Pappie
Manuel van Loggem is, als redakteur van het Algemeen Dagblad, de laatste geweest die Nescio én zijn echtgenote heeft geïnterviewd. Zijn verhaal is te vinden in de krant van 7 januari 1961, waaruit hier de saillante gedeelten:
‘Tijdens het gesprek in de huiskamer van zijn Amsterdamse woning zit zijn vrouw naast hem om hem bij de herinneringen te helpen. Er is tussen Nescio en haar, in een zo langdurig huwelijk, een verstandhouding gegroeid, waardoor zij kan dienen als de ideale tolk voor wat er omgaat in de man die de onvergetelijke figuur van Japi, de “uitvreter” heeft geschapen.
[......]
- Je hebt dat zakendoen nooit erg leuk gevonden, nietwaar pappie?, zegt zijn vrouw. En Nescio knikt instemmend.
Maar hij heeft er toch goed gewerkt, want hij is er begonnen als correspondent, en hij is er als directeur geëindigd.
- En daarna? Wat hebt u na uw pensionering in 1940 gedaan?
- Niks, gromt hij. Ik ben gezellig in de stad gaan wandelen, ik ben wat uitgegaan en heb wat gelezen.
- En hij las veel, voegt zijn vrouw er aan toe. Dickens en Multatuli. Ik herinner me nog dat hij me, toen we verloofd waren, dadelijk Multatuli begon voor te lezen.
-Van welke schrijvers houdt u nog meer?
Hij denkt diep na en mompelt namen: Andersen, Zola, Balzac, Galsworthy. En ook detectives.
-En van de Nederlandse schrijvers?
-Elsschot.
- En Belcampo?
- Nee, die niet. Wel zijn Zwerftocht, maar die latere verhalen niet meer. Hoe hij nu op hoge ouderdom tegenover zijn jeugdwerk staat?
- Ik vind het nog leuk. Er komt gauw weer wat uit.
[......]
Hebt u na die tijd helemaal niets meer geschreven?
- Nee, ik heb alles in het begin gemaakt. Ook wat er nu nog zal uitkomen. Ik heb gezegd wat ik zeggen wou. En je kan d'r niks meer uitkrijgen, als 't niet van binnen uit komt. Ik kan geen maatwerk fabriceren.