| |
| |
| |
De Flandriens en Koolskamp.
Vooraleer de periode af te sluiten van ‘vóór den oorlog’ - we bedoclen van vóór 1914 - meenen we even te moeten spreken over twee voorname dingen:
- Het Kampioenschap van Vlaanderen te Koolskamp.
- En de Flandriens van Mac Bolle.
De Flandriens immers groeiden min of meer uit een geding dat ontstond, na het Kampioenschap van Vlaanderen van 1912, waar twee gekombineerde groepen tegenover mekaar kwamen te staan, namelijk de Oost-Vlamingen Persijn, Abel en Guido Devoghelaere, met Anno en Pier Van de Velde, tegen de West-Vlamingen Leon Buysse, Rieten Van Lerberghe, Michel De Baets en Achiel Depauw. Over den uitslag van dien koers, over de verstandhouding ofte kombine der Oost-Vlamingen, werd er nog al veel geredetwist en geschreven, bij zoover dat het tot een uitdaging kwam van Oost - Vlamingen, die een match vroegen tegen de West-Vlamingen,. voor gelijk welke inzet.
Onnoodig te zeggen dat er meer werd gekakeld dan eieren gelegd, want de match die te Koolskamp moest geloopen, en voor een ‘reuzensom’, eindigde op den velodrom van Evergem met een uitslag, die alles behalve bevredigend was, omdat 't meeste paart der deelnemers - 't kwaad dat er lijk bij bemoeid was - dien dag lijk uit den haak waren!
Maar 't is eender, uit die wisseling van gedachten en gevolgentlijk uit het verloop der koersen, of uit de uitslagen was te leeren, dat er voor koppelkoersen uit de vereenigde krachten der West- en Oost-Vlaamsche renners, een ploeg te maken was, die het gerust tegen de beste renners van de wereld kon opnemen, in de zomervelodroms wel te verstaan, waar er meer van de macht gevraagd werd dan van de lenigheid.
| |
| |
In de wintervelodroms was het tegenovergestelde waar, en dat leerden we tijdens de Zes Dagen van Brussel in Maart en December van 1912. Want Michel De Baets en Persijn of Van de Velde, om er nu maar deze bij te halen, konden hun man en hun stuk staan, naast de beste pisterenners op open velodroms, wat niet het geval was op die ‘Amerikaansche molen’ van de ‘Kroonlei’, waar we beurtelings Root-Hill en Collins-Drobach krachttoeren van zuiver snelheid wisten verrichten - kwestie van meer de gewoonte te hebben, van op die rappe pisten te rijden.
Maar ook dàt zouden de Flandriens leeren, zooals we straks zullen zien, en redelijk rap. Want op 't einde van 1913 kregen we te Brussel een nieuwen wintervelodrom, dank zij het initiatief van den gewezen sprinter Fernandez, die, lijk we reeds zegden, niemand anders was dan den huidigen bestuurder Ernest van Hammée.
* * *
Maar laat ons even tot de Flandriens terugkomen, waarmee Mac Bolle van wal stak in de 24 uren - zaliger memorie - van December 1913, op den Wintervelodrom van Brussel.
Wie Mac Bolle was?... Is gedurende langen tijd een mysterieus persoontje geweest, die zich achter dien deknaam wegstak om... ja, 'k weet niet om welke reden!
Maar van af zijn optreden leefde ik in de onmiddellijke omgeving van Mac. Daarmee dat we altijd zoo goed wisten wat hij ontworpen of voorgenomen had. Voor ons had hij geen geheimen. En dat kwam wel min of meer, omdat hij in 't eigenste huis geboren was, waar ik op de wereld kwam, op 't zelfde uur en in 't eigenste jaar!
Zijn vader was den mijne, en ik zei ook moeder tegen de zijne.
Mac had een proefloop gedaan met een paar koppels,
| |
| |
in de Zes Uren van 't Karreveld in den zomer van 1912, en in 't vooruitzicht der Zes Dagen van de Kroonlei, en tegen dat Van Hammée wilde uitpakken met zijne 24 Uren, die moesten dienen als proefloop voor de Zes Dagen van 1914, had Mac Bolle een flinke ploeg op 't papier staan, namelijk: Miel Aerts - Henri Van Lerberghe, Michel De Baets - Aloïs Persijn, Pier Van de Velde - Achiel Depauw, Leon Buysse - Arthur Maertens, met Cesar Debaets - René Anno als reserve.
Hoe de Brusselaar Miel Aerts in het kamp der Flandriens verzeild was? Ja, dat was aardig gekomen.
