Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
3.6 De taalwettenDe hier behandelde periode werd inzake taalwetgeving beheerst door de vernederlandsing van het gerecht. Het was een belangrijk strijdpunt van het minimumprogramma. Gerard Romsee, die zitting had in de Commissie voor Justitie, en Hendrik Borginon hielden zich van Vlaams-nationalistische zijde al jaren bezig met dit probleem. Vooral eerstgenoemde mengde zich uiterst actief in de debatten toen in mei 1934 de tekst van de Commissie in de Kamer werd besprokenGa naar eind16. Hij spande zich in om de tekortkomingen van de wet in Vlaams opzicht aan te klagen en vooral om de Franstalige amendementen te dwarsbomen. Hij en Romsee dienden ook talrijke amendementen in. Bij de stemming onthielden de Vlaams-nationalisten zichGa naar eind17. Borginon verklaarde de onthouding: hij meende dat het voorstel een betrekkelijke waarde had voor het Vlaamse land maar dat het de Vlaamse stellingen in het Brusselse onbeschermd liet. Ook de blijvende aanhechting van het Limburgse rechtsgebied bij de rechtbank van Luik vond geen genade. De andere Vlaams-nationalistische kamerleden sloten zich hierbij aan. Jeroom Leuridan was de enige die zijn motivatie persoonlijk wilde kenbaar maken. Hij had niet neen gestemd omdat de wet zou meehelpen ‘de Belgische staat tot op de grond af te breken’Ga naar eind18. Tussen de stemming in de Kamer en die in de Senaat in april 1935 had zowel aan Vlaamse als aan Franstalige zijde een politieke mobilisatie plaats. Het is interessant de rol van het vnv in die mobilisatieperiode na te gaan. Eind december 1934 meldde Hendrik Borginon aan Staf De Clercq dat de ‘Bond van Vlaamse Rechtsgeleerden’ een intense actie op het getouw zette in verband met het wetsvoorstel. Het was o.m. de bedoeling in alle grote plaatsen meetings te houden waarop vertegenwoordigers van alle partijen uitgenodigd zouden worden petities te organiseren enz. Borginon vroeg naar de houding van de vnv-leiding tegenover dit initiatief. In zijn antwoord verwees Staf De Clercq naar de stichtingsproclamatie van het vnv, namelijk naar de passages die vermelden dat het de dagelijkse taak is van het vnv op te treden tegen de verfransing en dat van elke veroverde ‘brok zelfstandigheid’ gebruik zou worden gemaakt om ‘de aanvalskracht onzer beweging te verscherpen’. Voor deze concrete actie bracht deze | |
[pagina 184]
| |
houding met zich mee dat het vnv geen enkel initiatief zou nemen. De actie werd ook niet a priori afgewezen. Voor elke concrete zaak zou de leiding een aparte beslissing nemen. Maar ‘er kan geen sprake van zijn dat onze mannen met lijsten zouden leuren, petitionnementen aan openbare besturen overhandigen, optreden naast kamerleden die de amendementen der Vlaams-nationalisten verwierpen of naast Vlaamse belgicistische leiders [...]’Ga naar eind19. Borginon repliceerde dat dit nochtans een gelegenheid was om eens ‘buiten alle fraseologie om’ een probleem concreet aan te pakkenGa naar eind20. Borginon schreef dit nadat vanuit de basis van het vnv vragen kwamen om een concrete actie te ondernemen. Omdat de druk om iets te ondernemen te groot werd, veranderde de vnv-leiding haar houding. Op 9 februari 1935 stuurde Staf De Clercq een circulaire naar de leden van het vnv-kader met de opdracht in te gaan op uitnodigingen om deel te nemen aan meetings. Wanneer er geen meetings werden gehouden, moest het vnv ze uitlokken, maar zij mochten niet door het vnv zelf worden georganiseerd. De angst voor het imago van een taalwetpartij was groot. De Clercq gaf aan de sprekers strikte instructies ervoor te zorgen niet de indruk te wekken dat het vnv de taalwetten als constructief beschouwde voor de nationale strijdGa naar eind21. De houding die het vnv in deze zaak aannam, is typisch voor het optreden van de partij in communautaire aangelegenheden. De vnv-leiding nam niet deel aan acties die zonder haar werden georganiseerd. Zulke acties konden immers weinig bijdragen tot de belangrijkste doelstelling van het vnv: de eigen positie verstevigen. Dat kon alleen door geen afbreuk te doen aan het radicale anti-Belgische imago. Wanneer, zoals in dit geval, de vnv-leiding besliste toch deel te nemen aan een communautaire actie, dan kon dat slechts gebeuren binnen de grenzen van de anti-Belgische doelstelling van het vnv. Het valt ook op dat, toen Staf De Clercq campagne voerde bij tussentijdse verkiezingen, de vnv-pers plots aandacht schonk aan de Brusselse Vlamingen. De weekbladen bulkten in die periode van de artikelen over taaltoestanden en taalacties, terwijl voordien het ‘probleem-Brussel’ eerder sporadisch aan bod kwam. Maatregelen die binnen de politiek haalbare mogelijkheden een aanzet konden geven tot een effectief beleid tegen de verfransing interesseerden het vnv niet. De oplossing van de taalproblemen was een kwestie van aanvalskracht. Enige concrete en haalbare maatregelen werden door de vnv-pers niet aangebracht. De kern van de zaak in deze kwestie is het naakte feit dat elke maatregel die de communautaire tegenstellingen ontlaadde, afbreuk deed aan wat het vnv beoogde, nl. de vernietiging van België. Dat was ook de reden waarom het vnv nooit een concrete actie heeft ondernomen op communautair gebied of inzake de eerbiediging van de taalwetten. Toch kwamen er ter zake geregeld voorstellen vanuit de basis. Ze werden steevast afgewimpeldGa naar eind22. Het feit dat het vnv totaal afwezig bleef op het praktische terrein terwijl het voortdurend in woord en geschrift opriep tot radicalisme, bracht ook sommige militanten aan het denken. Een Antwerpse Vlaams-nationalist die op 28 april 1935 een redevoering van Staf De Clercq in Antwerpen had bijgewoond, schreef diezelfde dag nog een brief aan de vnv-leiderGa naar eind23: ‘Indien U meent dat wij [...] als Vlaams-nationalisten een politieke overmacht kunnen veroveren in het huidige België om die overmacht dan als medium te gebruiken voor het oplossen der wantoestanden, dan vrees ik dat U zich aan begoochelingen blootstelt. [...] Ik had ten minste verwacht [...] dat U enig concreet plan ter neutralisering van de verfransende invloed zoudt ontvouwd hebben [...].’ Dat was een correcte waarneming. Vooral na de verkiezingsoverwinning van 1936 werd het voor de vnv-leider uiterst moeilijk om ambitieuze partijgenoten af te houden van ‘verwezenlijkingspolitiek’. |
|