Apollogenes aan Sosias.
Geen Man op den aardbodem was ooit in slimmer omstandigheden als ik thans ben. Ik mainteneerde wel eer een Maitres, en ik beminde haar; doch na een maand a ses weeken wierd ik haar wars, en om eerlyk te worden, neffens myn gebuuren, nam ik een Wyf. Ik trouwde aan een ryke en schoone Juffer; maar alhoewel ik myn bekoorlyke Bedgezelin ieder nacht genoot, echter kwam de vlam voor myn gediskarteerde Maitres weer boven; en nochtans tart ik een man, wie het ook zy, van een Vrouw beter te beminnen als ik. Maar hier hebje het lek, als ik de eene bezit, kan ik my niet weerhouden van te denken aan de andere; en dus als ik myn Wyf streel, bezweert myn ondeugent geheugen het denkbeelt op van myn Maitres; en op de eyge wyze als ik omcirkelt leg in de bouten van myn Maitres, komt den eene of den andere booze geest, en brengt me myn Wyf in 't hoofdt. Kortom, myn geval is gelyk aan een Stuurman op zee, die aangetast wort door twee tegenstrydige winden, dewelke worstelen om de Hoofdvoogdy des Oceaans, en zyn arm vaartuyg onbarmhertiglyk beuken over 's hands. Is 't geen wonder hoe ik twee zulke onverdraagbaare Belangens, als een Vrouw en een Maitres, kan herbergen in eene boezem? Echter is het waar, en daarom wensche ik dat myn Vrouw en myn Maitres haare paerden wilden 't zamenstallen, en vreedzaamlyk huyshouden onder een Huysdak, zonder de minste Jaloesy of Gemelykheyt. Doch dat Mirakel zal ik nooit beleeven; want schoon dat een Maitres, mids dat 'er geen Geld ontbreekt, den Galant laat speelen in 't hondert, echter zal dat onhandelbaar smeekent Dier, genaamt een Wyf, liever den Man alles zien doorbrengen, ja 'er alle haare Grootmoeders Juweelen by opzetten, dan dat hy de aldergeringste Somme van Liefde zal betaalen in eenige 's Lands schatkist, als in haar eygen.
Uw Vriend.
Krank in dat Gasthuys.