar politiek bedrijven zonder massa en vakbondswerk doen zonder eenheid is natuurlijk precies hetzelfde als de zee in een knikkerkuiltje proberen te gieten.
In het verschijnsel vakbond legitimeert de massa-actie zich duidelijker dan waar ook. En de fundamentele vraag is dan ook of je tot een zo effectief mogelijke verdediging van de belangen van de werkende mensen kunt komen, zonder
| |
| |
concessies te doen aan je confessie. Ik denk dat de grootst mogelijke eenheid in het vakbondswerk, de enige eenheid is. Daar komt nog bij dat het een beetje onrechtvaardig is een Limburgse draai aan een nationale zaak te geven. Als de situatie in heel Nederland was zoals in Limburg, had je natuurlijk in heel Nederland een vakvereniging met een sterk katholieke signatuur. Omdat zulks niet het geval is, zul je toch minstens solidair moeten zijn met de andersdenkenden. Maar als de solidariteit wordt uitgelegd als een socialistische bedreiging, zaag je de poten onder een op zich zinvolle eenheid uit. En is het niet juist de Limburgse praktijk die bewezen heeft dat je een erg goede socialist kunt zijn, zonder je katholicisme te verloochenen? En het bewijs van deze stelling is nog omkeerbaar ook zonder de stelling geweld aan te doen.
| |
Partij
Wat beweegt iemand er toe een nieuwe politieke partij op te richten? Die vraag heb ik mij de afgelopen dagen gesteld na vernomen te hebben dat de heer Nijssen uit Geleen, na het volstrekte echec van de Partij Landsbelangen, nu met de Unie K'88 zijn geluk gaat beproeven.
Nu ben ik van mening dat het oprichten van een nieuwe partij alleen maar illustratief is voor een volstrekt gebrek aan kennis omtrent de Nederlandse verhoudingen. Verkiezingen leveren in dit land slechts geringe verschuivingen op. Daarnaast doen op gezette tijden nieuwe partijen van zich spreken die aanvankelijk de indruk wekken een geheel nieuw elan aan het parlementaire gebeuren te gaan geven, maar die tenslotte gedoemd zijn roemloos ten onder te gaan of te degraderen tot kleurrijke bijverschijnselen.
Fundamenteel onbehagen in de politiek bestrijden met het
| |
| |
oprichten van een nieuwe partij bewijst dat we tamelijk naïeve verwachtingen koesteren omtrent het doen en laten van de kiezer.
Eigenlijk is het oprichten van een partij een ingreep in de historie en de wetmatigheid daarvan. En de nieuwbakken politici moesten toch weten dat menselijke ingrepen in de historie tot niets of tot de catastrofe leiden.
Natuurlijk, op het parlementaire stelsel valt veel af te dingen, de politieke partijen zijn gecorrumpeerd of hebben hun elan verloren en de politici zijn altijd bereid tot het uitslaan van wartaal of het doen van verkiezingsbeloften die zelden of nooit worden nagekomen en derhalve het hele politieke bedrijf frustreren. Maar daarbij mag niet vergeten worden dat de meeste landen het politiek stelsel hebben dat ze verdienen. En dat gaat zeker op voor Nederland.
De politiek heeft nog steeds bismarckiaanse dimensies en juist daarom is het oprichten van een nieuwe partij eigenlijk onzin. De mensen die niets met politiek te maken willen hebben staan volgens een ijzeren wetmatigheid in het midden en brengen daarom in het midden hun stem uit. De politiek bewuste kiezers zijn weinig ambulant en vaak verdraagzaam jegens hun partij. Kom daar maar eens tussen. Werp dat stelsel maar eens omver, zelfs als je over voortreffelijke leuzen beschikt.
De laatstbinnengekomene in een overvol café heeft het het moeilijkst met het verkrijgen van een glas bier. En ons stelsel lijkt verdacht veel op een overvol café.
| |
Nota
Voor mensen die minder gewend zijn in termen van toekomstperspectieven te denken dan van 'n eenvoudig journalist wordt verwacht, zal het moeilijk te begrijpen zijn dat de
| |
| |
pers, de politici en de bestuurders één ding gemeen hebben: als de een of andere nota wordt aangekondigd wordt daar collectief reikhalzend naar uit gezien.
