Een troostbrief van jonker Loswambes
Aan den geleerden Heer * * * *, die op die tyd deerlyk wiert gepynigt door het voeteuvel.
Het is niet moeylyk om te raan,
Dat ik, die 't op de fles en Fillis heb gelaan,
Op Savoplan's roost beef, op Jolitemps botargo,
Ansjovis, kavejaar, en op liqueurs, die 'k largo
Gulp in het spuyzichts arsenaal,
Of by Brecourt, zo voor als na het middagmaal,
Te deerlyk nu en dan aan 't pootje zit gekluystert,
Gekoust in roode baai, waar na de voetplaag luystert.
Doch hoe dat zulk een sober man,
Zo spaarsaam by de pop en kan,
Die voor geen Epikuur ooit by 't gemeen geboekt was,
En nimmer met het nieuws eens vreemde poes gedoekt was;
| |
Die nooit den drempel van Tonyn
Betradt, om uyt de borst eens vol en dol te zyn;
Geen sesde zin kon, noch weet wat een versche pels is,
Maar voet by stek houd, en te vrede met zyne Els is;
Hoe zulk een man, zo heerlyk, en
Zo deerlyk als ik iemand ken,
Door 't acidum geplaagt, geknaagt wort, en geschonden,
Is een geheym by my, tot noch toe niet gevonden.
Daar 's Bontekoe, die zegt in zyn proces verbaal
Der kranktens, 't diep gedacht veroorzaakt deeze quaal,
Dat we' op de rustbank zullen knorren,
Wanneer den geest te hoog dreygt luchtwaards op te snorren,
En hoe 't verstant gelyk is aan het grof geschut,
Dat bergwaards opgeheyst valt rug'lings in een put.
[p. 25=56] 'k Geloof, myn vriend in baai gekast,
Dat deeze hypothesis uw past;
En 'k zeg het zonder wrok of schennis,
Uw breyn zo vreeslyk ryk in kennis,
Is als of iemant aan de kluys
Eens Monniks klopt, en roept, is de broeder dikkop 't huys?
Dus dient men op uw huyd te kloppen,
En vraagen, zit uw ziel ook thans in uwe noppen?
Uw geest, 'k bekent 't, is ongemeen,
Bequaam, om zelfs den gouden steen
Der zo genaamde scheykonsts wyzen,
't Ontdekken, langs Vorst Gebers vyzen.
Doch wilje dat uw hand, of poot,
Werd van zyn friesche laers ontbloot,
Zyd blyde en vrolijk, drink, en klink gelijk een krekel,
Dan hoefje uw voet niet eens te doopen in de pekel;
't Antipodagricum, dat ik het heylzaamst acht,
Is vreugdenolie, die helpt veylig, ras, en zacht.
|
|