Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |
No. 2
| |
[pagina 10]
| |
Muider Thersites, nu en dan maar eens in passant zal aanraaken: want het past Entellus niet, om dagelyks den dommen Dares met gevoederde en lootzware osse leere wanten te rabraaken: om dien Dares de wolfstanden uit te trekken, die weekelyks de nieuwsgierige werelt, zulke heerelyke impromptus naar 't hooft werpt; en met bloetlaauwe en onvervalste sententien der Gooijerboeren de bedrukte drukpars fatigueert. Veel liever zal Hermes iets nieuws en onverwachts te berde brengen, veel liever zal hy eenige aangenaame gevallen, gefondeerde berispingen, amourettes, (want de Sexe moet haare portie hebben) en nu en dan een treurstof, benevens gereitereerde aanmerkingen over de Courant en S: V. zyne Mecenaten voordissen. De Argus zal wis zyn zegel hangen aan deze onderneming, want diergelyke vodderyen zyn boven 't bereik van zyne diepzinnige bespiegelingen, en hy zou zich schaamen, diergelyke geringheden te behandelen. Wel aan dan Historicus van de Zeedyk, en Orakel der Schooljongens, laat die ongemakkelyke Studie verblyven aan de ouwerwetsche studeerlamp van Hermes; die zwaarmoedige studie, (zegt hy) dewelke als de zevenmondige Nyl, de Maas en d'Amstel-oevers zal overstroomen, en een oogst van vermakelykbeden toebrengen. Hy zal u voor die extraordinaire toegeventheid in het kort zyne dankbaarheid betoonen, en thans tot het bestemde, zonder verder inleiding overgaan. Eene onbekende Dame heeft per Missive aan Hermes verzogt, om de volgende Propositie Anatomice, (het blykt dat de Juffers de Ontleedkunde toegedaan zyn) te verdeelen.
Wat beter is, wel te spreeken, of wel te schryven?
Hermes, die ten opzigt der Dames een Broeder is, die altoos Amen papegaait, zal hier op ootmoedig repliceren. Indien de reeden, die algemeene Matres, dewelke Platonice van elk gecaresseert, dog van weinige genooten word, ons onderscheid van d'onredelyke Schepzelen. Hoe veel te hooger moet dan d'uitspraak worden geschat? de uitspraak die een afbeelding is der gedachten, 't sieraat van de ziel, de Translateur der genegenheden, de Tolk des Wils, de luister der Deugd, de getuige der driften, en de werkstalligheid des geests. | |
[pagina 11]
| |
Door de uitspraak maakt men zig aan de Vier Deelen des Aardbodems aangenaam, en door de uitspraak word niet alleen de onderlinge gezelligheid, maar ook de voortreffelykheid van deszelfs waarde onderhouden. By voorbeeld: Is het de welspreekentheid niet, die de onschuldigen verdedigt, en de misdaders kastyd? die de verdeeltheden verzoent, en der wetten achtbaarheid bevestigt? die de oproeren bedaart, en de styfzinnigheden verzacht? wat de welsprekentheid op de tedere zielen der Juffers vermag, weeten die Liefhebbers alderbest, dewelke door dat buigzaame lapje, gelyk de Miereneeter door 't uitsteeken van zyne tong, de Dames amuseren, en aan die lichtgeloovige Evâs het verboodene ooft inpreeken. Wat de welspreekentheid vermag, is den Rechtsgeleerde niet onbewust, die als een Stentor, langs het Spraakhuis der Tong, zyn dagelyks brood verzamelt. Ook weet een Geneesheer iets van 't geheim van die Mis, die zo lieftallig de beurs der kranken door zyn kramers Latyn weet in te palmen. Een Roomsche Dervis slaapt meê gerust op dat ankertouw, en vergult door duizende