Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 409]
| |
No. 52
| |
[pagina 410]
| |
dat ik verstikken zal door de bitse Vapeurs van Scheldlust; en zonder uw Papier, Papa, dat dan gespleeten wort, gelyk als Muskovis glas, zonder uw Papier (zeg ik) zou ik in meêr stukken en brokken vallen, dan een Cartouchiaan, die een half dozyn Zomers de Schaapen heeft gehoed, in de maaneschyn van Montfaucon. Zo je kans kans ziet omGa naar voetnoot* dat Kikvorsche gezwel te stuiten, Vader Anubis, ik zal je, tot een erkentenis, een Zilver lakens kamizool, en een vierkante Paruik, verëeren, om daar meê, op de Manege-school, een kreupel Paard te beryden. Uw kwaadspreekende Vriend, Hoogmoed komt voor den Val. Uit de Studeerkamer van Monsr. la Fon. Hoe min genoot, hoe min gezien. Hermes zal die vuurige Missive beantwoorden met een verkoelende Ordonnantie, want een Yskelder is een admirabel hulpmiddel tegens een brandende koorts. Recipe, myn Heer, Hondert en vyftig duizent guldens, Eenmaal, Recipe, Hondert en vyftig duizent guldens, Andermaal, zet die som op een Infusie van vier Koetspaarden, op een Elixir van Wynen en Liqueurs, doet daar by het hartsterkent poeder van Kaart en Dobbelsteenen, laat de Boeren de rest verspringen, de Timmerluiden verzaagen, de Metselaars verklinken, en de Tuinders versnoeijen. Zo het over, en weêr over, herhaalt gebruik van dit Hulpmiddel, u niet, post a post, qualificeert, om, in steê van Hermes Papier, uw eigen zot Gedrag te vervloeken, beschuldigt dan Maja's zoon, de haut en bus, als wanneer hy u zal komen opwachten, Au Caffé, Couronné. Hermes. Hermes Verdediging tegens zyn onverzettelyke Overzetters. Hermes heeft reeds een grooter tal Uitleggers van zyn Papier, en een grooter tal Historieschryvers van zyn Leeven verduurt, dan Lodewyk den veertiende, of de Profetische vaerzen van Michiel Nostradamus; doch de Uitleggers van zyn Schrift hebben deerlyk misgetast, en de Historieschryvers hebben nooit zyn Portrait getroffen. Een iegelyk is bekent met Hermes, een iegelyk is een familiaare Vriend van Hermes, een iegelyk is een Oog-getuigen geweest van de eene of de andere avontuur van Hermes, | |
[pagina 411]
| |
en de meeste Iegelyken weeten niet of de blikken van Hermes zeegroen, dan of ze bliksblaauw, of dondergeel zyn; en Jan die roept; dat Hermes een Man is met glaze kuiten, wort gecontradiceert door Klaas, die schreeuwt; dat Hermes een gefingeerde naam, en dat de Auteur van dat Papier, een Wyf met één oog is. Een Abderiet, die uit een dronken Boereschouts zoon, in een Burgervoogt vervelt is, tiert en baart; dat de Kolossus van Rhodes maar een loode Mannetje is, vergeleeken by Hermes! En het houte Davidje, dat pas drie voet en zeven duim hoog is, schreeuwt en raast; Morbleu, Hermes is een presentabel Kaerel, gelyk als Ik! St. Peter, die het Octrooi heeft om het Extractum Petri Bubonis te distileeren, schryft; dat Hermes de beschaavende Geleertheid maar eventjes heeft gesmaakt met de bovenste lippen. De Dichters roepen; dat de vaerzen van Hermes overloopers zyn, om dies wil, dat zy meêr ruiken naar Juvenaal, en naar Anakreon, dan naar H K. Poot, of naar de melaatsche Zangnimf van den Zeverbaard van Leuven. En de Onrymschryvers bulderen; dat een beknopte en zinryke styl wel een Vriend der Leezers, doch, met een, een