van myn Rampen niet, Mevrouw, want uw Oogen hebben my nog slimmer behandelt als Kupido, en dat zal ik goed maaken door myn jongste Avontuur. Gisteren nacht stont ik als den Gek te Starrekyken onder uw Vensters, zo heet en ze vol Vuur, gelyk wy altyds voorgeeven te zyn, en ik buytelde hals over hoofd in uw Vyver, waar in ik Siste, gelyk als den rooden yzeren Bout eens Soudeerders. Het was een Bouloneesche Sausys gewaagt tegens een Deventer Koek, dat ik niet verdronk, want uw Volk dat me zou redden, liet me in de Pekel steeken, en viel aan 't grabbelen na allerley soort van gekookte Visch, die 'er zo abondant te grypen was, als Diepwatersche Bokking in de Vasten. Kan uw deeze beweeglyke Omschryving niet verzagten, kan ik daar langs op zyn Saturnyns het Steen van uwen Boezem niet kneeden, dan ben ik onwaardig my te subscribeeren,
Mevrouw,
Uw gekookten Slaaf.
Hoe Ouder hoe Warmer.