| |
Verzameling van beelden, groepen, fonteynen, thermen, vaasen,
En andere prachtige Cieraden van het Koninglyk Paleys en Park van Versailles,
Alles na de Origineelen zeer konstig in 't Koper gebragt, door Simon Thomassin, Konstplaatsnyder des Konings, etc.
Thans ben ik werkelyk bezig, om dat Boek, bestaande in Twee Hondert en Achtien Konstplaaten, te verryken met Historische, Oudheidkundige, Vrolyke, Genees-Oordeel- en Zeede- | |
| |
kundige Verklaaringen, welke Verklaaringen genoegzaam alle de hier voorafgaande Konsten en Wetenschappen zullen vervatten. Ik zal op dit Blad de Wyze der Behandeling aantoonen, en dewyl ik onderdel dat den Leezer thans het Oogwit des Schryvers bevat, gaa ik zonder een uytgestrekter Omslag beginnen.
| |
De wapens des konings.
Drie Witte Lelien op een azuure velt
Voert het geduchte Schild van Vrankryks Strydbanieren,
Een Schild dat door de Faam en Pallas is verzelt,
Gewoon de Krygstrofeen der Vorsten telaurierer.
De Wapenschildkunde is eerst in't licht gekomen in de Tiende en in de Elfde Eeuw, want men bespeurt geen de geringste Tekens van eenige Wapens op de Grafsteden der Vorsten, Edelluyden, en Schildknaapen, begraaven voor dat Tydbestek. De alderoudste Tomben pronken alleenlyk met eenige Kruyssen, Gottische Opschriften, of ten uytersten met de Afbeeldsels der Overleedenen. Den Paus Klemens de Vierde, die hemelde in het Jaar Duyzent twee hondert acht en sestig, was den Eerste der Paussen die zyn Graf dee vercieren met een Wapen-Schild te Viterbo.
Vrankryks Schild vervat Drie Witte Leelien, zynde de Waan als of dat Ryk eertyds Drie Padden had gevoert, voor een Fabel geboekt by de Geleerden. Het is waar dat zommige onrype Oudheydkenders de Weerelt willen diets maaken, dat men nog eenige Overblyfselen van die Padden zien kan op de Stadspoorten van Bajonne, doch daar voor dienen wy de iu die Eeuwen onkundige Schilders en Beeldhouders te bedanken, die ontrent zo veel Onderscheyd widen te maaken tusschen een Leelie en een Pad, als de Antwerpsche Vrydagsmarkts Schilders maaken tusschen een Hobokens Edelman en een Vlaamsche Boer, en die zo vlug ter Penseel zyn dat zy een Dozyn Apostelen maalen met eene Streek, en'er dan gewoonlyk de Madonna op toegoeven.
| |
| |
Garcias den Vierde, Koning van Navarre, is den Instelder van de Ridderorden van O.L. Vrouwe der Leelien, en zulks gelchiede ter Eere van een Wonderwerkent Beeld ontdekt in een Leelie te Nagera, door wiens Bystant die Vorst, die op dat Moment der Beeldvinding krank was, wiert herstelt. Om nu zyn Erkentenis te betuygen voor die mirakeleufe Herstelling, en om dat Beeld op een eerlyke wyze te plaatfen, liet hy een Kerk en een Klooster stichten, waar in hy de Monniken van Clugny stelde, en vervolgens wiert die Ridderorden opgerecht, over dewelke die Koning en zyn Navolgers Grootmeelters begeerden te zyn en te blyven. Die Leelieorden bestont uyt Acht en Dartig Adelyke Ridders, die een Gelofte deeden om de Mooren, de Erfvyanden van dat Ryk, het hoofd te bieden. Zy voerden op hun Mantels een zilvere geborduurde Leelie, en op de plegtige Feestdagen, waaren zy omhangen met een goude Keten doorstrikt met verscheyde Gottische M, aan het eynde hing een goude Witgemalieerde Leelie, die voorsproot uyt een groen Veld, en bekranst was met een groote M.
| |
Bacchus een Antyk.
Den jonge Wyngod in een Leeuwenvel gedoft
Belonkt de rype Druyf en grypt de Wyngaardranken;
Dat Zinnebeelt bewyst ons, dat den Nieuwe Most
De Teugd vry beter smaakt als alle Apteekers dranken.
Dat bovenstaande Beelt verbeelt den God des Wynstoks, hy is bekleet met een Diershuyd, en heeft met de Rechterhand een Druyvenrank gevat. Den Rank is het Zinnebeelt des Wyngods, en de wilde Diershuyd beduyt beeldspraakelyk, de Wreedheyt en de Onbescheydenheyt schuylende onder dien Drank.