Daar zit dan al meteen het gevaar in dat men zo'n rapport of nota op voorhand gaat overschatten, dat men van het werkstuk verklaringen en inzichten verwacht die het nooit kan bevatten.
Neem nu eens die perspectievennota, waaruit, geheel in overeenstemming met de thans geldende regelen, al een beetje bekend is. Dat stuk zou het helemaal gaan maken, het zou eindelijk eens duidelijkheid verschaffen over de toekomst van Limburg en het zou het materiaal bevatten waarmee wij die toekomst tegemoet zouden kunnen treden.
Maar wat gebeurt er? Uit datgene wat uit de eerste lekken gedruppeld is blijkt dat de kongsie van pers en regionale politici en bestuurders veel te hoge verwachtingen hebben gehad. Het staat er weer helemaal: meer arbeidsplaatsen, grotere capaciteit voor de luchthaven, elektrificatie van bepaalde spoorwegen en verplaatsing van rijksdiensten.
Kortom: de nota bevat al die dingen die al vele jaren zijn gezegd en waarvan tot dusver niet erg veel terecht gekomen is. In het vooruitzicht van het een of ander stuk, meent het belangstellende collectief nog steeds dat er iets geweldigs gaat komen, iets visionairs, iets dat volstrekt uniek en volslagen nieuw is. Het belangstellende collectief kan of wil nog steeds niet geloven dat een nieuwe nota meestal niet veel meer is dan de samenvatting van alle vorige nota's plus een paar nieuwe, maar overigens ook zeer voorspelbare conclusies. Iedere nieuwe nota is eigenlijk de samenvatting van al het bestaande, met weglating van datgene wat werkelijk achterhaald is.
Vraag me niet hoe het komt dat we nog altijd boordevol spanning zitten als zo'n nieuw stuk op het punt staat aan de openbaarheid te worden prijsgegeven. Vraag me ook niet waarom wij journalisten hemel en aarde bewegen om
| |
| |
het stuk nog voor de officiële publicatie ervan in de krant te krijgen en vraag me zeker niet waarom we, als we met alle denkbare inspanningen dat stuk vroegtijdig te pakken hebben kunnen krijgen, monter spreken van een primeur.
| |
Welzijn
Gisteren was daar opeens de persverklaring van de welzijnswerkers uit Sittard en Maastricht. In een zeer veel tikfouten bevattend stencil laten de welzijnswerkers weten geheel achter het zogeheten ‘Limburgs Volksappel’ te staan. Zij laten ons voorts weten door middel van hun werk veel van doen te hebben met de noden van de Limburgse bevolking. De problemen, zo vernemen wij verder, zijn te herleiden tot de slechte sociaal-economische situatie die is ontstaan na de mijnsluitingen.
Maar dan komt het. De welzijnswerkers verklaren: ‘Als georganiseerde welzijnswerkers vinden wij dat een groot deel van de problemen van de Limburgse mensen het best is op te lossen door het creëren van werkgelegenheid en het verbeteren van de koopkracht van de mensen.’
Een geniaal inzicht. Nog nimmer vertoond. Blakend van originaliteit. Absoluut eenmalig. De grote oplossing. Nu geef ik meteen toe dat bij alle geklets over de herstructurering en wat dies meer zij, er nog maar bitter weinig is gebeurd. En het kost me niet de minste moeite om vast te stellen dat de Limburgse bestuurders niet bepaald alert hebben gereageerd op de problemen die er na de mijnsluitingen zijn ontstaan. Maar ze hebben in de loop van vele jaren tientallen, zo niet honderden verklaringen afgelegd, die precies zo luiden als die van de welzijnswerkers. Iedere weldenkende Limburger heeft allang geleden verzonnen dat er meer werkgelegenheid en meer koopkracht moet zijn.
| |
| |
Maar laten de welzijnswerkers zich niet hetzelfde verwijt op de hals halen dat de bestuurders getroffen heeft. Laten ze daarom maar eens precies vertellen hoe die werkgelegenheid er dan moet komen. De mijn weer open zeker? Dat alternatief heeft alleen stoflongen en verdubbeling van het aantal welzijnswerkers tot gevolg en dat kan niet de bedoeling zijn.
