Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
[pagina 343]
| |
Deel 3 Het VNV tijdens de bezetting | |
[pagina 345]
| |
Hoofdstuk 1 Het eerste bezettingsjaar: naar de politieke en militaire collaboratie1.1 Aanhouding en wegvoering van VNV'ers in mei 1940Tijdens de eerste dagen van de Duitse inval werden enkele duizenden Belgen en in België verblijvende vreemdelingen opgepakt. Een aantal onder hen werd weggevoerd naar Frankrijk en opgesloten in gevangenenkampen. Bij deze groep waren er Duitsers en Oostenrijkers, joden, communisten, oud-leden van de internationale brigade, rexisten, oud-activisten, dinaso's en Vlaams-nationalisten. Ook nogal wat vnv'ers werden verontrust. Deze heterogene groep mensen werd ervan verdacht samen te werken met de agressor of tenminste een potentieel gevaar te vormen voor de veiligheid van het land. De arrestatie van ‘verdachten’ in mei 1940 paste ten dele in de psychose die zich na de Duitse inval meester maakte van brede lagen van de bevolking. Een oncontroleerbare geruchtenstroom over Duitse parachutisten, spionnen en een ‘Vijfde Colonne’ deed de rondeGa naar eind1. De arrestaties waren voorbereid door een zg. ‘Coördinatiecomité’ dat sedert einde maart 1940 vergaderde onder het voorzitterschap van de minister van Justitie Paul-Emile Janson. Naast enkele hoge burgerlijke magistraten hadden er in het comité nog twee personen zitting die een belangrijke rol zouden spelen bij de uitvoering: de administrateur van de Staatsveiligheid Robert de Foy en Walther Ganshof van der Meersch die op 10 april 1940 tot auditeur-generaal was benoemd. Minister Janson gaf de leden van het ‘Coördinatiecomité’ de opdracht lijsten samen te stellen van in België verblijvende Duitsers en van Belgen die ervan verdacht werden bij een inval hulp te zullen verlenen aan de vijand. Deze vage opdracht zette de deur wagenwijd open voor een totale willekeur. De parketten legden individuele dossiers aan en hanteerden daarbij eigen maatstaven. Vaak werd daarbij gesteund op rapporten van lokale politiële overheden. Ook de Staatsveiligheid deed soms een beroep op die lokale overheden. Het was de bedoeling de aldus verzamelde informatie te controleren. Op 10 mei 1940 was men daar nog niet aan toe zodat de hele operatie op wankele fundamenten berustteGa naar eind2. Bij de vnv'ers die administratief werden aangehouden treft men personen aan van allerlei allooi. De vnv-leider zelf werd opgepakt toen hij zich op 10 mei naar het parlement wilde begeven. Hendrik Borginon, Gerard Romsee en Edmond Van Dieren slaagden er echter in Hubert Pierlot te overtuigen De Clercq vrij te laten. De socialistische minister van Onderwijs Eugène Soudan en de katholieke senator August De Boodt bemiddelden hierbijGa naar eind3. Op 11 mei hadden de genoemde Vlaams-nationalisten een gesprek met eerste minister Hubert Pierlot, de minister van Justitie Paul-Emile Janson en de ministers August De Schryver en Eugène Soudan. Volgens een vnv-bron zou Pierlot tijdens dat gesprek hebben gezegd: ‘Messieurs, il ne faut pas plaider la chose, nous sommes tout à fait d'accord que c'est une bêtise’Ga naar eind4. Hoe het ook zij, Staf De Clercq werd nog dezelfde dag vrijgelaten. Het wijst erop dat de Belgische Staatsveiligheid niet volledig op de hoogte was van de geheime politiek van De Clercq. Al is het niet uitgesloten dat De Clercq om politieke redenen werd vrijgelaten. Misschien wou de regering het vnv niet al te zeer bruuskeren. Dat belette dan weer niet dat heel wat vooraanstaande vnv'ers bleven aangehouden. In een brief aan de eerste minister pleitten Borginon en Romsee ervoor álle Vlaams-nationalistische vooraanstaande figuren vrij te | |
[pagina 346]
| |
