Ziels-opwekking tot waare deugd en vrolykheit in lof- en smeekliederen, mitsgaders veldgezangen

[fol. *4r]

Aan den lezer.

Dit bondelken, een proef van zielsvermaaklykheden,
Word u aan 't oog gebragt; verschoon al wat ontbreekt,
En wil uw kost'len tydt tot vitten niet besteden,
De By weet waar het zoet zelf in de Veldbloem steekt,
Daar 't vuige Spinnenest, het Rozesap doet gooren,
Tot akelig Fenyn; neen Lezer, zo myn wensch
En mening word gevat, 'k mogt onder de as niet smooren
Myn Vonk, myn klein Talent, maar geef's aan yder Mensch,
Tot wezentlyk vermaak, tot nut en Deugdsbetragten.
Geniet'er zegen by, en laat ons t'zaam verheugd,
Het ydele gerel als stoppelvlam veragten,
Op dat de Vrolykheit op Waarheit rust en Deugdt.

Arnhem den 26sten van Oogstmaandt 1724.