En met die koopkracht, hoe zit het daarmee? Die moet zeker worden opgevijzeld om de onbetaalbare kolen die ten koste van het welzijn van de mensen uit de opnieuw te openen mijnen worden gehaald te kunnen kopen.
Blijft de vraag waarom dit soort onzinnige verklaringen nog wordt afgelegd. Ik zou het niet weten. Blijft ook de vraag waarom datgene wat voor heel Nederland nodig en logisch is, nu toch weer eens uitsluitend op Limburg van toepassing verklaard moet worden.
| |
Lekken
De benoeming van de nieuwe Limburgse gouverneur hangt in de lucht en daarom begint het aan alle kanten te lekken. Het lek begint een politiek verschijnsel te worden en veel mensen zijn geneigd het ontstaan van het lek toe te schrijven aan de niet mis te verstane druk van de publiciteitsmedia.
Dit is natuurlijk voor een groot deel waar. Maar het lek vervult natuurlijk ook nog een andere functie. Geheimhouding heeft maar een beperkte en formele politieke betekenis. Men zou zelfs kunnen zeggen dat in veel gevallen de geheimhouding slechts een ritueel is, waarvan de eigenlijke betekenis allang verloren is gegaan en dat nog slechts wordt opgevoerd om reden van fatsoen, of omdat het nu eenmaal zo hoort. Ik zal niet zeggen dat dit het geval is als enkele Limburgse CDA-kopstukken in een restaurant ver- | |
| |
gaderen over de nieuwe gouverneur. Maar het is wel tekenend dat als die heren bij elkaar geweest zijn, een niet te stuiten geruchtenstroom op gang komt. Geruchten gaan dan een eigen leven leiden en in pogingen de geruchtenstroom te beteugelen bereikt men meestal het omgekeerde: het gaat dan lekken. Er is geen serieuze poging tot het indammen van geruchten mogelijk, zonder dat men in ruil daarvoor iets van de waarheid prijs geeft. Zo werkt dat nu eenmaal. Het ritueel heeft intussen tal van verfijningen ondergaan.
Als iemand genoemd wordt als kandidaat voor een hoge functie en die iemand weet van zichzelf dat hij niet de minste kans maakt, gaat hij de geruchten over hem te lijf met categorische ontkenningen. Die ontkenningen zijn meestal betrouwbaar, al was het maar omdat de betreffende persoon geen modderfiguur wenst te slaan als het bij de benoeming anders uitpakt. Als een persoon wel kans maakt op een benoeming en hij weet dat, dan zal hij, wanneer hem gevraagd wordt of hij kandidaat is ‘ontkennen noch bevestigen’, zoals dat heet, en deze overigens weinig verholen zwijgzaamheid geeft dan weer tal van aanwijzingen over 's mans positie. Wie de rituelen kent, wie daarenboven goed luistert en wie op het juiste moment de juiste vragen en opmerkingen maakt, kan in veel gevallen de waarheid zeer dicht naderen. Vandaar dat tal van in de lucht hangende benoemingen tevoren bekend werden, ook al leek de officiële zwijgzaamheid niet te verbreken. Nog even puzzelen en iedereen weet wie de nieuwe gouverneur van Limburg wordt. Tot troost strekt dat, als de man eenmaal is aangewezen, het hierboven omschreven ritueel verplicht tot geveinsde verrastheid.
| |
Prominent
Dit zei de nieuw benoemde burgemeester Hubben van
| |
| |
Maasbree: ‘Ik ben blij en erkentelijk dat enkele prominente Limburgers mij in staat hebben gesteld te solliciteren naar een baan die voor mij nieuwe perspectieven opent.’ Het is een mysterieuze uitspraak. Die prominente Limburgers kunnen best vakbondsbonzen zijn geweest die Hubben hebben toegevoegd: ‘Jij hebt hard genoeg gewerkt en daarom ijveren wij voor een veilige benoeming ter afbouw van je carrière.’ Niettemin ben ik eerder geneigd aan te nemen dat die prominente Limburgers diegenen zijn die altijd al tot de prominente Limburgers hebben behoord en die het in hun macht hebben iemand voor trouw bewezen diensten nog net in de richting van een veilige post te sturen, ook alweer om een carrière af te bouwen.
