De Afscheiding van 1834 in Overijssel. Deel 2. De classes Holten/Ommen
(1986)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||
XIII De eerste jaren van de gemeente te Dedemsvaart (Avereest)Iets uit de voorgeschiedenisDe jonge veenkolonie Dedemsvaart, 7 km ten noorden van Ommen gelegen, en behorende tot de burgerlijke gemeente Avereest, is ontstaan in een gebied waar in het begin van de 19e eeuw nog onoverzienbare veenmoerassen lagen. Dit gebied ongeveer begrensd door de rivieren Reest en Vecht en zich uitstrekkend van Den Hulst (bij Nieuwleusen) tot Coevorden, lag er nog volkomen onontgonnen bij. Alleen op de zandhoogten in de buurt van genoemde rivieren, trof men kleine nederzettingen aan. Ongeveer halfweg Ommen-Den Kaat lag de Ommerschans, in 1621 daar opgeworpen en ongeregeld met soldaten bezet. Voor de exploitatie van het veen was het beslist noodzakelijk, dat er in verband met de afvoer van turf en de ontwatering een hoofdvaart met zijtakken kwam. Dit kanaal werd de Dedemsvaart. Op initiatief van baron J.W. van Dedem was men in 1809 bij Hasselt aan het Zwarte water met het graven begonnen. In het begin ging het nogal vlot en in 1811 had het kanaal het punt bereikt, waar het veen begon. Dat was ongeveer de plaats waar nu het viaduct van de weg Hoogeveen-Ommen de gedempte Dedemsvaart kruist. Volgens J. Drent - aan wiens publicaties we het bovenstaande hebben ontleend - veranderde de aard van de werkzaamheden nu sterk. Tot nog toe was het - afgezien van de bouw van enkele sluizen en bruggen - slechts graafwerk geweest, waarbij men elke dag ongeveer 30 a 40 meter vorderde, maar nu kwam het vervenen aan de orde. En daarvoor waren speciale vaklui nodig. Deze kwamen uit de andere veenkolonies van Groningen en Drenthe, en ook wel van over de grens, uit Westfalen. De eerste huizen verrezen op de afgeveende grond in de omgeving van de Pol; ook handwerkslieden en neringdoenden vestigden zich daar evenals enkele scheepsbouwers. De vervening ging regelmatig door, ook het bouwen van huizen langs de nieuw gegraven Hoofd vaart en Lange wijk en later ook | ||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||
langs de Kalkwijk. Tot zover Drent.Ga naar eindnoot1. Omstreeks 1840 werd Dedemsvaart al een ‘aangenaam’ dorp genoemd.Ga naar eindnoot2. Van alle kanten waren veenarbeiders - die hier immers werk konden vinden - komen toestromen. In de zomer bedroeg het aantal inwoners wel 3000, maar 's winters, als de seizoenarbeiders naar hun eigen streek waren teruggekeerd, slonk het tot 2400. Verreweg de meeste bewoners in de veenkolonie waren arbeiders, die hun brood in en met het veen verdienden (turf).
De eerste kerk die in Dedemsvaart werd gebouwd was die van de roomskatholieken (1819). Er werkten in dat gebied toen veel Duitse katholieke seizoenarbeiders. Voor hun kerkdiensten waren de hervormden van het opkomende Dedemsvaart voorlopig aangewezen op het (te) ver weg liggend Oud-Avereest. Maar hoe langer de veenkolonie werd hoe meer de hervormden - wat het kerkbezoek en pastorale bearbeiding betreft - van een noodsituatie konden spreken. Weliswaar deed een eenvoudige, met innerlijke ontferming bewogen catechiseermeester Jan ter Vaart Prins wat hij kon, maar een steeds groeiende gemeente verzorgen ging ver boven zijn macht. Van beroep was hij veenarbeider, in Hoogeveen geboren. Als de gelegenheid gunstig was, zocht hij vooral op zondag zijn mede-arbeiders in hun hutten op om te evangeliseren. En toen er in 1826 een schooltje kwam, ging hij daarin een zondagsschooltje leiden. Ook gaf hij in een schuur wel ‘godsdienstlessen’, d.w.z. een soort catechisatie. Al zijn werk deed hij belangeloos. Op zijn oude dag is hij voor een schijntje nog een poosje koster geweest. Deze legendarisch geworden figuur - altijd vrijgezel gebleven - om wiens persoon en werk zich allerlei gekleurde verhalen hebben geweven, is volgens zijn grafsteen 80 jaar geworden. En dat was voor die tijd heel oud. | ||||||||||||||||||||
