Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] Kortheyt des Menschen Leevens. Zang: Arent, Pieter Gijsen, met Meeuwes, laap en Leen. 1[regelnummer] 't Leeven van de menschen is op de weerelt kort: Want eer men het beseft, het afgesneden wort: U dan tot deught aanport: Om dat het snel, wegh-vlieden sel, Na Gods Rijck, of den Hel. 2[regelnummer] 't Leeven sal verdwijnen, gelijk verdwijnt de roock: En hoe sterck dat het is, gelijck een schaaduw oock: Ja oock gelijck een spoock. Hoe vast gy staat, het haast vergaat. Ey! dan het quaade laat. 3[regelnummer] 't Leeven van de menschen gelijk een pijl wegvliegt. En haare snelheyt na de doot u hier bedrieght. In slaap u 't quaat hier wieght, Op dat gy niet soudt sien 't verdriet Dat op de aardt geschiet. 4[regelnummer] Schoone bloemen praalen des morgens fris op't velt; Maar 's avonts heeft de doot hun wel in haar gewelt: Soo is 't met ons gestelt. Als wy zijn fris, de doot wel is By onse sterfenis. 5[regelnummer] Wie roemt op sijn kragten? want sy seer rad vergaan Wie roemt op sijn schoonheit? de doot haar kan neerslaan. 't Is haast met ons gedaan. Wie hier ontvloodt, de naare doodt, In vreughde, of in noodt? 6[regelnummer] Beedelaar, en Kooningh, zijn door haar aangetast. Sy niemant hier verschoont, met haare overlast. Die sy grijpt, houdt sy vast. [pagina 202] [p. 202] Kort is de tijt, die u heen leit, Na Godes heerlijckheit. 7[regelnummer] 't Leven vliegt snel heenen, na God, of na haar straf, Was 't vroom, het na hem sweeft; was 't boos, 't sweeft van hem af: Als 't lighaam leit in 't graf: Als 't is gezaait, 't wert afgemaait, Gelijck de wint omdraait. 8[regelnummer] Die met frisheit's morgens gesont uyt 't bet opstaan, Die kan de naare doot voor d'avont tasten aan, Om na het graf te gaan. Geen tijt weet gy, wanneer dat sy U hier sal koomen by. 9[regelnummer] Gy light veele saacken sult hebben in u hooft, Als sy seer onverwaght het leeven u ontrooft? Dat dit kan zijn, gelooft. Soeckt dan na Godt, en 't zaaligh lot; En leeft na sijn gebodt. 10[regelnummer] Als gy niet om haar denckt, komt sy meest onverwagt, Als gy nog na de tijt, die seer lang is, hier tragt. Agh! neemt dit dan in aght. Kort is de tijt, waar mee gy zijt By uwe vreught, of strijt. 11[regelnummer] Niet langh u tijt dan loopt, na uwes leevens eyndt. U lighaam moet na 't graf, wanneer u geest verdwijnt; Sy dan voor Godt verschijnt. Dan sal sijn Soon haar geeven loon; Ick hoop, des Heemels Kroon. 12[regelnummer] Altijt moet gy dencken, mijn leeven is hier kort. Deese goe gedaghte u tot de deught aanport: Door haar gy zaaligh wort. Soo gy boos sterft, u geest light swerft, Tot sy 't verderven erft. Vorige Volgende