Eerst was er overeengekomen dat Van Hauwaert, die te dien tijde de ‘pinkelende ster’ was aan 't firmament der velodromkoersen, met Van Lerberghe zou rijden. Maar menschen die meenden van het beter te weten, die 't aan Cyriel afrieden, voorwendende dat ‘Rieten veel te zot was in de koersen’.
Van Hauwaert beet er in, en op 't laatste oogenblik zegde hij Van Lerberghe af, om Fons Spiessens te verkiezen, die ten andere een der beste specialisten was van lange afstandkoersen.
Maar de Flandriens, die 't lijk zoo moeilijk verkropten, dat Van Hauwaert ‘hun’ Rieten niet wilde, en de voorkeur gaf aan een Antwerpenaar, zoodat het tot het besluit kwam:
Ewel, we zullen ze 'nen keer leeren koersen!
Die ‘24 Uren’ kwamen, met de overwinning van Van de Velde - Depauw tegen Debaets - Persijn en Aerts - Van Lerberghe in den sprint, en twee ronden voorsprong op de beste renners van die tijden, Van Hauwaert-Spiessens inbegrepen.
Aerts en Persijn raakten mekaar in vollen sprint, tijdens de laatste 100 meter, en stuikten ten gronde. Pier Van de Velde, die achter hen lag, reed over de gevallen renners,
| |
| |
en won op die wijze een sprint, die hij anders zou verloren hebben.
Die 24 Uren hadden een moorddadig verloop, omdat de ploegen van Mac Bolle met saamgepakte krachten storm liepen, en niet versaagden of stopten, vooraleer Van Hauwaert - Spiessens, Miquel - Leviennois, Van Bever - Van den Berghe en Sergent - Cruppelandt gedubbeld werden. Van deze vier ploegen kon nochtans gezegd: dat ze mochten wedijveren met de besten van de wereld!
Maar op dien dag was er tegen de Flandriens niets te doen. Nooit te voren wisten we zoo hardnekkig kampen en strijden op een velodrom. En 't was aan te voelen dat er gevoelens van wraak bij waren. 't Is niet alleen op de piste dat er gestreden werd. Ook op het binnenplein werd er gevochten, tusschen renners en verzorgers, tusschen supporters en toeschouwers, tusschen partijgangers en tegenstrevers van de Flandriens. De koersleiders hadden meerdere malen in te grijpen en te straffen, en het geding eindigde op een beroemd geworden zitting van het sportkomiteit, waar straffen, boeten en schorsingen uitgesproken werden bij de vleet.
De Fransch schrijvende bladen spraken van ‘halve wilden’, die naar de hoofdstad gekomen waren, en de Vlaamsche bladen beweerden dat men partijdig en onrechtveerdig was geweest tegenover de Flandriens, die ‘koers’ gehouden hadden zooals men het nooit te voren zag.
Maar dat bracht in elk geval dit bij: dat de Zes Dagen van Brussel, in 't begin van 1914 te betwisten, het niet zouden kunnen zonder de mededinging der Flandriens van Mac Bolle. Dat leerden de sluwe inrichters maar al te wel, uit de veelbesproken artikelen der dagbladen, na die beruchte 24 Uren.
En daarmee was de ploeg van Mac Bolle voor goed de wijde wereld in.
* * *
| |
| |
't Is in die Zes Dagen van Brussel dat ze eigenlijk hun naam en hun faam hebben gevestigd.
Van sedertdien hebben we veel Zes Dagen gezien, bijgewoond en doorgemaakt. Zoowel in Amerika als in Europa. We hebben er zeker wel een honderdtal op ons boekje staan. Deze als dubbelganger van Mac Bolle, gene als sportjournalist, ginder als mede-inrichter ofwel als scheidsrechter. Over die Zes Dagen schrijven we een afzonderlijk hoofdstuk, maar intusschen kunnen we 't beamen, zonder vrees van door iemand tegengesproken te worden: dat die Six Days van 1914 de geweldigste, de rumoerigste en de felst betwiste zijn, die we ooit hebben gezien of bijgewoond.
Daar waren drie kampen of groepen: de Amerikanen Moran-Mac Namara, Root - Thomas en Walthour - Cameron onder leiding van den beroemden Mac Farland; de Franschen Miquel-Lapize, Trousselier-Leviennois en Perchicot-Comes onder de leiding van den fijnen Raoul Coste, waarbij Stol-Van Hauwaert zich aansloten; en de Flandriens van Mac Bolle: Marcel Buysse-Van Lerberghe, Leon Buysse-Depauw, Van de Velde-Van den Berghe en Michel De Baets - Persijn. Onnoodig te zeggen dat er ongemeen veel belangstelling ontstond, en vanaf den eersten dag de ‘bak’ vol liep. Dat kwam ten grooten deele, omdat bijna alle dagbladen met de gebeurtenissen der laatste 24 Uren voor den dag kwamen, en het in 't woord liep ‘dat Mac Bolle aan Coste en Mac Farland eens les zou geven inzake betwisten van Zes dagen’.