Stichting hervormde gemeente 1834Op zondag 23 maart 1834 is de hervormde gemeente in Dedemsvaart geïnstitueerd in een dienst geleid door ds G.H. van Senden van Zwolle. Hij bevestigde de ambtsdragers, namelijk 4 ouderlingen en 4 diakenen, terwijl 5 personen als kerkvoogden zouden fungeren. In deze dienst werd tevens het kerkgebouw plechtig in gebruik genomen. Het vaststellen van een datum voor instituering en ingebruikneming was nog niet eens gemakkelijk geweest. We lazen tenminste het volgende: ‘In aanmerking genomen, dat ten gevolge van de hooge waterstand en het stormachtig weder de gemeenschap (verbinding) tusschen de Dedemsvaart en vele gemeenten in de classis van Zwolle hoogst moeilijk is geworden, is het niet mogelijk naauwkeurig het tijdstip te bepalen, waarop eene geregelde waarneming der vacerende (vacante) predikantsplaats aan de Dedemsvaart zal kunnen plaats hebben’. Daarom bepaalde de minister ‘dat de inwijding van het kerkgebouw aan de Dedemsvaart en de verdere geregelde waarneming der vacature aldaar zal plaats hebben’ op een tijdstip door de Gouverneur van Overijssel vast te stel- | ||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||||||||
len.Ga naar eindnoot3. En dat is de 23e maart '34 geworden, toen men blijkbaar geen last meer had van een te hoge waterstand en Dedemsvaart voor iedereen uit de omtrek dus min of meer gemakkelijk bereikbaar was geworden. Ruim een maand later is de eerste predikant, A. Hissink bevestigd.Ga naar eindnoot4. | ||||||||||||||||||||
Begin Afgescheiden kerkWe gaan nu letten op het ontstaan van de Afgescheiden kerk in Dedemsvaart. Op 25 april 1836 deelde het classicaal bestuur van Zwolle aan de minister mee, dat het van de hervormde kerkeraad van Dedemsvaart het volgende bericht over de stand van zaken van het separatisme had ontvangen: ‘...dat voor als nog, geene personen tot ons kerkgenootschap behorende, zich bij den kerkeraad dezer gemeente vervoegd hebben, om openlijk te verklaren zich van de bestaande Hervormde kerk te willen afscheiden; dat er weliswaar eenigen, vooral onder de geringe en slechtste volksklasse, alhier gevonden worden, die zich van den openbaren godsdienst onttrekken en zoogenaamde oefeningen bijwonen; doch (dat) derzulker getal in vergelijking der bevolking, zeer gering is, thans niet toeneemt, en waarop over 't geheel, zelfs door sommigen van hun, welke zich in schijn afscheiden, met een verachtelijk medelijden wordt nedergezien op dezulken, die door openlijke afscheiding van ons kerkgenootschap hunnen plegtigen eed, bij het doen van belijdenis afgelegd, als 't ware verbreken’. Toch is kort daarop, nog in hetzelfde jaar (1836) op de 15e mei in het ruim van een schip de Afgescheiden gemeente van Dedemsvaart geïnstitueerd.Ga naar eindnoot5. Door wie? Zeer waarschijnlijk door ds Van Raalte, die twee dagen later de gemeente in Den Ham en weer een dag later die in Heemse ‘stichtte’. Het is erg jammer, dat in het archief van de gereformeerde kerk van Dedemsvaart nagenoeg geen gegevens meer over de eerste tientallen jaren zijn te vinden. Wel bevindt zich in het hervormd kerkeraadsarchief nog een officiële acte van Afscheiding. Ze is getekend door 19 personen en in juni '36 door de hervormde kerkeraad voor kennisgeving aangenomen. De acte zelf hebben we in de aantekeningen een plaatsje gegeven en over de ondertekenaars gaan we hier in de tekst iets zeggen.Ga naar eindnoot6. Hier volgen nu eerst hun namen:
Allen kwamen uit veengebieden elders in Nederland. Op een uitzondering na (Schonewille) waren ze allen werkzaam in het veen | ||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| ||||||||||||||||||||
als veenarbeiders(sters). Alleen van Haeringen was veenbaas. Behalve Schonewille woonden ze allen in hutten. Jan Schonewille en diens vrouw Jantje Harms (Pol) staan bovenaan in de reeks handtekeningen. Dit zou erop kunnen wijzen, dat zij bij de Afscheiding in Dedemsvaart de initiatiefnemers zijn geweest. Ze waren ongeveer 10 jaar eerder (1825) in de veenkolonie komen wonen. Hij was afkomstig uit Hoogeveen en zijn beroep (kramer) bracht mee, dat hij veel met andere mensen omging. In hoeverre hij nog contacten had met Hoogeveen - waar de Afscheiding een grote omvang had gekregen - is niet duidelijk.Ga naar eindnoot7. Een man die met zijn gezin en nageslacht middellijkerwijze veel voor de gereformeerde kerk van Dedemsvaart heeft betekend, is Hein van Haeringen geweest (Heinbaas). In 1829 had hij zich met zijn vrouw Klaasje Stolk en toen 5 kinderen gevestigd in de nog onontgonnen, onherbergzame