Vyand is der Papierverkoopers. De Fransche Schryvers gonzen, gelyk als Rietmuggen, om dies wil, dat Hermes zyn kooten niet wil buigen voor hun klatergoude Kalveren; de Engelsche zweeren;Ga naar voetnoot* Dam en sink Hermes! om dies wil, dat hy, onder 't speelen, hun de blonde Paruiken van 't hooft trok, waar meê zy hun roshairige Deensche lokken vermomden; En de stikziende Moffen ploeteren; das Hermes die Natioon beschimpt! en dat om dies wil dat hy een lang Kaerel, die met een lange Degen, en met een pikzwarte Paruik voor Doktoor loopt, heeft pogen te diverteeren. Eenige harkende Bedillers zeggen; dat het Papier van Hermes zo duister is als de Joodsche Kabala; andere; dat hy zyn Pen doopt in de modder van Pindus; en de meeste bazuinen; dat de schryfstyl van Anubis zo kort is als gebladerde Pastei-korst. Ja een zeker Rechtsgeleerde, die luitruchtig onder de Bloodaarts, die familiaar onder de Dronkaards, die stom onder zyn Confraters, die praatächtig onder de Weetnieten, en die ongebonden is onder de Lichtmissen, vroeg onlangs aan Maja's kind; Of hy wel wist, dat een Man, die zo een waanwyze styl nabootste, gelyk was aan een Winkelier, die geen andere Munt als uitheemsch Goud handelde, en die by gevolg | |
[pagina 412]
| |
geen hollands Dubbeltje kan, nog wil, wisselen? Hermes zal die diepzinnige Berispers vervrolyken, met de toepasselyke Fabel van den Aap en den Dolfyn. Wanneer de Grieken (onder die Grieken waren ook veeltyds veel vieze Grieken) naar het Koningryk der Severambes, of der Krinkekesmes voeren, verzagen zy nun Schepen met Honden, Katten, Hoeren, Muzikanten, en Aapen. Een diergelyke Passagieboot kwam schipbreuk te lyden, een pistoolscheut van Athene, en zonder de Dolfynen, die de Schipbreukelingen hun ruggen aanbooden, zou dat Vaartuig zyn verongelukt, met Man en Muis. Een Aap die vry veel naar een Mensch geleek, vatte die gelegentheid by 't hair, en hy sprong op den rug van een Dolfyn, en dewyl hy in 't rood gekleed was, gelyk als een Zangmeester, zou men hem hebben gegroet voor den op de harp speelende Arion. Zy waren tot naarby de Haven geavanceert, toen de Dolfyn, die een praatje zogt, aan den Aap vroeg; Of hy tot Athenen, gewonnen, en gebooren, en of hy aldaar een Student was in de Medicynen? O ja, myn waarde Dolfyn (repliceerde de Aap) ik hoor te Athenen t'huis, ik woon daar in een huis als een Paleis, myn Oud-oom zit 'er met zyn broek op 't kussen, en myn Neef met zyn achtbaare Beverstronie, is 'er Kommissaris van de Bank van Leening. Ben ik in staat om je eenigen dienst te doen, (vervolgde hy) je behoeft maar te gaapen, en je kosten zyn gekoft. Ik bedank je voor niet met al (sprak de Dolfyn) maarGa naar voetnoot* Lyceum heeft die zomtyds de eer van uw gezelschap? O die Man is myn Boezemvriend! (riep de Aap) daar ben ik als een Kind van 't huis, niet langer als gisteren heb ik nog zes pypen tabak met hem gerookt, en wy waren zo dronken, Sieur Dolfyn, dat wy na malkaâr moesten tasten. De Aap vergiste zig te deerlyk in die leugenachtige beschryving, want hy meende, dat de hooge School van Athene, Lyceum genaamt, de doopnaam was van een Atheens Heerschap. De Dolfyn begon te meesmuilen, en eens omziende naar dien Praatvaâr, zag hy, dat hy, in steê van een redelyk Mensch. een Aap op zyn rug voerde, die hy fluks afschudde, om een bescheidener Schepsel te gaan opzoeken. Aldus wort Hermes behandelt van zyn Aapsgezinde Berispers, die alles willen weeten en kennen, en die, terwyl zy op den Dolfyns rug van zyn Schrift, de schipbreuk van Onkunde kon- | |
