van eenvoudige rechtvaardigheid, want ondanks zijn respectabel en veelzijdig oeuvre is er nooit een zelfstandige publikatie óver hem verschenen. Past Rob Nieuwenhuys in de reeks van De Engelbewaarder, waarin overigens niet alleen perifere schrijvers aan bod zijn gekomen? Ik vermoed dat niet iedereen deze vraag bevestigend zal beantwoorden, al heeft Nieuwenhuys zelf geen twijfels, getuige zijn uitspraken in een interview met Corine Spoor in De Tijd van 30 maart 1979:
‘Een kampvriend zei eens dat hij niet begreep waarom ik zo'n hang had naar zonderlingen, randfiguren. Zelf vond ik dat heel normaal. Ik leid mijn hele leven al een burgerlijk bestaan, ben altijd een deugdzame leraar geweest, ben nooit gescheiden, doe geen wilde dingen. Mijn avonturen beleef ik in het bestuderen van wat ik noem de “periferen”, of zoals de Engelsen het zeggen de “marginal man”. Maar als je nu vraagt: wat ben je dan, burgerlijk of avontuurlijk, moet ik zeggen: allebei. Ook daar heb je weer die “gespletenheid”.
Ik behoor zelf tot die “perifere” groep, ik sta op een breuklijn. Vroeger dacht ik dat je dan “gespleten” moest zijn, maar nu besef ik dat het een bron van inspiratie is, om dat rotwoord maar eens te gebruiken. Het geldt niet alleen voor literatuur en wetenschap maar allereerst natuurlijk voor mijn afkomst, tussen twee vaderlanden.
Inwendig voel ik elementen in mij van het Javaanse denken en toch ben ik het produkt van de Europese cultuur.’
Hiermee is de titel van dit nummer van De Engelbewaarder verklaard. Een nummer dat een groot aantal bijdragen telt van mensen die Rob Nieuwenhuys in een bepaalde periode van zijn leven van nabij hebben meegemaakt. Deze bijdragen zijn in chronologische volgorde geplaatst en vormen tezamen in grote trekken een biografie. We hebben Nieuwenhuys zelf gevraagd over zijn ouders en zijn kinder- en jeugdjaren te schrijven, wie zou dat beter kunnen? Wat zijn oeuvre betreft, hebben we de voorkeur gegeven aan een drietal eerder verschenen maar niet zo gemakkelijk bereikbare artikelen, die tot de beste behoren die er over Nieuwenhuys zijn geschreven. Het artikel van Albert Besnard geeft een analyse van de sociale en culturele achtergronden van Vergeelde portretten, terwijl prof. E.M. Beekman deze roman meer literair benadert en Nieuwenhuys plaatst als schrijver. Prof. H. Baudet schrijft uitvoerig, kritisch en waarderend over de Oost-Indische spiegel, het monumentale handboek van de Indisch-Nederlandse letterkunde.
De Engelbewaarder houdt op te bestaan, de redactieleden zullen zich ieder op hun eigen manier met literatuur blijven bezighouden. De kern van de oude redactie zal een nieuw tijdschrift beginnen, anders van opzet en met een andere naam. Maar weer zullen de perifere schrijvers er rijkelijk in vertegenwoordigd zijn. Rob Nieuwenhuys heeft als eerste zijn medewerking toegezegd.