De benoeming van Gerard Romsee nam de laatste hindernis weg voor de massale intrede van vnv-burgemeesters en schepenen. De helft van de Vlaamse gemeenten kreeg een vnv-burgemeester. De machtsgreep van het vnv had zich grotendeels al in 1941 voltrokken. Vooral de ouderdomsverordening die de grens voor de uitoefening van openbare mandaten op zestig jaar terugschroefde, was een middel om de ‘oude garde’ uit te rangeren. Om hen te vervangen door vnv'ers moest Romsee massaal kandidaten van buiten de gemeenteraad benoemen. Ongeschikte kandidaten konden gewipt worden via het Genehmigungsrecht van de bezetter. Lokale vnv-leiders kregen het bevel de lokale bezettende overheid te informeren zodat ze een ‘objectieve en juiste kijk’ kreeg over de politieke verhoudingen. De vnv-leiding gaf i.v.m. benoemingen ook rechtstreeks directieven aan de partijgenoten in overheidsdiensten.
Hoewel de meeste vnv'ers in de lokale overheidsdiensten waren benoemd volgens de formele regels van het Belgische recht, was de benoemingspraktijk een karikatuur van de vooroorlogse geplogenheden. Een klein segment van de samenleving verwierf met hulp van de bezetter een machtspositie. De nieuwe gezagdragers waren overtuigd van de legitimiteit van hun machtsuitoefening. Voor de meeste betrokkenen had zoiets niets vandoen met enige consideratie ten aanzien van de Belgische wettelijkheid, wél met de doordeseming van een totalitair gedachtengoed. De wil om macht uit te oefenen was aan de basis van het vnv zo groot dat de vnv-leiding soms matigend moest optreden. Aan de andere kant waren er ook vnv'ers die zich vanuit hun functie identificeerden met de belangen van de staat en daardoor gekneld geraakten tussen partij en staat. Het was de voorafspiegeling van een breuklijn, typisch voor de feitelijke polycratie van een eenpartijstaat. Sommigen identificeerden zich totaal met andere machtsgroepen in de maarschappij en namen daarbij afstand van de partij.
Als totalitaire partij hechtte het vnv groot belang aan de verwerving van het monopolie op het culturele veld in de breedste zin van het woord. Een toezicht op de cultuurproduktie bood de mogelijkheid voor een permanente legitimering van haar zelfverklaarde rol in de samenleving. Het beoogde een totale Gleichschaltung van het culturele leven. Aangezien het vnv hierin niet werd gesteund door de bezetter kon het zijn ambities maar gedeeltelijk waarmaken. De bezetter wou in de eerste plaats geen ernstig conflict met de Belgische katholieke Kerk. Het ontnam het vnv grotendeels de mogelijkheid de katholieke aanwezigheid in het culturele verenigingsleven en in het onderwijs terug te dringen. Een poging om het Davidsfonds onder controle te krijgen liep op niets uit omdat de bisschoppelijke overheid zich tegen het vnv opstelde.
Het vnv ervoer bovendien dat de bezetter voor de nieuwe of vernieuwde culturele instellingen vaak een beroep deed op niet-vnv'ers. De DeVlag speelde hierbij een belangrijke rol. Deze tot voor de oorlog culturele vereniging kon rekenen op machtige beschermheren. Het vnv heeft geprobeerd de DeVlag te noyauteren, maar ze kreeg geen vat op de leiding ervan. Spoedig zou de DeVlag zich tegen het vnv keren en zich daarbij niet beperken tot het culturele terrein.
Het vnv heeft geprobeerd op het culturele veld invloed te verwerven door gebruik te maken van zijn invloed in de overheidssector. Eind 1941 werden in de vier Vlaamse provincies Provinciale Cultuurdiensten opgericht die later overkoepeld werden door de instelling van een Interprovinciale Cultuurdienst. Het waren vnv-instellingen om de door de DeVlag gedomineerde Cultuurraad de wind uit de zeilen te nemen.
De officiële cultuurpolitiek en de strijd tussen de rivaliserende politieke groepen om de macht over de cultuurpolitiek te verwerven, heeft niet veel invloed gehad op het culturele leven van het werkelijk land. Doordat de bezetter een aansluiting bij de officiële cultuurinstellingen niet verplicht stelde, konden heel wat groepen en initiatieven hun eigenheid bewaren in een weliswaar door de nationaal-socialistische normen verschraald cultuurlandschap.