[pagina 413]
| |
nen ontvluchten, hun zelven verraden, door ongerymde uitdrukkingen. Geen Man heeft een grooter achting voor de Vriendschap dan Hermes, doch het spyt hem, dat hy van de zulke voor een Vriend wort gescholden, die hy onwaardig oordeelt, om het Vlies van zyn glaze Inktflesje af te ligten. Onder dat onwaardig soort, telt hy in 't eerste gelit, die Kabouters, die hem op de Doodceel der Getrouwden stellen, daar hy zig, zo cavalierement, tot op den huidigen dag toe, gewacht heeft voor de Lysterstrik van Hymen. Voor die Matrimonieele Voetängel, voor Die Zinnen Pynbank, en die Nachtmeer in het droomen,
Die Stalkaars van een Waan, waar naar de Dwaazen komen,
Dat Karspoor van Verdriet, en Eind' van alle Vreugd,
Die Teering van den Wil, van Wellust, Weelde, en Jeugd!
heeft hy zig al te roemwaardig weeten te wachten; en hy, die leevende, als een wandelende H. gegroet wort van de bejaarde Vryers, zal na zyn dood van de ongetrouwde Juffers aangeroepen worden, als een Patroon tegens de Verzoeking des Huuwelyks. Maar Anubis heeft reeds te lang geparrekiet, over het gepasseerde, dies zal hy een woord vyf a zes papegaaijen, over het toekomende, en dan, Voerman, slaa voort! Hermes, die nu drie jaaren lang in de Palts der Verdrukking heeft gelogeert, zal die Vervolging ontwyken, onder een andere Tytel, en hy zal den naam van Hermes versmelten in de beloovende Omschryving van De Ontleeder der Gebreken. Zyn styl, die altoos beknopt geweest is, zal hy bewaaren, dewyl hy geen Liefhebber is van een Inleiding, die meêr papiers beslaat dan de Vertelling, en hy wil geen Olifant zoeken, in een Mugs geraamte; want gelyk als die goude en zilvere Penningen, de allerbeste zyn, die, onder den minsten omtrek, een groote waarde bezitten, aldus is 't gelegen met die schryfstyl, waar in men veel zaaken moet uitdrukken, met weinig woorden. Hy zal in zyn toekomende Papieren zo klaar zyn als geschuimde Honing van Roozen, en zo verstaanbaar, als een Lovensche Almanak, en hy zal zyn woorden toepassen op de Verdiensten van zyn Persoonagien. By voorbeelt. De Grooten en de Juffers zal hy aanspreeken in geparfumeerde termen, de Wysgeeren en de Geneesheeren in onverstaanbaare klanken; de Advokaaten, in winderige Uitdrukkingen; en de | |
[pagina 414]
| |
Wildzangers zal hy streelen met de Muzieknooten eens Aardbeevings. Wanneer hy een Mof begroet, dan zal hy zig bedienen van een Ankersmits blaasbalk; als hy een Fransman aanspreekt, van een gescheurde Flajolet; als hy in een onderhandeling is met een Engelsman, zal hy op de keteltrom van een gebraaden Os rammelen; een Italiaan zal hy met het Vossestaarts muziek van een geborste Guitarre, en een Spanjaart met het Ketellappers concert van een paar Kastanjetten, vervrolyken. Om 't kort en goet te maaken, Hermes, of liever, de Ontleeder, zal zig gedraagen, gelyk als een Vrouwziek Bruidegom zig gedraagt, in de eerste nootschikkelyke Voor-nacht, dat is, hy zal meêr doen, dan hy kan of mag. | |
