Maandag, den 13. January 1727.
Quae tanti gravitas? quae forma, at se tibi semper Imputet?
THans zal ik de gewoone Staatkunde van myn Sexe aan een kant zetten, en ik zal den Appetyt des Leezers niet scherpen door een bestudeerde Inleyding; maar ik zal gelyk als een goedaardig Koffihuys Nichtje, de Gordynen van myn Leevens Bedryf openhartiglyk openschuyven voor een Fles Eau de Barbade, en dat is te geefs. Ik zal dan te rug zien in myn eerste Staat van Onnoozelheyt, en de Toehoorders beschenken met een jonge en nog zuyvere Maagd, oud veertien Jaaren, en die op zo een donzige Matras weygert te rusten, moet van een delikaate Gesteltenis zyn, en meer heb ik thans niet te zeggen op myn Inleydings Kapittel.