Ziels-opwekking tot waare deugd en vrolykheit in lof- en smeekliederen, mitsgaders veldgezangen(1725)–Fransina Jakoba van Westrem– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Opwekking Tot waare Deugt en Vrolykheit In Lof- en Smeek-liederen. [pagina 3] [p. 3] Het kostelyke Cierkleedt Eens Zagtmoedigen en stillen Geests. Toon: o zalig heylig etc. 1. ô Schoone Dos, hoe munt gy uit! Het zagte Bont van Armelynen, Het fulpe kleedt, daar 't goudt om sluit, Het wit Sattyn doet gy verdwynen! 2. Ja 't blank Agaat, de Diamant, De Peerlesnoer word doof en duister; Als dit Iuweel van Hals en handt, Van 't Voorhoofdt straalt, met held're luister! 3. Regt eed'le Deugdt! die uit Geloof En Liefde ryst, wat zyt gy teder! Voor trotse woorden zyt gy doof, Gy geeft geen quaadt, maar weldoen weder! 4. De Ootmoedigheit maakt u gerust In al Gods Paden, hoe ze ook loopen: By Iesus schoot, zit ge als gesust, Om op Syn Heyl alleen te hoopen. 5. Proeft de Opperkoning uw Gemoedt, Gy wyst dat Oog door al de hoeken; En vergt om 't kost'le Hemelbloedt Tot Reiniging: gy lydt dat zoeken; [pagina 4] [p. 4] 6. En legt u al te meerder bloot, Op dat u Iesus kom geneezen. Eet gy niet bly een brokje broodt, En walgt van Sodoms bitt're beezen? 7. Zo luistert ge op de laagen grondt Van 't innig hart, na Iesus woorden, De togten stiltge, en snoert heur mondt, Of teugelt die met zagte koorden. 8. Word niet de Wysheit stil geleert! De Liefdewenken van den Koning, Geniet men, daar geen Stormwindt deert: Zagtmoedigheit wint Vreê tot looning! 9. Wat lieflykheeden deelt het hart, Dat alles meet na 's Hemels wille! En nimmer leedt gevoelt of smart, Dan om 't berispen en bedillen. 10. Og wierde ik als een Lelyhof, Beminde Heylandt! daar de geuren, En zagte schoonheên, tot uw lof U nodigden, met zuiv're kleuren! 11. Og was ik voor een Toornig mensch, Gelyk een wolbaal voor de kogels! 't Verkeerde zelf, kryg nooit zyn wensch; De lusten zyn me als vreemde vogels: 12. Als havikken, en wilt gespuis, Die vaak myn Offergaaf bevuylen; En rontom maken sterk gedruis, Wyl ze in verborge hoolen schuylen. [pagina 5] [p. 5] 13. Zagtmoedig Lam! zweef met uw Beeldt, En zweemsel, dikwyls voor myne oogen! Ik weet, dat u de Drift verveelt; En gy geen oproer wilt gedoogen. 14. Hoe geerne zat ik effenbaar En zagt, en stil, voor uwe voeten! Dan voelde ik uw beloften waar: Dan was my 't willen, nooit een moeten. 15. Dan weydde ik steeds in 't lustbaar schoon, Van reyne Vreede, en stil genoegen! En ging vrymoedig voor den Throon! Dan ruste ik, van een nutloos Zwoegen. Vorige Volgende