Bacchus was een Zoon van Jupyn en van Semele, volgens de getuygenis van Orpheus, in een van zyn Lofzangen. Doch die Zangerdoet zyn eens gegeeven Woord niet gestant in een tweede Lied, als die aldaar zingt dat Proserpina de Koningin der Hel zyn Moeder is, een waarde Moeder voor alle Dronkaards en Ligtemissen. Ook voegt hy 'er by, dat Sabasius dien verzoo- | |
| |
pen God vastnaayde in zyn, 's Vaders Dey, dat zyn Moeye Ino hem naderhant in het heymelyk opvoede, en hem eyndelyk overgaf aan het Opzigt der Nymfen, Doch Meleager beweert dat Bacchus wiert opgevoed door de Uuren, de Dochters van Jupyn en van Themis. Of zulks waar of onwaar is zullen wy niet betwisten, altoos het blykt dat hy 't zedert de Manbaarheyt die Roede is ontwassen, dewyl'er geen Natie is bekentdie min na de Uuren luystert, als de Natie der Dronkaards door Gewoonte. Ook zingd dien voornoemde Zanger, dat Bacchus een Hermaphrodiet is geweest, en dat is niet buyten den haak gepraat, want beyde Mannen en Vrouwen zyn verzot op zyn lekkere Geschenken. Ovidius geeft aan den Wyngod een eeuwigduurende Jeugd, en daar aan hangen wy ons Zegel, dewyl de Ondervinding ons doet zien, dat Anakreon en den Echo des Weerelds jeugdig zyn en blyven op de Hoogte van hun Sesde Bouteille.
Bacchus wiert by de Indiaanen geeert en aangeroepen onder den Naam van Dionysius, by de Egyptenaaren onder die van Osiris, by de Romeynen onder die van Liber, en by de Grieken onder de Benaaming van Bromius. Den Heer Samuel Bochart is van gevoelen dat den Naam Bacchus afkomstig is van Bar-Chus, dat is in het Chaldees, den Zoon van Chus, zynde hy en Nimrod een en den zelve Persoon, en die zullen wy hem laaten verblyven.
| |
De venus van Arles.
De Schoone Mingodes belonkt haar Spiegelglas,
Trost op den Appel die haar Paris heeft geschonken,
Een ryk Geschenk waar door dat Troyen zeeg in de As,
En 't hooge Pergamum voor eeuwig legt verzonken.
Daar staat het Stokbeelt van de schoone Venus van Arles, zy is, of ten minsten zy schynt kuys te zyn van de Gordel neerwaards, en dat is al iets zeldzaams onder dat Soort van Godinnen. Wat is 'er doch te wachten van een Zeekind als Stormen? Wat geeft een Smidswyf als Vonken? En wat is 'er te hoopen van de Byzit des Oorlogsgods als Wonden? Lang leeve de Ervaarendheyt die ons dat Geheym heeft ingeluystert!
Venus was een Dochter van Jupyn en van Diana, doch de
| |
| |
Zeeuwsche Schryvers beweeren, dat zy gebooren is uyt het Zeeschuym, en dat Gevoelen schynt ons niet vreemt, zynde het al Schuym wat 'er om en by Venus is. Doch den Leezer zal alhier de eene Venus van de andere Venus gelieven te onderscheyden, want daar is ook een Godes genaamt Urania, of de Hemelsche Venus. De eerste Venus wiert uytgekoppelt aan Vulkaan een kreupele Wapensmid, met wien zy maar zo en zo leefde, en 'er echter geen Kinders by overgaarde. De Dichters zingen dat Hymen, Kupido, de Drie Bevalligheden, en Eneas haar Kinders waaren, doch hoe en op wat wyze die Godin daar aan geraakte, zingen en zwygen de Poeeten.
Den Dichter Herkules Strozza was wel zo rad ter Tong als ter Been, en daar van gaf hy een proef door een Spitsvinnig Andwoort aan een Dame die hem dat Gebrek ver weet. Ik beken, Mevrouw, dat ik kreupel ben, (schoot hy haar toe) maar dat is geen Gebrek, dewyl de schoone Venus die ten minsten zo veel Ondervinding van 's Mans Waarde had als Madame, den manken Vulkaan verkoos tot haar Man.
Wy zullen alle onze Pylen niet verschieten op deeze eene Venus, dewyl'er nog meer Venussen staan te volgen. Wy vergenoegen ons alleenlyk met 'er by te voegen, dat Venus twee Minnaarsonder geen kleyn Getal tederlyk liefde, den schoonen Adonis, en den trotfen Anchises, en dat zy inzonderheyt haar Altaaren had te Paphos, en op het Eylant Cythere.
| |
Germanicus een Antyk.
Dit 's Drusus trotse Zoon, die in zyn Lentejaaren,
De Ktygsdeugd van August door 't Staal kon evennaaren,
Die, toen by door het Gift des Keyfers wiert vermoort,
Reeds tot de Glorietromp der Faam was doorgeboort.
Germanicus was den Zoon van Drusus en van Antonia, de Nicht van Augustus, en hy wiert tot een kind aanvaart by Tiberius, zyn Oom van's Vaders kant. Korts daaraan wiert hy Rechter over de Misdaaden der Gemeente, of schoon hy nog de Jaaren by de Wetten bestemt niet had bereykt, en 'er Vyf te kort schoot, en vervolgens klom hy op tot Borgemeester.
