Geld, zynde den Dam, een Haagsch Coffihuys, en de Groote Saal van het achtste Weerelds Wonder, drie Schuylplaatsen voor een party ongepenning de Leegloopers, en voor een naakte Troep geldeloose Lichtmissen. Dat is een Punt. Ten tweeden is 'er kans voor een outsenuuwt Autheur, om een eeuwigduurende Almanak te schryven van die plaats alleen, mids dat den Schryver Oordeel heeft, om de onderscheyde Persoonaagien die aldaar de Sekte van Sint Leeglooper belyden, aardig en vaardig te konterfyten. Dat is het tweede Punt; en meer heb ik je niet te zeggen.
Aldaar zweeg dien Vriend, die een Blyk der Waarheyt gaf van het het Spreekwoord der oude Waldensen, Dat een Man vry ligter van een goede Raad als van zyn Geld scheyd; doch ik volgde echter dien Raad die my toescheen als Zeker, en ik dee afstant van het Geld te vorderen, dewyl de Betaling my voorkwam als Onzeker, en daar op schoot ik na den Dam om eens te zien, Of 'er een papieren Echo te oogsten was voor een Autheur, die ten eynde bot is geloopen met zyn weekelyksche Vindingen.
Het was een leelyke Mist op dien Ochtenstond, en gevolglyk een slegt Weer om de Menschen te Konterfyten, des stond ik in beraad om te rug te keeren en die Resolutie uyt te stellen tot op een gevoeglyker tyd, toen ik achter myn hakken eenige Paerden docht te hooren waar op ik zywaards myn wyk nam in een Stoep, maar het was een abuys, want dat Geluyt nam zyn Oorspronk van de met Hoefyzersbeleide Pollevyen van drie gelaarsde Poolen, die met een onbesuysde March de gang scheenen op te neemen na een Gebouw, dat altyds heerlyk en nieuw zal zyn aan de Oogen der Kenders. Die drie Menschpaerden hielden halte voor de Voorgevel van dat Gebouw, en na dat zy het ontrenr zo lang hadden beschouwt, als de Eendracht duurt op hun Ryksdagen te Viervoer, dat is het sestiende part van een Minuyt, nam den Oudste het Woord op en hy sprak; Zie daar bym' douzart Sakre**! dat komt van het reyzen; wat Duy**l! is 'er doch in Holland te zien als een Getal Zindelyke Steden, schatryke Koopluyden, welgegeede Bergers, heerlyke Geboumen, en alzulke Vergankelykheden, doch by ons zuypt, houwd