Eenige Aanmerkingen over de Dankbaarheyt der Grooten.
De Vorsten en Grooten zyn Dankbaar uyt de Geboorte, als die voor Halfgoden Scheep komen; zy zyn Dankbaar door de Opvoeding, want Niemant durft hun tegenspreeken; en zy zyn Dankbaar door de Slaassche Opwachting der Minderen, dewyl zy daar uyt besluyten, Dat de Eer van met hun gemeenzaamlyk te verkeeren, den waardigste Halsbant der Belooning is.
Den Britsche Hartog van B*** had een Opperjaager die zo stram gejaagt was, dat een Huysjesslak meer wegs kon spoeden op een Wintersche nacht, als hy Veld kon askruypen op een Zomersche dag. Die Grootvader over alle de Harten, Haazen, en Konynen was nog armer als Kurius, want die smulde op gebraade Raapen, en dees Hongerbrokte op de raauwe Schellen. Eyndelyk viel de Dood onder de Gedaante van een Beschutter den Jaager op zyn Pels, en gaf hem zo een Neep dat hy 't Leevensspoor misraakte, en 't Spel moest opgeeven. Den Hartog die door Gewoonte tot in de zevende Graat dronken was, wiert zodanig in zyn Gemoed getroffen over de agoniseerende Staat van den Britsche St. Huybert, dat hy 'er slukx een Lacquey na toeschikte met deeze Boodschap; Vlieg John, en zegt tegens Daniel den Jaager, dat ik hem Tien Pond Sterlings, legateer jaarlykx, voor zyn getrouwe Diensten. Een Milord die ruym zo verzeylt was als den Hartog op de Fransche Bank der sesde Bouteille, zey al lacghende; G** Damme! uw Genade gaat 'er te Schielyk mee voort, ten minsten zou ik met die Belooning zo lang wachten tot dat Daniel een Lyk was.
Den Haagsche Snyder Pintapié had tot zyn Wyf toe verpand om goudeen zilvere Galonnen te Flikken op ses pak Kleeders voor de Baron van 's Heeren***, en dewyl hy de Stylen van het adelyk Logement overhoop liep om zyn Betaling te erlangen, wiert zyn Excellentie gemelyk, en vroeg aan een van zyn Bedienden, Wat is dat voor een Kanaille die dagelykx in de Antichambre staat te pronken met hangende Koussen en met neergehakte Schoenen, ah een Patient die na de gulde Gerechtigheyt moet rekhalzen? Dat is den vroome Pintapie, (gaf die tot andwoerd) die de Winkeliers uytschud om den Adel te kleeden. Sakr*** (repliceerde de Baron) Waarom leefje niet met die