Hoe dan ook, Hubbens uitspraken vervullen mij met verbazing. Vermoedens worden wakker gemaakt en je ziet het verloop van zo'n burgemeesterssollicitatie voor je, compleet met de partijpolitieke gesprekken, met telefoontjes van vrienden, met boodschappen die schielijk in Den Haag worden afgegeven en met visites en bezoeken aan allerlei lieden die zonder twijfel de status ‘prominent Limburger’ hebben. Eigenlijk onthult de hele gang van zaken waarom er destijds zoveel mensen tegen de gekozen burgemeester waren.
Een gekozen burgemeester is in ieder geval geen man die door prominenten tot het een en ander in staat gesteld wordt, net zomin als hij een man is die de prominenten daarvoor ‘dankbaar en erkentelijk’ moet zijn.
Zolang de burgemeester nog benoemd wordt kan er geschoven en gesold worden, niet uit kwade wil overigens, maar omdat het tot de alledaagse politieke gebruiken gerekend moet worden. Ook in Limburg worden bepaalde mensen verzocht te solliciteren, worden tips gegeven en wordt de kruiwagen als een normaal politiek vervoermiddel naar de top beschouwd.
Bovenstaande is niet geschreven om Hubben met gekijf in Maasbree binnen te halen. Ik gun Hubben het beste, zelfs
| |
| |
al ligt de ongeloofwaardigheid rond zijn benoeming er tamelijk dik bovenop. Ik wil alleen maar zeggen dat de benoemingsprocedure verankerd ligt in de politieke systemen en gebruiken.
Persoonlijk heb ik daar een verschrikkelijke hekel aan, maar het gekke blijft natuurlijk dat het systeem niettemin zeer goede burgemeesters heeft voorgebracht. Als dat laatste in Maasbree het geval is, dan is dat mooi meegenomen. Maar dat is dan eigenlijk ook alles wat men er van zeggen kan.
| |
Botsing
Moet de zeer kleurige botsing die zich donderdag in de Maastrichtse Statenzaal voordeed tussen de deputés Van der Woude (PvdA) en Haverschmidt (VVD) als een niet mis te verstaan politiek feit worden gezien?
Haverschmidt trachtte het PvdA-lid Tummers lessen in cultuur te geven en scheen een ogenblik te vergeten dat hij namens het college van GS het woord voerde. Die vergeetachtigheid leverde een schitterende tirade op met voor Haverschmidt zeer kenmerkende uitspraken als: ‘Wanneer mensen alleen maar spraken over dingen waar ze verstand van hadden, zou de stilte ondraaglijk zijn.’ En doelend op de haast die men in progressieve kringen heeft als het gaat om het veranderen van de samenleving, sprak Haverschmidt: ‘Een haastige teef werpt blinde jongen.’
Uit deze uitspraken moge blijken dat Haverschmidt van oordeel is dat hij zelf wel degelijk verstand heeft van cultuur en dat hij daarenboven niet de minste haast met wat dan ook wil betrachten.
Nu moet deze verbaal zo luisterrijke botsing ook worden teruggevoerd naar het nogal uiteenlopende temperament van de beide gedeputeerden. Van der Woude is groot geworden
| |
| |
in de tijd dat grote drommen Limburgers het bisschoppelijk mandement nog van een zeer letterlijke interpretatie voorzagen en zich zelfs bereid toonden de oude Drees het spreken te beletten door microfoonkabels kapot te knippen. Dat soort zaken zijn bepalend voor het temperament van een politicus.
Haverschmidt daarentegen is altijd een beschouwende geest geweest die grimmigheden en vinnigheden ventileerde op een wijze alsof hij een bidprentje aan het voorlezen was.
