Voorwoord
Ik zou een boek schrijven!
Dat gedacht zat me al lang in 't hoofd. 't Is mijn goeievriend, wijlen Ward Vermeulen die 't er in hong, zooveel jaren geleden.
Met dat gedacht, en het voornemen van het uit te voeren, liep ik jaren lang rond. De wil was er en de goede bedoeling, maar... een boek schrijven?... Of ik dat wel kon?...
In mijne loopbaan van Sportjournalist, veel witte bladen papier zwart gemaakt. Misschien wel genoeg om er heel wat boeken mee te vullen. Is brood dat gemakkelijk bakt: kort gekneed! Maar boeken schrijven? Is werk van langen adem, en van menschen met gezeten geest!
Ik schreef eens - 't was in 1914 - de vier eerste bedrijven van ‘Caïn's Zonde’, op eene heen- en terugreis van Berlijn! Maar 't vijfde bedrijf?... Kwam eerst moeizaam op de wereld in 1921!... Misschien wel omdat ik geen gezeten geest heb!
En nu?... Ja, 'k heb er me eindelinge aan gezet. 't Is Pater Callewaert die 't zei: GE MOET!
Waarom moeten?...
- We lazen 't al dikwijls in de bladen, dat men koersen kan winnen op één wiel! Dat men kan kreveeren, en algelijk weer bij komen! Dat men plat valt en ronden neemt, of op kop gaat en aan de wielen hangt! Dat taaltje hebben we op den duur leeren begrijpen en verstaan. Daar weten we dus genoeg van! Maar men heeft ons, en aan de menschen, nog niet genoeg gezegd hoe en wat men te doen heeft, opdat de verstandelijke mensch ook zijne gading vinde in de Sport! En dat moet gij!
Volgens Pater Callewaert heb ik dus eene zending: een predikheer in sportkostuum!