Wij hebben het al geschreven dat Marcel Buysse naar die Zes Dagen trok, zonder ernstige oefening. En eer dat we 24 uren verder waren, werd de ploeg Buysse - Van Lerberghe gedubbeld, wat veel ontgoocheling verwekte bij de toeschouwers en ontsteltenis in den ploeg der Flandriens, die begonnen met wraakzuchtige plannen op te maken, uitzondering gemaakt voor Buysse zelf, die kost wat kost
| |
| |
wilde opgeven, ‘omdat het hem tegenstak van altijd rond te moeten rijden op 't zelfde plekje’!
Zijn eigen woorden. Maar Mac Bolle, die niet liet begaan, en Buysse in zijn kabien opsloot, zoo dikwijls of er te rusten viel. Na de eerste ontmoediging kwam de heropleving, en Buysse vertelde aan al wie 't hooren wilde:
- We rusten niet vooraleer we onze ronde achterstel. terug hebben!
En gedurende 36 uren was 't een gedurig worstelen en wroetelen om dat achterstel in te halen. Al vruchteloos, bij zooverre dat Mac Farland en Coste bij Mac Bolle gingen om te zeggen:
- Ge ziet wel dat het niet baat, de anderen laten niet begaan, en de ronde nemen ze niet terug.
- Dan maar voort gedaan tot ze er allen bij vallen,... zei Mac Bolle.
En tijdens het 37e uur van die lange en ononderbroken jacht en schermutselingen, namen Buysse en Van Lerberghe hun ronde terug, onder het oorverdoovend gejuich van de 20.000 aanwezigzijnde toeschouwers.
Zooveel begeestering en vervoering te voren nooit in een velodrom gekend of geweten.
Nadien heb ik 't vernomen: 't is op aanraden van Coste en Mac Farland dat de tegenstrevers tenslotte ‘lieten begaan’.
- Anders rijden ze u steendood!
Moeten ze gezegd hebben.
* * *
Maar het hoogtepunt van den kamp en strijd werd bereikt, op dien Zondagmorgen van den laatsten dag.
Op een gegeven oogenblik, en na vele onrustige uren van jachten en uitloopen, demareeren Stol, Moran en Lapize te gelijk. Van Hauwaert, Mac Namara en Miquel zaten
| |
| |
op den sprong, en eer dat de tegenstrevers goed hadden gezien wat er gaande was, hadden deze drie ploegen een halve ronde voorsprong. Dat rook natuurlijk naar een opgezet spel. Maar Mac Bolle, die niet bij de pakken bleef zitten, en zijn leeuwen los liet. Marcel Buysse - Van Lerberghe en naderhand Leon Buysse - Depauw vervoegen de leiders, terwijl De Baets - Persijn vallen met Van de Velde-Van den Berghe; een onbeschrijfelijk gewoel en geharrewar hangt in den velodrom. Toeschouwers en verzorgers mengen zich in het debat dat ontstaat, toen Moran werd omver gereden door Pier Van de Velde, die beweerde dat deze het hem had voren gedaan.
Verzorgers worden handgemeen. Renners gaan te werk lijk razenden. De koers moet stil gelegd, en wordt weer hernomen. Intusschen is 't zes ure van den morgen geworden, en de gemoederen die maar niet bedaren, noch bij renners noch bij verzorgers, noch onder de toeschouwers. Deelnemers geven op. Boeten en straffen worden uitgesproken. De managers zoeken hun mannen te bedaren. Niets helpt of baat, en 't einden raad, beslist de scheidsrechter den koers stil te leggen, terwijl de bestuurder order geeft om 't licht uit te draaien.
Heel de velodrom ligt in den donkeren, en na ongeveer twee uur wachtens verlaat het publiek langzaam en met tegenzin het gebouw, dat gedurende meer dan zes uur gedaverd heeft op zijn grondvesten, van het gejoel en het geweld. Werkelijk, dit zijn de geweldigste Zes dagen die we ooit hebben gezien.
Ze werden gewonnen door Stol-Van Hauwaert, voor Lapize-Miquel en Moran-Mac Namara. |
|