Maar donderdag nam Van der Woude het ondubbelzinnig voor zijn partijgenoot Tummers op en stevende ziedend de Statenzaal uit. Ik neem voorshands aan dat het conflict tussen de beide nogal verschillend geaarde heren zal worden bijgelegd, maar dat neemt niet weg dat de botsing, naar Limburgse maatstaven gemeten, een belangrijk, zo niet uniek politiek feit was. De botsing toont ook aan dat van een zekere broosheid in het college van GS sprake is. Want de CDA-kern ervan wordt ter linker- en ter rechterzijde geflankeerd door respectievelijk een PvdA-er en een VVD-er. Ook dat is een politiek feit.
Ik heb al eens eerder geschreven dat de politieke veelkleurigheid van het Limburgs gedeputeerd college, meer een kwestie van goede wil dan van politieke realiteit is. En er is maar een manier om het wankel evenwicht binnen dat college te verstoren: vergeet namens dat college te praten en praat daarentegen voor jezelf.
| |
Tirade
Politiek is aan mode onderhevig. De mode wordt gemaakt door de grote jongens in Den Haag en de nieuwe gewoonten sijpelen vervolgens door naar de lagere goden. Je hoeft maar een raadsvergadering bij te wonen om ongeveer te weten
| |
| |
wat in Den Haag de gewoonte van de dag is.
Volgens de allernieuwste beginselen moet een fractievoorzitter in een gemeenteraad de algemene beschouwingen aangrijpen om eens te laten horen wat hij durft te zeggen. Vandaar ook dat men menig Noordlimburgs raadslid dan ook over het college van B en W hoort spreken in termen van ‘falend beleid’, ‘volksverlakkerij’ en ‘ontoereikende visie’.
Alsof het niks is.
Een college dat een beetje het klappen van de zweep kent, luistert minzaam naar die niet zo plezierige bejegeningen, slaat vervolgens zo hard als het kan terug en gaat over tot de orde van de dag.
Na afloop van het debat begeeft de raad zich in vereniging naar het een of ander café ten einde een pilsje te nuttigen en alle betrokkenen slaan elkander dan vriendelijk op de schouders. Daarin ligt het bewijs dat het politieke handelen bepaald wordt door een modieus ritueel. Boze woorden en felle verwijten maken deel uit van dat ritueel.
In een bedrijf ligt dat beduidend anders. Als je je directeur een falend beleid in z'n schoenen schuift, neemt zo'n man dat verwijt meestal zeer ernstig en de kans is niet uitgesloten dat de man je beleefd verzoekt je jas aan te trekken en te verdwijnen. En zonder gouden handdruk. Ook dat laatste heeft onmiskenbaar z'n bezwaren.
De moeilijkheid is dat als iets een ritueel wordt, het zijn wezenlijke kracht en functie verliest. Rituelen berusten hoofdzakelijk op gewoontevorming. De tijd lijkt dan ook niet meer ver dat een burgemeester het zich rustig laat welgevallen als hem wordt toegevoegd dat hij een uiterst laakbaar beleid voert, dat hij lijdt onder een notoir gebrek aan inzicht en dat over zijn onkunde geen enkele twijfel meer bestaat. Zo'n man hoeft zich dan niet eens meer te verdedigen omdat de verwijten bij het ritueel behoren.
Het belet de bestuurders zelfs niet eens om met de dwarsligger een pilsje te gaan pakken en hem te complimenteren
| |
| |
met zijn ferme redevoering. In tot volle wasdom gekomen rituelen is er geen verschil meer tussen een tirade en een vredeskus. Dus wordt het glas geheven op de eeuwige vriendschap in de wetenschap dat het verwijt een dure plicht van de praktiserende politicus is.
| |
Beschouwing
De aandacht van de krant wordt in deze dagen voor een groot deel opgeëist door wat met enige plechtstatigheid als ‘de algemene beschouwingen’ wordt aangeduid. Men kent het gebruik: tijdens de begrotingsbehandeling gaan de raadsleden nog eens met breed uitgemeten speeches in op de gemeente die ze besturen, het beleid, de politiek en alles wat hun zoal placht in te vallen. Dat heet algemene beschouwingen. Eigenlijk is het verschijnsel vrij nieuw. Vroeger, toen het raadslidmaatschap zich beperkte tot het trouwhartig jaknikken, had je aan een algemene beschouwing hoegenaamd niets. Trouwens, de patriarchale burgemeesters van toen zouden dit vertoon van politieke vrijheid natuurlijk meteen weggehamerd hebben.
