Greep naar de macht
(1994)–Bruno De Wever– Auteursrechtelijk beschermdVlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945
1.4 Het ‘Passivisme’De flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog elke samenwerking met de bezetter afwezen, werden door de activisten smalend ‘passivisten’ genoemd. Evenmin als de activisten vormden de zg. ‘passivisten’ een monolithisch blok. De principiële verschillen tussen de ‘actieve passieven’ - degenen die de bij de Duitse inval afgekondigde ‘godsvrede’ naast zich neerlegden door aan flamingantische actie te doen - en de unionistische activisten waren wellicht minder groot dan die tussen de uitersten van elk van de beide kampen. De belangrijkste vertegenwoordiger van het ‘actieve passivisme’ was zonder twijfel Frans Van Cauwelaert. Ook zijn figuur leidt tot tegenspraak in de historiografie, een dispuut dat essentieel gaat over de legitimiteit van het Vlaams-nationalisme. We kennen het standpunt van Lode Wils. Van Cauwelaert veroordeelde wel het activisme maar weigerde de gematigde activisten af te schrijven. Daarmee verschilde hij principieel van mening met de zg. ‘godsvrede-flaminganten’, van wie Leo Van Puyvelde zonder twijfel het boegbeeld was. Van Puyvelde beschouwde elke dubbelzinnigheid jegens de activisten als een bedreiging voor de Belgische natie. Hen niet wegsnijden uit het flamingantisme zou een onomkeerbaar proces van onverzoenlijkheid op gang brengen. Wils heeft aangevoerd dat Van Cauwelaert Van Puyveldes waarschuwing naast zich neerlegde omdat voor hem de Vlaamse natie primeerde op de Belgische Staat. Van Puyvelde heeft gelijk gekregen wat het oprukken van het antibelgicisme betreft. Hij had ongelijk ten aanzien van Van Cauwelaert: deze trad niet toe tot het ‘blok van onverzoenlijken’ maar zou de rest van zijn politieke carrière hun tegenstander en bondgenoot blijven: een tegenstander van de vernietiging van de Belgische Staat, een bondgenoot in de politieke strijd voor de ontvoogding van de Vlaamse natie. Hendrik Elias wijdt in zijn studie een apart deel aan het ‘passivisme’Ga naar eind32. Hij schrijft de geschiedenis van de niet-collaborerende flaminganten duidelijk uit hoofde van het activisme. Waar hij in zijn besluit de vraag opwerpt over de ‘vruchtbaarheid’ van het activisme, onthult hij zeer duidelijk zijn standpunt: ‘[...] In een ruimer perspectief gezien, is de vraag “schadelijk of vruchtbaar” ook nu nog niet te beantwoorden. Het is, per slot van rekening, de | |
[pagina 32]
| |
vraag naar de vruchtbaarheid van de politiek van de Vlaamse belgicisten onder leiding van Frans Van Cauwelaert en van de Vlaams-nationalistische beweging na 1918.’ Verder geeft hij al een deel van het antwoord door te stellen dat het ondenkbaar is dat Van Cauwelaert zijn minimumprogramma er zou hebben doorgehaald zonder het activisme en het Vlaams-nationalisme. We zagen al dat volgens Wils het antibelgicisme, dus het Vlaams-nationalisme, pas een kans tot groeien kreeg. Van Cauwelaert weigerde de activisten uit te stoten. Dat zijn de verschillende (ideologisch bepaalde) uitgangspunten. Toch bestaat er geen fundamentele onverenigbaarheid tussen beide. De ontwikkeling van het Belgische nationaliteitenprobleem had een dialectisch verloop waarbij gematigden en radicalen elk hun rol speelden. Het toekennen van de hoofdrol is meestal ondergeschikt aan de kijk die men heeft op de verdere afloop van het nog altijd onopgeloste probleem. |
|