laten. Ze waarschuwden voor de rampzalige gevolgen van de aanhoudingenGa naar eind5. Het pleidooi mocht niet baten. Talrijke vnv'ers bleven in de gevangenis. Eerst werd zowat de hele burgerlijke top van de mo opgerold. Miel D'Hondt, Bert Meuris en Reimond Tollenaere werden op 10 mei gearresteerd. Allen werden later naar Frankrijk gedeporteerd. Herman Van Ooteghem kon op het nippertje ontsnappen. Blijkbaar was de Staatsveiligheid goed op de hoogte van de structuur van de mo. Voorts werd ook de top van Volk en Staat aangehouden: hoofdredacteur Antoon Mermans en beheerder Karel Peeters vlogen achter de tralies en belandden uiteindelijk in de Franse kampen. De oud-beheerder Hendrik Van Hoofstadt ging dezelfde weg. Het aanhouden van de medewerkers van de krant was uiteraard een gevolg van het onderzoek dat al langer tegen Volk en Staat liep. Het Belgische gerecht had op zijn minst sterke vermoedens dat de krant door Duitsland werd gefinancierd. De algemeen leider van het avnj Edgar Lehembre en de Antwerpse arrondissementsleider Jan Timmermans ondergingen hetzelfde lot. Van Timmermans weten we al dat hij zijn sympathieën voor het nationaal-socialisme niet onder stoelen of banken stak. Om die reden werd hij in 1937 als eregast uitgenodigd op de Reichsparteitag. Lehembre had af te rekenen met het odium dat zijn voorganger Hilaire Gravez op het avnj had geladen. Nog meer avnj'ers werden het slachtoffer. De avnj-leiders Walter Bouchery en Luc Desramault die beiden in mei 1940 onder de wapenen stonden, werden opgepakt. De eerste werd naar Frankrijk gedeporteerd, de tweede naar Engeland waar hij voor de duur van de oorlog geïnterneerd bleefGa naar eind6. Dat Ward Hermans gearresteerd werd, zal weinig verwondering baren. Naast deze min of meer bekende vnv'ers werden nog andere Vlaams-nationalisten aangehouden en gedeporteerd, waaronder oud-activisten. De bekendsten waren August Borms en Adriaan Martens. De twee ondervoorzitters van vos werden in gevangenschap naar Frankrijk gebracht. Ook de latere ss-leider René Lagrou werd weggevoerdGa naar eind7. Hoeveel vnv'ers er uiteindelijk in de meidagen werden opgepakt is bij benadering niet te bepalen. Er dient rekening mee worden gehouden dat sommige arrestanten in Belgische gevangenissen door de Duitse bezetter werden bevrijd. Een aantal werd al voordien vrijgelaten. Een deel maar van de arrestanten werd in vaak mensonwaardige omstandigheden met de zg. ‘spooktreinen’ naar Franse kampen weggevoerd waar ze samen met communisten, antifascisten, joden en andere ‘verdachten’ werden opgesloten. Sommigen overleefden hun deportatie niet. Het meest bekend is de slachtpartij die Franse militairen op 20 mei 1940 aanrichtten in Abbeville. Daarbij werd de eveneens weggevoerde Verdinaso-leider Joris Van Severen samen met twintig andere gevangenen doodgeschotenGa naar eind8. Bij de groep in Abbeville was er één vnv'er: Maurits Van Gijsegem. Hij ontsnapte op het nippertje aan de doodGa naar eind9. Naast de Belgische overheid opereerden in België ook Fransen en Britten. Tijdens de bezetting beweerde de vnv-leiding dat twee Engelse officieren gepoogd zouden hebben De Clercq te Sint-Kwintens-Lennik onschadelijk te maken. Het plan mislukte doordat De Clercq was ondergedokenGa naar eind10. Voor deze bewering bestaat totnogtoe geen bewijs. Wel staat het vast dat er contacten bestonden tussen de Britse Intelligence Service en de Belgische Staatsveiligheid en dat de Britse dienst beschikte over een lijst van verdachte en mogelijk te arresteren personenGa naar eind11. Te noteren valt dat Sint-Kwintens-Lennik in de operatiezone van het Britse expeditieleger lagGa naar eind12. Tijdens de bezetting werd door de vnv-leiding een lijst samengesteld van ‘politieke gevangenen behorende tot het vnv en andere Vlaams-nationalistische verenigingen’. Er komen 49 namen op voor, waaronder 27 expliciet als vnv'ers worden vermeld. De meeste hierboven genoemde personen komen voor op de lijstGa naar eind13. Later, in mei 1941, liet de vnv-leiding vijftig eretekens vervaardigen die ter gelegenheid van de eerste verjaardag van de deportaties aan de weggevoerden werden overhandigd. Alleen degenen die toen in 1941 lid waren van de Eenheidsbeweging vnv kwamen in aanmerking. 35 personen waren in dat | |
[pagina 347]
| |
