dooden - mijn leven neemt zichtbaar af, en nimmer zal ik vergenoegd, gelukkig kunnen zijn. -
Mijne stilzwijgendheid, lieve vriendin! is nergens anders aan te wijten, dan aan mijne onverscheeligheid: - de geheele waereld wordt door mij gevoelloos beschouwd - zij heeft haare aantreklijkheid, voor mij, verlooren - op alles wat mij omringt, blijve ik met eene stomme wezenloosheid staaren: - ik leeve nu slechts om te lijden en verlaatenen te ondersteunen; - ja, dit is mijn werk, sedert ik ongelukkigen gemaakt heb, en daar door zelf ongelukkig geworden ben. - Mijn Vader heeft den tuinman op dieverij betrapt, en oneerlijkheid is bij hem onvergeeflijk, hij moest dus vertrekken - en mijn Vader, die ongaerne bedrogen wordt, zal het ook een ander niet doen, dus wilde hij geen getuigenis, dan naar waarheid van hem geeven, waar door hij geen dienst kon krijgen, en besloot dus, den soldaaten rok aantetrekken, om zijn onderhoud te bekomen; in dien stand verviel hij andermaal tot dieverij zoo dat hij voor schelm werd weggejaagd. Zijne vrouw, die hem niet gevolgd was, kwam mij dit, met haare twee kinderen, bedelende‚ klaagen. Ik herinnerde mij, met gevoelige aandoening, haare trouwe dienst, nog in het ongelukkig geval van louize, toen deeze bijna verdronken was. De vrouw kon immers niet helpen dat haar man een deugniet is. - Welaan, dacht ik, hier kan ik een goed werk verrichten, wanneer ik spaarzaam ben, en deeze verlaatene vrouw, met haare twee ongelukkige kinderen, te hulp kome. -