Het laatste Nieuwspapier van Hermes.Parys. Daar is in de Galery van de Louvre een Gedenkpenning geslagen, op het verschieten van de Leevens-star van den Kardinaal du Bois, die op d'een zy het borstbeeld van dien Prelaat, en op d'ander zy een ontwortelden boom vertoont, met dit Omschrift;Ga naar voetnoot* Toen hy stond, scheen hy klyner. Dat een groot Hoveling, gelyk is aan een groote boom, die in zyn val de zwaarste schaduw geeft; staat Hermes toe; maar dat een over end staande Boom, (by voorbeeld een Boom, gelyk als een Maai paal) grooter zou schynen, wanneer hy achter, of voor over val, gelyk als een doode Paling, dat Geloof zou zelfs een Grisanot geen kortgehielde Dienstmeisjes konnen inpreeken. Turin. De Persoonen, wegens Tovery in de Valei van Aosta ter dood gecondemneert, hebben geappelleert aan den Senaat van Chamberry, maar die diepzinnige Raadsheeren, hebben niet alleen die Sententie geconfirmeert, maar zelfs is 'er nog eenig Waaggewigt by gezet, en alle de stukken, dit crimineel Proces rakende, zullen worden verbrand, en men zal met derzelver assche de blikken dier Rechters verzegelen, op dat ze, in 't toekomende, nog blinder Doodvonnissen mogen wyzen. Op dit moment ontfangt Hermes een Doos, benevens drie flesjes vol toverdranken, en een beschryving van de gruuwelen dier Tovenaars, en Toveressen. Een jonge Vrouw is beschuldigt, dat zy het stof van Suikerriet vermengde met de Geesten van een zeker Gewas, dat zy daar [b]y eenige toverkruiden en poeders overhaalde, dat zy dat 't za- | |
[pagina 415]
| |
menmengsel opsloot in langwerpige kristalle instrumenten, en dat zy dat gesnor naast malkanderen rangeerde, gelyk als net ingebonde boeken. Die Compositie was zo aantrekkelyk, dat de menschen voor dag en dauw daar op toeschooten, doch pas een uur drie a vier daar aan gerooken hebbende, trok den één een scheeven bek, en de ander trok zyn Degen; deez' wiert Zinneloos, en geen wentelde in 't slyk en in drek, gelyk een natte Waterhond; ja de meeste waren Stieren, Buffels en Zwynen, uuren lang, voor dat zy herschept wierden in redelyke Schepselen. Hermes opende hier op het Toverflesje van Numero 1, en toen hy het aan zyn tong getoetst, en voor Rossoli de Turin goetgekeurt had, secureerde hy die Koldrank, om 'er de Vaak meê te beleezen. Een tweede jonge Juffer was ter dood gecondemneert, om dies wil dat zy een laauwe tovervocht, uit twee betoverende Sluizen wist te parssen, welk Vocht tot paerlen gestolt zynde, zo corrosief was, dat 'er Huis en Hof, Koets en Paarden, Goud en Juweelen, ja de Naam, en Faam, in versmolt, als in een grondelooze Kolk. Hermes opende het Toverflesje van Numero 2, en hy bevond dat het boordevol was van Juffers traanen. Die Elixir was hem niet onbekent, en daarom stopte hy vliegens toe met het verzegelde kurke stopje. Een derde Vrouw zou verbrand worden, om dies wilt dat zy een soort van Lym wist te trekken uit fyn gemaale Tarw, met die Lym besmeerde zy Tovernetjes van fyn geweeven draaden, en met die Netten wist zy de hoofden der rype Manninnen, zo konstiglyk toe te stellen, dat 'er de Mannen aan vast kleefden, gelyk als Spreeuwen die verschalkt worden door een Lymtak. Hermes opende de Toverbouteille van Numero 3, en ziende dat 'er niet anders dan Styfsel en schoon water in was, besloot hy daar uit, dat die veroordeelde Vrouw een handige Kappestelster was, die de Juffers voordeeliglyk wist te coiffeeren. De vierde, dat een gebooren Fransman was, was een erger Tovenaar dan Doctor Faustus, want hy hong het borstbeeld van den Marechal de Turenne in regen en wind, onder den blooten hemel, hy hakten de nog lillende bouten en spieren der Horendragers, te schanden, hy liep 'er met yzers en priemen door heen hy zood' die te pletteren in brak water, en geassisteert door een Onder-to- | |
