Maandag, den 13. October 1727.
HOe en op wat wyze zal ik nu myn afscheyd neemen van den Leezer? vraagt den Echo des Weerelds, die eens van ter zyden heeft gehoort, dat de Bewysredenen en de Woordvitteryen geen Schulden betaalen, dat de Oude Vogels niet te verschalken zyn met Kaf, en dat men de Advokaaten geen rad voor de oogen kan draaien door de schuymende Argumenten. Zal ik den Leezer het laatst Vaar wel toeroepen in een Ciceroniaansche of in een Galenische styl? Neen het eerste is buyten de bevatting der Koffihuys staatkundigen; en het tweede mogt misduyt worden by sommige Geneesheeren, die zich geen kleyntje zouden belgen, dat ik de geneeskundige termen, veeltyds hunne eenigste verdiensten, te grabbel wierp voor de doorzichtige Leeken. Wat dan gedaan in dit punt des tyds nu de Koorts van Vaar wel op het zinken staat, en dat den