Zo dra was de Dood van Augustus niet openbaar gemaakt, of de Hoogduytschen over dewelke hy het Bevel had wilden hem
| |
| |
uytroepen als Keyzer, doch hy weygerde die Eer, en hy stilden hun Gemoederen geneygt tot Muytery. Eenige tyd daar na sloeg hy den Vyant, en hy kwam binnen Romen in Triomf. Hy wiert voor de tweede maal verkoozen tot Burgemeester, doch hy had geen tyd om in het Bezit van die Waardigheyt te treeden, als die met alle spoed moest vertrekken na het Leger, om de Onlusten te gaan stillen in het Oosten. Hy overwon den Koning van Armenien, en na dat hy Kappadocien in een Provintie had hervormt, stierf hy oud Vier en Dartig Jaaren, binnen Antiochien. Daar waaren geen duystere Blyken van Vergif op het Dood Licghaam te zien, dat langs alle kanten uytsloeg met geele en met zwarte Vlakken, en na dat hy verbrant was volgens de Romeynsche wyze, wiert zyn Hart nog gaaf en heel gevonden, zynde de Menschen van Gevoelen, dat dat Deel doortrokken door het Fenyn, niet kon verteert worden door de Kracht des Vuurs. Geen Mensch twyfelde dat dat Schelmstuk het werk niet was van Tiberius, en een Iegelyk wist dat Piso, op die tyd Gouverneur van Syrien, tot het Instrument van die Moord was gebruykt geweest. Des Keyzers Jaloezy over de heerlyke Eygenschappen van Germanicus was de Hoofdoorzaak van dat Schelmstuk. Alhier zal ik myn afscheyt neemen van die Lykbus, doch voor het laatst moet ik nog zeggen, dat Germanicus was getrouwt met Agrippina een Dochters Kind van Augustus, waar by hy gewan Ses Kinders, Drie Dochters en Drie Zoonen.
| |
Diana van ephesen een Antyk.
Groot is Diana van Ephesen!
Riep Baas en Gildeknaap met een verwart gedruys:
Den Geest van Eygenbaat omheynd met Munt en Kruys,
Is niet gemaklyk te beleezen.
Diana de Godes der Jagers was de Dochter van Jupyn en van Latona, en de Suster van Apol die haar al ommers zo tederlyk liefde als zyn Zanggodinnen. Diana slagt de Juffers van een middelmaatige Kuysheyt, en verandert nu en dan eens van Naam, want in de Hel wort zy Hecatê, op der Aarde Diane, en in den Hemel de Maan, of Phebe genaamt. Die schoone Godes wiert eens in Puris naturalibus by Aktéon verrascht, en de- | |
| |
wyl men de Dames op een aan haare Bekoorlykheden nadeelige wyze niet mag verrasschen, veranderde zy dien Roekeloozen uyt een Mensch in een Herr, dat is volgens de Beeldspraakelyke Betekenis, in een Koekoek, wordende hy ten laatsten door zyn Winden en Brakken, naamelyk de Overspeelders die zy vergaste en verbraste, met Huyd en Haair verslonden. Nog wiert Diana aangeroepen onder den Naam van June Lucina, by de zwangere Vrouwen, zynde zy de Schoutinne by Nacht der Grieksche en Romeynsche Wyven, wanneer derzelver Omstandigheden stonden op het hippen, om te kippen. De Ouden hadden veele Tempels gesticht voor Diana, waar onder die van Ephêsen, die men onder de Zeven Wonderen des Weerelds plaatst, voor den schoonste wiert geschat, hebbende alle de Provintien van Asien, geduurende twee hondert jaaren, haar Schatten en Zeldzaamheden opgezet om dat Gebouw te verheerlyken.
Dien Tempel verbrande tot de grond toe op die zelve Nacht dat Alexander den Groote wiert gebooren, en daar over moet zig Niemant verwonderen, want Diana was op die tyd onledig om de Moeder van dien Vorst te doen verlossen, zo dat men gelooft dat daar uyt het Spreekwoort is ontstaan, doet Vreemden Goed, en Vrienden Schade.
Erostrates heeft zig een onsterflyken Naam gemaakt door het stooken van dat Vreugdevuur, in spyr van het eeuwig Edict van die van Ephesen; een Bewys, dat de Vermaardheyt langs twee Wêgen, door het Goede of door het Kwaade, wort verkreegen.
EYNDE.
Op heden worden afgelevert de Poeetische Blyspeelen van Jakob Campo Weyerman, vermeerdert met het blyeyndent Treurspel van den Perstaansche Zydeweever, de Gezingen van Anakreon, beneffens den Sleutel van het geheele Werk. De Boekverkoopers worden verzogt van het Geld met de Quitanties franco over te zenden aan Hendrik Bosch, Boekverkooper tegens over het Meysjes Weeshuys, tot Amsterdam. By H. Bosch zyn ook nog eenige exemplaren te bekomen van den Amsterdamse Hermes 1 en 2 Deel, Ontleeder der Gebreken 1 en 2 Deel, Echo des Weerelds, 't Zamenspraken der Dooden 6 deelen, Moses Markus tegen de Jooden, allen door den zelven Auteur Op heden word uytgegeven de Reysende Chinees derde Deel: Als mede alie de Werken van Quevedo uyt 't Spaans, 2 Deelen.
|
|