[pagina 416]
| |
venaar van Montauban, die 'er wat misterieus kruid en duivelsbrood, wist tusschen in te voegen, kon hy zyn Nabuuren zo beleezen, dat een iegelyk zyn Beursje liep uitschudden, in de smeerige Toverkastrol van dien Kolryder. Hermes opende de Doos, en daar in het restant van een smaakelooze Ragou, die zyn Studeerkamer vergiftigde, ontdekkende, wiert hy gewaar, dat die Veroordeelde een Fransche Kok was, die de Beurs, en den Smaak van zyn Medeburgers zo kon betoveren, door uitgeteert Rundsvlees, en Champignons, dat de voornaamste hun lekkere en voedzaame Tafels verzaakten, om zig te verkroppen aan de lorren en leuren der fransche Moespotten. Wat dunktje Heeren; zou het geen koppig Kaerel zyn, die aan zo een bewaarheide Tovery niet zou willen gelooven? Wis (zegt Hermes) en hy voegt 'er by; dat diergelyke Rechters hun Vonnissen moesten onderdrukken, gelyk als de verstandige Podagristen, het Podagra onderdrukken, door het niet boven de kniën te laten opklimmen, want als het in de Maag komt, vliegt het naar 't hooft, en weg is de Patient. Parys. Schoon het Opera, en de Operatrices, 't voorleede jaar, een groote inkomst hebben gehad, echter is de Schulp, en de Vis, vier-en-tachtig duizent Livres ten achteren. Hermes is verwondert dat het Opera ten achteren is, daar alles zo cordaat van Vooren behandelt wort. Een Operatrice mag wel vergeeten de deur te sluiten van haar Logement, want, in spyt der Gauwdieven, die Dames zyn altoos opgeschikt met al haar Erfdeel. Zy zyn altoos gemaskert, want als een Opera's-Duif haar zwart fluweele Masker afneemt, heeft zy nog een Wit en Root Masker van Blanketsel, voor een Sauvegarde. Met die Maskers verschynt zy zo wel in de Kerk, als op het Bal, want zy menageert al zo min den Hemel, als de Aarde. Een schoone Tooneelkat leeft, een tyd lang, en Souveraine, zy heerscht over de Mannen, gelyk als een Vorstin, zy beveelt haar Minnaars als Laqueijen, en zy gebied haar Man als een Slaaf. De Slaapkamer van een Operatrice is een Mahomets Paradys, zy avondmaalt al zingende, zy gaat naar bed al zingende, zy ruïneert u al zingende, zy drinkt haar Koeldrank van Guajac en Salsa Parilla al zingende, en zy sterft al zingende, doch echter met min of meêr zorg; want zy is minder geëmbarasseert met haar Sterfuur, als wel hoe dat zy haar Geneesheer zal betaalen, die geen Ons zoete Kwik meêr in zyn Apoteek heeft, en hoe zy haar Haagschen Hospes zal voldoen, die haar ruim zes jaaren lang heeft gecrediteert, en dat op een Doosje vol uitheemsche Pomade, en op een omgekeerde Japonsche tabbaart van 't jaar Eén. Vaar wel Leezer, Hermes bid, (dat is al iets raars) ten minsten, hy hoopt, dat de Bedil mode, die drie jaaren lang geheerscht heeft, mag plaats maaken voor de Mode van aandacht, en, in die verwachting, zal hy, toekomende Week, met een Papier op 't Tooneel komen, dat alles zal overtreffen, wat, tot nog toe, onbekent is geweest. |