sprookjes de met mos begroeide schenkels der twyffelachtige heilligen. Ja een Bedelaar zelfs bestudeert die toonen, dewelke op eene nadrukkelyke wyze de ooren der mededoogende streelen, en hy raaffelt door die muziek eene drie dubbelde portie van Aalmoessen, in zynen gehakkelden hoet. Zonneklaar is het, dat de welspreekentheid een onbetwistbaar voordeel boven 't geschrift bezit. Exempli gratia. Een Man, die zo stom is als een volwassche karper, word beklaagt als ongemeen ongelukkig en gebrekkig; doch onkunde, in de konst van wel te schryven, is van weinig belang. Dat het woord ouder dan de pen is, bedisputeert niemant; by gevolg is 't eerste de Rechter, en het tweede de Geheimschryver. De Spraak, als Opper-Hofmeester, is de voornaamste Officier in 't Paleis der Wetenschappen; want door de Tong zyn de verhevenste gedachten aldereerst geuit, en naderhant opgeteikent. 't Geschrift is de Greffier, die de waarde der welspreekentheid aan de eeuwigheid consigneert. Een Persoon is onbekwaam tot alle ampten en digniteiten, wanneer hy stom is, daar ter contrarie een Guil, die, gelyk als Sancho Panca, de letteren voor schildereitjes groet, langs eene geduldige dienstbaarheid de lokken | |
[pagina 12]
| |
van de Lukgodes kan grypen, en, langs den voorgeboorden vryberg van eene stopzieke Kamenier, het luilekkerland van Subalterne officietjes kan bemagtigen. De voornaamste Vorsten des Aardbodems hebben altoos de verdiensten der welsprekentheid, boven eene vloeijende pennestyl geprefereert. Mithridates, Koning van Pontus, en beschermheillig der Apotheekers, sprak 22 onderscheide Taalen: een blyk dat de spraak hem waarder was dan 't schrift. Jan Picus Prins van Mirandola bezat op zyn Achtiende Jaar een diergelyk getal talen; en Calisthenes verkreeg door zyne streelende attenten zulk eene illustre reputatie, dat de Macedoniers Altaaren t'zyner eer hebben opgeregt. Cicero is te algemeen vermaard door zyne vergoode tong, die Antonius tegens den Redeneerstoel liet vast spykeren, om die thans aan te roeren. Ook zal Hermes de schrandere Vlysses, die door zyne welspreekentheid Achilles wapentuig aan den schermmeester Ajax ontfutzelde, stilzwygende overslaan. Pyrrhus, Koning der Epiroten, verweet aan Cineas, dat hy meêr Plaatzen verrast, en meêr Steeden door zyne eloquente tong, dan door zyne wapenen verovert had. De Harangue van Themistocles onderschepte zo aangenaam de couragie der Soldaaten, dat 'er de Persiaan zo veel zyde by spon, als Tallard en B * * in de glorieuse Veldslaagen van Schellenberg en Bleinheim. Zou Cato ooit, door middel van een blad papier, het toppunt der digniteiten hebben beklommen? neen. Over de Brug der Welspreekentheid trat hy in de eerlykste ampten van den Raad. Plato zegt zeer wel; Geschrift is kragteloos, ten zy het door eene levende stem, die de geringste zaaken kracht byzet, word bezield. Het was door geen fluitje van den Pyper van Hamelen, nog door eene bedelaars Lier, dat Orpheus Rotsen, Boomen, en Dieren tot zig trok, neen het was door eene Engelen welspreekentheid. Het antwoord van 't Geschrift zal Hermes toekomende week den Leezer mededeelen. | |
Uitbreiding over de Courant.Parys. Men zegt dat het Huwelijk van den jongen Koning met de Infante, door den Jesuit Daubenton, Biegtvader des Konings van | |
[pagina 13]
