Ziels-opwekking tot waare deugd en vrolykheit in lof- en smeekliederen, mitsgaders veldgezangen(1725)–Fransina Jakoba van Westrem– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De groote Geneesheer In ziele krankheit aangezogt. 1. Liefste Iesus, hoe kundt gy Myne Elendt zó zien verby; 'k Leg te worst'len in myn smarte! lk Ben vol Wonden, flaauw en krank; 't Bloedig etter geeft een stank, En gaat u dit niet aan 't harte! 2. Zó uw Handt my niet verquikt, 'k Word door jammeren verstikt; Wie dogh zal myn buylen heelen? Zelve ben ik roereloos, Maar de Slang spuwt wreedt en boos, Gift om wormen uit te teelen. [pagina 53] [p. 53] 3. Zaadt tot kankerendt Verderf, Springvuur, dat myn Ziele sterf; Of een eelt om te verdoven: Dat 't gevoel slegts stille zy, Schoon 't gemoedt in grooter ly, Zig vindt van u weg geschoven. 4. Wat dogh kan ik anders meer Als voor uwe Voeten, Heer! Leggen kruypen, leggen weenen; Of uw medelydendt Oog, Zig Ontfermend' tot my boog! Dit zelfs moet uw gunst my leenen. 5. Aan 't Bethesda legge ik my! Heere, laat my niet in ly'! Maar druip Balsem in myn Wonden! Betse met uw dierbaar Bloedt; Was de striemen van 't Gemoedt: En Vergeef vergeef myn Zonden. 6. Dient het grondtquaadt regt gemikt, Of 't gezwel met scherp geprikt, Of de Ziel gedrenkt met Alssem, 't Is geen noodt, als uwe kragt My versterkt, uw Geest verzagt, Dan is 't bitterst My een Balssem 7. Maar vermengt Gy Myrhendaauw, Met Granatezap, voor 't flaauw En geteistert hart, met eenen; Dan verwonder ik te meer Zielarts, uw Ontferming, teer Uitgebreydt, zelfs voor de kleenen! [pagina 54] [p. 54] 8. Og dat ik Gezondt en sterk Voor u leven mogt! en 't werk Van uw Dienst, met lust betragten! Og dat dan myn Lyf en Ziel U behaagden, uw geviel! En ik op uw wenken Wagtte! Vorige Volgende