geval, waaronder een aantal dinaso's en Vlaamse rexisten. Anderzijds werden enkele vnv'ers uitgesloten die in 1940 nog wel lid waren van het vnv. Bovendien kregen enkele vnv'ers die wel gearresteerd werden maar niet weggevoerd ook een ereteken. Anderen werd dan weer een ereteken geweigerd omdat ze in 1940 niet tot het vnv behoorden. Staf De Clercq weigerde bijv. Adriaan Martens een ereteken toe te kennen. Martens als lid van de Eenheidsbeweging had er nochtans op aangedrongenGa naar eind14. Hebben de arrestaties en wegvoeringen in mei 1940 een belangrijke impact gehad op de politiek van het vnv? Niet zelden wordt de aanhouding en vooral de wegvoering van Vlaams-nationalisten aangevoerd ter verklaring van de collaboratie van het vnvGa naar eind15. De weerslag van de arrestaties en wegvoeringen moet bekeken worden binnen de context van de ‘wondere zomer van '40’. De afkeer ten aanzien van de Belgische regering kwam zeker niet alleen voor in kringen van anti-Belgische Vlaams-nationalisten. Voor vele vnv'ers waren de gebeurtenissen de bevestiging van wat hen al jaren was ingeprent: België was de vijand. De gêne die ongetwijfeld bij velen bestond om met de hulp van de Duitse bezetter de vijand een beslissende slag toe te brengen, zal er ongetwijfeld gemakkelijker zijn door verdwenen. Maar het kan worden betwijfeld of de arrestaties en wegvoeringen een bepalende rol hebben gespeeld in de collaboratie van het vnv. Voor de bekendste weggevoerden is dat alvast niet het geval. Reimond Tollenaere had al in 1939 in een vertrouwelijk document toegegeven dat hij in geval van oorlog hoe dan ook alles op de Duitse kaart zou zetten. August Borms, Ward Hermans en René Lagrou hadden al van voor de oorlog voor Duitsland gekozen. Dat ze één vinger zouden hebben uitgestoken om de ‘Belgische staatsorde’ te continueren als men hen niet had verontrust, is uitgesloten. Dat neemt niet weg dat de Belgische justitie ook bij het oppakken van Vlaams-nationalisten blunderde. De gevolgen van de arrestaties en wegvoeringen moeten natuurlijk niet alleen bij de getroffenen worden gemeten. Hier kan niet worden veronachtzaamd dat het hele gebeuren een krachtig propagandistisch instrument werd in handen van de vnv-leiding. De zaak werd in Volk en Staat breed uitgemeten. Na de terugkeer van August Borms uit Frankrijk werd met hem een echte ronde van Vlaanderen georganiseerd. De huldigingen waren niet van de lucht. vnv'ers die twijfelden aan de opportuniteit van een tweede activisme kon worden gewezen op het verraad van de Belgische Staat, op het feit dat België al bij voorbaat partij had gekozen tegen het Vlaams-nationalisme. De gebeurtenissen in de meidagen speelden ook het vnv parten. Vooral de vrijlating van Staf De Clercq werd door zijn politieke tegenstanders in de collaboratie tegen hem uitgespeeld. De vnv-leider zou hebben gecapituleerd voor de Belgische overheid, terwijl zijn medestanders gevangenzaten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de grootse vnv-huldiging van de weggevoerden, 28 mei 1941, volledig in het teken stond van de legitimering van De Clercqs houding. De vnv-leider liet zich als eerste de herdenkingsmedaille opspelden. In een gelegenheidstoespraak wees algemeen secretaris Ernest Van den Berghe erop dat De Clercq werd vrijgelaten zonder enige belofte of voorwaardeGa naar eind16. Op het verwijt dat Staf De Clercq zijn vrijlating had moeten weigeren om zo druk uit te oefenen op de regering om de andere opgepakte vnv'ers vrij te krijgen, antwoordde Van den Berghe dat de vnv-leider onwetend was over de aanhoudingen. De Clercq had bovendien een belangrijkere taak te vervullen als leider van de mo. In verband met de politieke exploitatie van de weggevoerden brak vrijwel onmiddellijk een concurrentiestrijd uit. Bij de eerste grote huldiging op 15 augustus 1940 in de feestzaal van de Antwerpse dierentuin probeerde Staf De Clercq met zijn pas gelanceerde ‘Volksbeweging’ de viering te omkaderen. Hij werd tegengewerkt door ‘duistere figuren, die [...] hun eigen persoonlijk rolletje willen voortspelen’Ga naar eind17. Vooral de weggevoerden Ward Hermans en René Lagrou, die later aan de wieg van de Vlaamse ss zouden staan, probeerden de pogingen | |
[pagina 348]
| |
