drie voornoemde renners, die bij den groep Alcyon behoorden:
- Hamerlinck zal zijn deel aan de leiding gaan, ofwel zult ge hem niet meer laten colleeren.
Gebeurde te Henin-Lietard.
En Fred, die, zonder beschutting en tegen den van bezijden komenden wind, aan 't worstelen was, één tegen drie dus, toen zijn band begaf. Of hij het anders zou uitgehouden hebben? Weten we niet.
Maar waarin hij het wel uithield, dat was in de kermiskoersen, waarin hij den ongekroonden koning werd. Ik weet het nog van die week toen hij er drie won: te Wondelgem, Heusden en Balgerhoeke. In dat slag was hij werkelijk onklopbaar. Maar 't belette hem algelijk niet op 't einde van 't seizoen, den grooten Wolberprijs te winnen, en daarmee bediende hij deze van antwoord die dierven schrijven en beweren:
- Een beste kermiskoerser, dat, ja, maar baanrenner naar den eigenlijken zin van 't woord, dat is Hamerlinck niet!
De waarheid is, dat deze door Ons Heere bedeeld werd, met uitzonderlijke athletieke eigenschappen, zonder daarom over een sterke gezondheid te beschikken. Van daar een klein tekort aan uithoudingsvermogen. Misschien wel omdat de nerveuse tert van den sprinter niet genoeg getemperd was.
Van sprinters gesproken, het is in dat eigenste jaar 1929, dat we Jef Scherens een baankoers wisten winnen bij de onafhankelijken, namelijk te Melsele. Maar laat het ons voorloopig bij Hamerlinck houden, want in wezen en zijn als renner, is hij altijd voor sportkronijkers meer geweest, dan een groote kermiskoerser en kampioen op de piste: ook een schier ondoordringbaar raadsel.
* * *