| |
Spanje, is genegotieert. Dat abuis is onvergeeffelyk, Heer Courantier. Want het zwart gespook van St. Ignatius bemoeit zich nooit, om iets dat leeven ontfangen heeft, te verëenigen, maar ter contrarie, om het geen, dat wettig verëenigt is, te ontkoppelen. Zy slagten het bekend Doctoortje met de ronde hoed, in de wandeling de hartdraaver genaamt, dat uit een Apotheekers Vyzel in de Anatomie van Lairesse gekroopen is, en volgens een geheim contract, op den dag van zyn Promotiemaal, met de dood gepasseert, zig verbonden heeft geene kranke stukken ooit aan malkanderen te zullen plakken, maar wel alles te scheiden en te ruineeren. Ja (ziet eens hoe ver een Man van Eer zyn woord presteert) hy heeft nimmer konnen resolveeren, om zyn goedaardig bedgespens te bezwangeren, want dat is (volgens Hippocrates) het leeven mededeelen. Petersburg. De Czaar heeft uit de jonge Russische Edellieden, die van hunne buitenlandsche Reizen zijn gereverteert, de beschaaftste uitgezogt, dewelke tot de Hofhouding van zyne Dochter zullen worden geëmployeert. Of door dat woord beschaaft, nu die geene verstaan worden, dewelke volgens den Overzetter van Pieter Burmans Oratie, als een Spons met vrye konsten doortrokken zyn, dan of hy dat soort denoteert, die gequalificeert zyn tot het Seraïl, en omtrent de middel rasibus beschaaft, en het hachje kwyt zyn, laat Hermes over aan de Zeeve der Taalkundige. Dat het bezigtigen van vreemde Landen den Adel beschaaft, is indisputabel; dog of dat opstel in een Adel, die uit knuflook, meede, en peper, gecomponeert is, plaats grypt, laat Hermes ongedecideert. Een Knees of Bojaar, is zo ongeschikt met den aanwas van Konsten en Wetenschappen, gelyk een versch gevangen Aap met een gechamareert kamisool, en een hoedje vol struisveeren. De Muscoviten zyn als zwakke maagen, die alles dat heilzaam is, met de uiterste walg innemen; en niets is waarschynelyker, dan dat zy de nieuwe Ordonnantien van den Geneesheer Peeter, zo ras die by zyne voorouders zal weggepakt zyn, op 't spoedigste zullen uitbraaken. Een Vorst heeft 4000 ellen Lywaat, die in de laatste expeditie op de Zweeden genomen zyn, onder de Armhuizeu doen uitdeelen. Dat de zwarte kleur der verovering, door den witquast der Aalmoessen uitgeveegt word, gelooft Hermes zo min, dan of een Genees- | |
[pagina 14]
| |
heer, of Rechtsgeleerde, door het drinken van zoete melk zyn ziel eene andere teintuur wilde geeven. Indien die Prins dat present aan de Kloostervlegels verëert had, waarlyk hy zou in gevaar zyn geweest van nevens St. Pieter op een groot paart te zitten, en vygentaartjes te eeten. Want zeeker Carthuyser zegt; wy noemen heillig die geene, dewelke ons Klooster 't rykelykst beneficeeren. Zyn gebuuren te besteelen, en gestoole goederen aan den Hemel te verëeren, in zo wel in de voorgaande, dan de tegenwoordige Eeuw de mode geweest. Ja wie weet of Jupyn zelf, die zo keurig op den reuk van eene versche Meloen afgerigt was, wel ooit eene Ga naar voetnoot*Hecatombe van gestoolene Ossen heeft gewraakt? en wat Vorst heeft immer in een geschenk van Heerenwyn fout gevonden, schoon die Vendange uit het bloed van kwynende Burgers en uitgeteerde Boeren was geparst?
Geen gift, hoe ver gezogt, zal ooit 't geweeten krenken.
Jupyn, den blixemdrig, verzoent men door geschenken.