veengebieden van Ambt Hardenberg even ten oosten van Dedemsvaart. Met zijn vakkennis en grote werkkracht heeft hij zich maatschappelijk weten op te werken tot een invloedrijke figuur.Ga naar eindnoot8. En om tenslotte nog enkele namen van ondertekenaars met elkaar te verbinden: Jan Harmens Otter was de man van Saapkje Lubbers Krol. Hendrik Prins, in 1807 in Zuidwolde (Dr.) geboren was getrouwd met Annichje Welmers (haar naam staat niet bij de ondertekenaars). Zowel Hendrik Prins als Jan Wolters Giethoorn komen we in 1837 een enkele maal als afgevaardigde van Dedemsvaart tegen op een vergadering van de classis Ommen. Als oefenaar is dan werkzaam Frederik Drok, die nog op de november-classis van 1838 de gemeente van Dedemsvaart vertegenwoordigt. Het was de laatste maal, dat Dedemsvaart aan de vergadering van een Overijsselse classis meedeed. Op de Provinciale vergadering van 18 juni 1838, waarin Schouwenberg van Zwolle zijn ‘afscheuringsverklaring’ voorlas en er dus een scheuring in de Afgescheiden kerken van Overijssel ontstond - het begin van de zg. Kruisgemeenten - was Dedemsvaart niet meer aanwezig. De gemeente bleek zich in 1839 bij het kerkverband in Drenthe te hebben aangesloten. Had ze genoeg van de twisten in Overijssel? Of was ze georiënteerd op Zuidwolde en Hoogeveen, waar heel wat leden vandaan kwamen? Wie zal het zeggen? Toen na de hereniging met de Brummelkamp-groep in 1853 Overijssel herverdeeld zou worden in 3 nieuwe classes, nl. die van Zwolle, Ommen en Holten, was aan Dedemsvaart gevraagd zich weer bij ‘onze provincie’ te voegen. Dat is niet gebeurd. Blijkbaar vond Dedemsvaart het in Drenthe zo goed, dat het nog in 1892 deel uitmaakte van het ressort van de classis Hoogeveen (eerder van de classis Ruinerwold). Die kerkverbandelijke verhuizing van Overijssel naar Drenthe is dan ook de oorzaak, dat we de verdere behandeling van de Afgescheiden kerk van Dedemsvaart overlaten aan de geschiedschrijver, die de Afscheiding van 1834 in Drenthe voor zijn rekening zal nemen. Slechts enkele momenten uit de periode tot ongeveer 1860 willen we hier nog memoreren: | ||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| ||||||||||||||||||||
In de eerste plaats het feit, dat de gemeente bij K.B. van 10 juli 1842 no 49 door de regering ‘erkend’ werd. Men zou kerken ‘in het daartoe gesticht gebouw staande en gelegen aan de Lange Jagt, boven aan de Dedemsvaart, op een gedeelte van het perceel, bij het kadaster bekend sectie D no. 177’. Het eenvoudige gebouwtje stond ongeveer op de plaats van de gereformeerde kerk aan de Langewijk. Het verzoekschrift was gedateerd ‘Dedemsvaart onder Avereest den 23 December 1841’ en ondertekend door niet minder dan 72 personen.Ga naar eindnoot9. Die 72 soms moeilijk leesbare handtekeningen geven ons de namen van een groot aantal van hen, die toen lid waren van de Afgescheiden gemeente van Dedemsvaart. In hetzelfde jaar, dat de erkenning afkwam, kon de gemeente het kleine kerkje in gebruik nemen. En in 1843 kreeg ze haar eerste dominee, Roelof Harms Bosch, die op 9 februari '48 overleed, 47 jaar oud.Ga naar eindnoot10. In de vacature is tweemaal ds W.A. Kok van Hoogeveen beroepen, die beide keren bedankte. Op een 4-tal was ook geplaatst ds H.J. Wind van Leens (Gr.), wiens ‘brievenboek’ bewaard is gebleven. Daaruit weten we, dat W.A. Kok, de consulent van Dedemsvaart, het beroep graag naar ds Wind zag gaan: ‘gij hebt bij u in de gemeente toch nog al wat strijd’. En in datzelfde schrijven typeerde hij de gemeente van Dedemsvaart als een ‘al tamelijk grote gemeente met veel opkomst’, die nog steeds groeide. Het ‘is kostwinnig volk, met uw natuur wel wat overeenkomende’. Ook waren de mensen ‘vrijgevig’.Ga naar eindnoot11. Maar ds Wind kreeg het beroep naar Dedemsvaart niet; wel dat naar Hallum (Fr.), waar hij is gestorven voordat hij nog zijn intree had gedaan. Ds Bosch werd opgevolgd door ds D. Thijs (1848-'60). Het zielental van de gemeente bleef maar toenemen, zo sterk zelfs dat het kerkje al spoedig te klein werd. In 1853 werd het vernieuwd en vergroot. Over de ingebruikneming daarvan vonden we het volgende berichtje in het kerkelijk weekblad De Stem.Ga naar eindnoot12. Het is onbekend en te interessant om het hier niet over te nemen: ‘Overijssel. