Meestal knikt hij. Hij heeft het hoofd van een held, aan wiens vergruizeling het leven de handen vol hebben zal. Als zijn vrouw stil valt, komt hij opeens met een zinnetje, vol verachting, helemaal de man, die schreef: ‘Het leven heeft mij, goddank, bijna niets geleerd. “Het leven heeft mij véél geleerd”, zegt de ouwe sok.’
‘Beschikt u nog over ongepubliceerd werk?’ vraag ik.
Hij knikt.
‘Ja. Opzetjes. Niet klaar. Maar ik doe er niks meer aan. Ze zijn goed zo... Ze liggen daar, in mijn bureau...’
Vroeger hing boven dat bureau een spreuk, die inhield, dat de neergaande lijn des levens de langste is, maar die heeft - symbolisch genoeg - moeten plaatsmaken voor een dartel, uitbundig schilderij van zijn kleindochtertje.
‘Wat leest u nu graag?’
Ik had gehoord dat hij zich in de oorlog door de veel-delige memoires van Von Moltke heenvrat ‘om nog méér de pest aan ze te krijgen’.
Nu zegt hij:
‘De grappenmakers. Ik vraag ze bij pakken tegelijk op zicht bij mijn boekhandelaar. Van u heb ik ook een heleboel gelezen...’
En om mij voor de zonde der ijdelheid te behoeden:
‘Ja, ik lees tergenwoordig alléén maar dingen, waar ik niet bij hoef na te denken.’
Maar als even later in het gesprek de titel valt van een prominente Nederlandse roman, blijkt hij die ook gelezen te hebben. Naar zijn mening gevraagd, verklaart hij:
‘Dat is een ón-boek.’
‘Nee, pappie, dat moet je nou niet zeggen,’ antwoordt zijn vrouw, ‘het pakt je toch wel aan...’
‘Ja,’ mompelt hij grimmig in die serre, ‘dat doet de cholera ook.’
KRONKEL
De betiteling ‘on-boek’ die Simon Carmiggelt in zijn Kronkel in Het Parool van 25 juni 1956 aanhaalde, gebruikte Nescio óók in het interview met Simon Vinkenoog in de Haagse Post van 6 juli 1957:
En leest hij nog veel?
‘Ach nee, er is eigenlijk niets, hè?’
We dringen aan, noemen titels en namen,
‘Die onwerkelijke figuren van Belcampo vind ik eigenlijk maar