Romen. De Princesse Piombino, en de Hertoginne Salviati zijn naar Albano vertrokken, om de Gemalinne van den Pretendent, die den tyd daar zeer lang valt, geselschap te houden. Hermes gelooft, dat een gespan fluksche jonge Princen, Madame St. George de vaak beter uit de schoone oogen zouden houden, dan die Romynsche Godinnen, en dat een roode Kardinaal wel drie Ridders van St. Joris zou opweegen. Ongelukkige Vorstinne! die 's nachts de klok moet tellen by een magtelooze Avonturier! ô hoe hart is dat voor eene Poolsche Dame, die zo familiaar zyn met hakken en kerven! want een onstuimige Starost zal zomtyds tegens eene kleuter van Zestien Jaaren den sabel trekken. Wat raat! kransjes van Ga naar voetnoot†roode en witte roozen te vlegten is buiten 't Zaizoen; de distel is te steekelig om zonder handschoenen aan te tasten; de Harp is in de handen van een goet Musikant; de sneeuwitte Eenhoorn is onhandelbaar; en de Leeuw schud zyne maanen als een wilde Hengst. De naaste weg is de binneweg van de natuur, en in steê van eene geforceerde Ridders Lans, een diergelyk instrument te leenen, waar meê Karel de | |
[pagina 15]
| |
tweede het Hoogerhuis met Pairs van zyne eigen Fabryk heeft voorzien. Romen. De Kardinaal Conti, die een Monnik is van d'order der Benedictynen, zal op order van den Paus het Monniken gewaat allenskens afleggen, en in het purper verschynen. Dat is, hy zal de zwarte maskeraade kap, waar langs hy ongemerkt in den Hemel dagt te sluipen, tegens den rooden Stacietabbert, waar langs hy den gulden Troon van Petrus hoopt te bemagtigen, verruilen. Maar wee Conti! indien de gestrenge Benedictus hier van de lugt krygt, want dan zal uwe eerste benedictie van 't beste allooi niet zyn, dewyl 'er geen onvergeeffelyker zoort van menschen in materie van wraak is, dan een Italiaansche Heillig, en eene verstoorde Vrouw; de eerste vechten als vergrimde byen voor hun wasch en honing, en de laatste zouden, als keukenmeisjes, kap en keuvel waagen voor hun eywit. Wanneer eene Ecclesiastyke waardigheid door vermoogen, Staatkunde, en Simonie verkregen word, is het geen mirakel, indien de gebeneficeerde, door eene donatio inter vivos, den pyper van dat feest by anticipatie met zyne ziel betaald. St. Benedictus, de instelder der Benedictijnen, is een Italiaan, gebooren in 't Jaar 480. Zyne Monniken zyn gebaakert in lange swarte narrenkappen, en de Mannenkloosters gelyken eerder na Paleizen, dan na byeenwooningen van Conventkleppers. Men zegt dat Totila, Koning der Oostergotten, by de neus gevat door de mostaartreuk van Benedictus heilligheid, hem op den Berg Cassinus kwam bezoeken, en dat hy, gelyk Argus, wanneer hy incognito den Zaatwinkel van de Bloemmarkt voorby sluipt, in eene schraale vagt gedeguiseert was; doch dat de Sant hem aanstonds, aan een moerasreuk, die de Gotten eigen is, ontdekte. De Schryver voegt 'er nog by; dat de Heillig hem voorzei, hoe hy nog negen jaaren (oneven getal liegt best) moest domineren, eêr hy eenige pieken diep, om zyn schuldboek met Rhadamantus te vereffenen, zou nederdaalen. Die Paapen hadden ook privilegie (volgens Bruschius) om geld te moogen slaan; derhalven zegt Petrus de Aliaco zeer aardig: Diligenti emendatione opus est, quod Religiosi plus sunt Officiales Ga naar voetnoot*Fisci, quam Christi. | |
[pagina 16]
| |
Sr. Hermes. Vraag eens aan den weeldrigen Argus, of de Antagonist van Balsac niet een diergelyken schuimlepel als den Muider Doctor Balouard, in 't oog gehad heeft, wanneer hy het volgende Klinkdichtje opstelde? Epigramme.
Vous commettêz un grand abus,
En prenant Argus pour Phoebus,
Il est trop mal dans la fortune
Pour souffrir ces comparaisons,
Car Phoebus à douze maisons,
Et le Coquin n'en à pas une.
Hermes verzoekt eenige toegeventheid voor zyn eersten Amsterdamschen Hermes, zynde dezelve gecalculeert onder d'Eclips van eene moortdadige koude koorts; en van Nova Zembla zyn niet veele hondsdaagen te wagten.
Indien Sr. John Distaf, Hermes met een tweeden Brief het geen 't Adres aan zyne Ed: bevat gelieft te verëeren, zal hy tragten om per Missive aan dien Heer vergenoegen te geven.
In het toekomende zal 'er naauwkeuriger op de Letterfeilen agt gegeven worden. De absentie van den Autheur, en de haastigheid van den Corrector, heeft daar toe zeer veel gecontribueert. |
|