van de vnv-leider te dwarsbomen. Op de viering in augustus 1940 sprak René Lagrou, naast hoofdzakelijk vnv'ersGa naar eind18. De viering van mei 1941 werd een loutere vnv-aangelegenheid. Het vnv heeft zich ook ingespannen om de vermeende verantwoordelijken voor de aanhoudingen en wegvoeringen te laten berechten. Vooral Robert de Foy en meer nog Walther Ganshof van der Meersch werden geviseerd. Op 20 juni 1940 schreven Gerard Romsee en Edmond Van Dieren als voorzitters van de twee Vlaams-nationale kamergroepen een brief aan de procureur-generaal. Zij spraken de verwachting uit dat onverwijld zou worden opgetreden tegen Ganshof Van der Meersch die ze verantwoordelijk stelden voor de ‘willekeurige aanhouding, opsluiting en wegvoeringen, aanslagen gepleegd op de persoonlijke vrijheid van talrijke burgers’Ga naar eind19. Edmond Van Dieren lokte een incident uit door Ganshof Van der Meersch op 1 juli 1940 op de trappen van het Paleis van Justitie in Brussel een symbolische kaakslag toe te dienen. In een gesprek met Volk en Staat beweerde hij zo een proces voor een Belgische rechtbank te willen uitlokkenGa naar eind20. Hoewel de bezetter aanvankelijk beide functionarissen arresteerde, werd spoedig van vervolging afgezien. De ontgoocheling in het vnv was grootGa naar eind21. Onmiddellijk na de nederlaag van Frankrijk kwam de vnv-leiding in actie om de weggevoerde vnv'ers en andere Vlaams-nationalisten te repatriëren. Een maand na de wapenstilstand reisden Hendrik Borginon en Marcel De Ridder in opdracht van de vnv-leiding naar Frankrijk, op zoek naar de weggevoerden. Vanzelfsprekend hadden ze het fiat gekregen van de bezetter. Dat Borginon op missie werd gestuurd had wellicht te maken met het feit dat hij voor de buitenwereld de vnv'er met het meeste gezag was. Borginon was al in de meidagen op aandringen van Staf De Clercq ingegaan op een voorstel van minister Eugène Soudan om de regering naar Frankrijk te volgen. Borginon kreeg van De Clercq de opdracht in de mate van het mogelijke de belangen van de weggevoerde vnv'ers te behartigen. Borginon zou niet verder dan in het noorden van Frankrijk geraken waar hij door de Duitse troepen werd ingehaald. Borginon toog dus voor de tweede maal naar Frankrijk. Hij werd vergezeld door Marcel De Ridder die over een wagen beschikte. Hendrik Borginon heeft na de oorlog zijn merkwaardige reisverhaal opgetekendGa naar eind22. In Parijs ontmoette hij op 23 juli 1940 de ministers August De Schryver, Eugène Soudan en Arthur Vanderpoorten. Borginon getuigt hoe hij door hen uiterst voorkomend werd behandeld en dat ze hem zelfs een kamer in hun hotel aanboden. Later in Vichy ontmoette hij zowat de hele regering. De ministers verklaarden totaal onwetend te zijn over het lot van de weggevoerden. Firmin Vandenbossche, de ondervoorzitter van het Belgische Rode Kruis die ook in Vichy verbleef, bracht Borginon op het spoor van Le Vernet d'Ariège, een kamp van Spaanse republikeinse vluchtelingen, waar inderdaad, zoals later bleek, een deel van de Vlaamse weggevoerden gevangenzat. Borginon vroeg aan August De Schryver hem te vergezellen om met meer gezag de repatriëring tot een goed einde te brengen. Ook Arthur Vanderpoorten zou de vnv-delegatie vergezellen. Paul-Emile Janson en Paul-Henri Spaak bemiddelden bij het nieuwe Franse regime. Op die manier bekwam Borginon een Franse ministeriële volmacht om Belgische politieke gevangenen te repatriëren. Borginon slaagde erin in Le Vernet d'Ariège negentig Belgen, volgens hem allemaal Vlaams-nationalisten, rexisten en communisten, te bevrijden. Onder hen Ward Hermans, Edgar Lehembre, Walter Bouchery en Hendrik Van Hoofstadt. Borginon en De Ridder organiseerden hun repatriëring. Ze hadden daartoe financiële middelen van het vnv gekregen. In Frankrijk kregen ze bovendien geldmiddelen ter beschikking van de Belgische overheid. Andere weggevoerde Belgen keerden op eigen kracht vanuit andere kampen en gevangenissen terug naar België. Zo werd Reimond Tollenaere al op 21 juni 1940 door Duitse troepen bevrijd. De dag daarop was hij al in België. Borginon bleef nog tot 13 augustus 1940 in Frankrijk. Hij had er nog herhaaldelijk con- | |
[pagina 349]
| |
tact met Belgische ministers. Volgens Borginon wilden de meesten zo snel mogelijk terug naar huis. Ze waren ervan overtuigd dat Duitsland de oorlog had gewonnen en België voor lange tijd in de Duitse invloedssfeer zou liggen. |
|