Toen volgde de grote emancipatie en de raadsleden wilden nu ook wel eens nee schudden. Allengs deed de behoefte zich gevoelen om namens groepen of fracties wat algemene opmerkingen te maken, die dan ook nog moesten dienen als verpakking voor de meest klemmende vragen. Zelf heb ik de tijd helemaal meegemaakt dat de algemene beschouwing in zwang kwam, gaandeweg ook ging dienen als blijk dat men voor politiek vol wilde worden aangezien en tenslotte tot de vaste rituelen van de gemeentelijke democratie ging behoren. En ik vrees dat ik ook de tijd nog helemaal ga meemaken dat de algemene beschouwing ten prooi valt aan de totale onttakeling. Want wie tegenwoordig zo'n beschouwing
| |
| |
niet meer houdt, die doet niet aan de mode mee, die weet niets van eigentijdse eisen en vooral niets van de onverbiddelijke eis dat het voorlezen van een omvangrijk stuk, dat niet zelden ook nog door iemand is gemaakt die handiger met de pen om kan gaan dan het betreffende raadslid, op een poging tot kritiek moet lijken.
Wie de moeite neemt zich te verdiepen in hetgeen hier en daar te berde wordt gebracht, beseft terdege dat de algemene beschouwing in veel gevallen is verworden tot een nutteloze plicht, ingegeven door het verlangen er bij te horen. Dat is heel jammer, omdat het niet de bedoeling kan zijn.
Maar feit is dat een niet meer door te komen woordenbrij op de respectievelijke colleges wordt losgelaten; dat zelfs alleen maar op het effect wordt gewerkt, soms ook op het gemoed. Wat men aanvankelijk ziet als zeer heftige politieke aanvallen of zeer fundamentele benaderingen van het beleid, blijken later niet meer dan een paar handstandjes te zijn geweest. En nogmaals, dat is jammer. Veel praten is zelden zinnig. Teveel praten is lachwekkend en te lang praten is een blijk van ongeloofwaardigheid. Maar dat neemt niet weg dat de algemene beschouwingen in de mode zijn en dat ieder raadslid er zich met een parmantige overgave op stort.
| |
Problemen
Het doet warempel deugd dat de discussie over de toekomst van de kleine kernen nog steeds in alle hevigheid voortwoedt. Daarmee is het bewijs geleverd dat het zeer wel mogelijk is een heleboel mensen op de been te krijgen voor een zaak die wel degelijk echt belangrijk is.
Het grote probleem - en waarschijnlijk ook de grote misvatting - van de democratie is dat men geneigd is de mensen over alles te laten meepraten, zelfs over dingen die hen totaal
| |
| |
niet interesseren. Veel problemen zijn kunstmatig; ze zijn verzonnen door vergaderfanaten en rapportenschrijvers.
En als de mensen dan geen zin hebben om daar langdurig over te praten, dan deugen de mensen niet, dan zijn de mensen zich niet bewust van hun situatie of worden ze voor passievelingen aangezien. Zonder denigrerend te zijn, mag je zeggen dat de discussietechnieken juist op de kleine dorpen het minst verfijnd zijn. Bovendien is men daar snel geneigd een bestuurlijk goed doordachte zaak zonder al teveel verbaal tegenspel te accepteren. Dat is niet zozeer een kwestie van lijdzaamheid, maar van gezond verstand.
Tenslotte kan een mens niet de lasten van de hele wereld en zelfs niet van zijn eigen leefwereld op de schouders torsen. De discussies omtrent het lot van de kleine kernen hebben geleerd dat de mensen wel degelijk te mobiliseren zijn en dat ze hun zaken met veel overtuigingskracht en goede argumenten kunnen verdedigen.
