konstiglyk de welgemaakte Heeren die zy ontmoet belonken? Ey lieve geef eens acht hoe zy speelt met haare met gouddraat geborduurde kameryksche Halsdoek, hoe looslyk ontbloot zy haar schoone hand uyt die sneeuwitte kabretleere handschoen, als of zy iets van haare opschik wilde verschikken, en hoe behendiglyk ontdekt zy haare Tetten? Uyt die, en uyt duyzende andere aanduydingen, besluyt ik, dat die Dame geen Man te vergeefs zou laaten zuchten aan haare voeten. Doch om uw nog meer te overtuygen, ik gaf haar zo aanstonds een wenk, die zy beandwoorde met een lonk; derhalve laat ons die Passagiesloep gaan aan boord klampen, en de Prys is ons. Zo dra had hy die woorden niet geuyt of hy ley die onbemande Boot aanboord met deeze betuyging.
Mevrouw, sprak hy, ik zweer by uw Schoonheyt, ook ken ik geen dierbaarder Eed als die, dat ghy in een ogenblik myn ziel hebt verroovert; en indien je zo goed gelieft te zyn om die Luystervink van een Meyd te laaten ter zyden gaan op een behoorlyke tusschenwydte, zal ik de eer hebben van uw iets, dat uw mogelyk niet onaangenaam zal zyn, te communiceeren.
De Juffer beval fluks aan het Meysje van te defileeren, waar op myn Vriend aldus zyn Aanspraak vervolgde. Alzo ik weet dat de Liefde niet kan aazen op de Lucht gelyk als een Kamelioen, wil ik uw een zekere gonst niet afvorderen, gratis: maar aan den andere kant, Mevrouw, ben ik verzekert dat ghy te edelmoedig zyt om een al te hooge prys te stellen op die zekere gonst. Goud gelyk als je weet, kan te duur gekogt worden; doch ik hoop dat ghy uw zult vergenoegen met de prys van de markt. Ik heb twee zaaken Mevrouw, die myn voorrecht bepleyten, kracht en Geld; doch ik zou die beyden gaarn willen verorberen, niet verspillen. Wat andwoort Madame? De Oogen van die Juffer verklikten zichtbaarlyk de toestemming van haar ziel, zy stont stil, en wiert schaamroot, en zo een schoon rood bevlamde haare wangen, gelyk als wy zien in het firmament des Hemels ontrent het daalen van de Zonne. Toen myn Vriend nu zag dat de koop zo goed als geslooten was, keerde hy om na my, en sprak; wat zegje, Broeder van de naald, verstaa ik dat spel? Ghy wilde my dien Krystogt ontraaden, en