beent en het podagreus Broedsel van haar Familie te verbeteren, welke kleyne Kabouters echter in spyt van die Voorzorg krom en scheef ter Weerelt kwamen, doch voorzien met Verstant om daar tegens hun Mismaaktheyt op te weegen.
Ik vroeg hem, Of by reeds getrouwt was? en hy andwoorde met een dartele Lacgh, Neen Echo des Weerelds, ik ben als nog niet getrouwt, dewyl ik wel eer eens heb gehoort dat een Man die zig aan het Huuwelyk, en een Dief die zig aan de Snop vaftbegt, 'er zelden afraaken zonder Schade. Het Huuwelyk en de hooge Jaaren begeert men beyden, en zo dra zyn wy in die tweevoudige bezitting niet geraakt, of het Leedweezen volgt de Possessie. Als een Vrouw van daag den Man op den Teen treed, zal zy hem morgen op het Hoofd poogen te trappen. Den rondste Cirkel heeft zyn Middelyn, het gonstigste Stargezigt heeft zyn Tegenstreeving, en het beste Huuwelyk heeft zyn Rampen. Een gelukkig heutwelyk is het Paradys des Weerelds, en een kwaade Keus is het Vagevuur des Leevens; het laatfle is zo gemeen als een berooit Chymist, en het eerste is zo zeldzaam als den Steen der Wyzien.
Ik moest hartiglyk lacghen over die met pit en marg gelardeerde Zinspreuken, en dewyl ik oordeelde dat men een Pligtpleeging uyt Kassandra wel mag beandwoorden met een Kompliment uyt de onvergelykelyke Ariane, repliceerde ik hem op dezelve Hoogte.
En wat is de Wellust zonder het Huuwelyk, Jonker Kuykenpastey? Een Vermaak dat met Arbeyd gekogt, met Onrust uytgebroeit, met Vrees gepleegt, en geeyndigt wort met Zorgen. De Schaamte en de Eerloosheyt verzeilen doorgaans de ongetoomde Wellusten. De Wellult is een Kanker voor de Beurs, een Vyand des Menschs, een Spaansche Vliegpleyster aan de Conscientie, een Verzwakker van het Verstant, en een Dwaasmaaker der Zinnen. De Wellust is walcghlyk in den Ouderdom, een Overdaad in de Jeugd, en op zyn beste een Vrucht des Ydelheyds. De Wellust dwingt ons om te begeeren boven onze Kracht, te bedryven boven de Natuur en te Stervon voor onze Tyd. De Wellust heeft drie Medgezellinnen, de Verblindheyt des Geests, de Verbardheyt des Harten, en het Gebrek der Genade; en voor zo ver als het my toe-