Den echo des weerelds. Deel 1

[p. 145]

No. 19

Maandag, den 25. February, 1726.

Si nocte Maritus

Adversus jacuit, periit libraria, ponunt
Cosmete tunicas, &c.

Juven. Sat. 6.

IN ons voorgaande Papier (zegt den Echo des Weerelds) heb ik Papa en Mama zo doortrokken gelaaten met de Ouders-liefde Van haar zedige Dochter, als de en de' Amstel-weerelt doortrokken is voor de onechte Zilverlingen van Jaques de Guyt. Doch ik hoop niet dat de jonge Juffers het Voorbeelt van die Promptitude des Geests zullen navolgen als een Voorbeelt, dewyl die Kkoosterdoeksche Kunne min de Loosheyt dient te imiteeren van het geschubt Serpent, als de Onnoo-

[p. 146]

zelheyt van de ruygvoetige Duyf. En hoewel die Stelling niet veel nieuwe Geloofsgenooten zal woekeren onder die snoepzieke lieve Snapsters, echter past het een Schryver zig zo wel te quyten van zyn Pligt, als het geen jonge Juffer misstaat haar te beraaden met de Natuur; en in die Schulp besluyt den Echo zyn Laconische Inleyding.