Het probleem waarover ze praten is dan ook duidelijk en weinig kunstmatig. Men prikt spoedig door de eufemismen die de geleerde heren gebruiken heen, men heeft snel door waar het precies om gaat en men kan zich al even snel een duidelijk beeld vormen van de consequenties.
De misvatting dat een probleem zichtbaar is op het moment dat men het stelt, vindt ruimschoots aanhang en dat is eigenlijk een heel merkwaardige zaak. Soms wordt het probleem gesteld, maar wordt het in een poging het te verduidelijken meteen vertroebeld.
Dat komt omdat men zeer slordig met de taal omspringt en omdat mensen die er hun beroep van hebben gemaakt problemen te stellen er wars van zijn zich echt duidelijk uit te drukken en kennelijk liever een grote hoeveelheid geleerdheid om zich heen verspreiden, dan echt na te gaan hoe en op welke manier de mensen over een zaak willen praten. Ik geef toe dat het niet gemakkelijk is. Maar de mensen uit de kleine kernen hebben het bewijs geleverd dat er nog hoop is.
| |
| |
| |
Samenzwering
Politieke kopstukken: ik mag ze wel. In hun electorale ijver zieltjes te winnen lopen ze, ook in de wat verderaf gelegen gewesten als het onze, de deur plat. Nette dames en heren, een beetje vermoeid van de campagne en vooral vriendelijk, want iedere stem is er een. Ik heb menig verkiezingsbezoek meegemaakt en ze bieden onveranderlijk dezelfde aanblik.
Voorin de dorpszaal staan een paar aaneengeschoven tafels die soms nog bedekt zijn met een groen tafellaken. Precies in het midden de microfoon die, zodra de voorzitter der vergadering, een lagere politieke grootheid wiens stem een beetje bibbert vanwege het hoge bezoek, het woord neemt, oorverdovend begint te loeien. De man spreekt dan te hard en het enige wat hij kan doen is paniekerig naar de versterker rennen om het ding af te zetten. Als het geloei eindelijk bedwongen is en na veelvuldig met de wijsvinger tikken tegen de microfoon bewezen is dat er veilig gesproken wordt, kan het feest beginnen. Na het welkomstwoord komt het kopstuk, voor wie in vele gevallen een lessenaar is neergezet, naar voren. De man begint met een kwinkslag om te laten merken dat hij het helemaal niet erg vindt om met het gewone voetvolk te praten en dat hij zijn hoge positie juist aan het politieke voetvolk dankt. Vervolgens debiteert het kopstuk de meest voorspelbare opvattingen die men zich maar denken kan. De liberalen foeteren tegen de socialisten en andersom. Er volgt een pauze en een vragenuurtje. Nu schrijdt de beroepsvragensteller naar voren die in de meest verheven bewoordingen een vraag stelt en daar aanzienlijk langer over doet dan nodig is.
Het kopstuk antwoordt gewillig. Hij is natuurlijk gehard door al die andere verkiezingsbijeenkomsten die hij al achter de rug heeft. Hij weet welk antwoord het meeste effect sorteert en hij kijkt er wel voor uit zich een politieke buil te vallen, want dat kost stemmen, handenvol stemmen.
| |
| |
Ik heb mij altijd getroost met de gedachte, dat het niet anders kan. Iets beters dan een goed functionerende democratie is nauwelijks denkbaar en daarom nemen we de rituelen, ook al zijn ze vaak lachwekkend, maar voor lief. Tenslotte krijg je geen stemmen, maar moet je ze werven. Ik heb eens met een politicus nagekaart over het fenomeen verkiezingsbijeenkomst. En de man verzuchtte: ‘Ik zou wel eens willen weten waarom al die bijeenkomsten overal hetzelfde zijn en waarom altijd dezelfde vragen gesteld worden. Het lijkt wel of de kiezers een nationale samenzwering tegen de partijen op touw hebben gezet’.
|
|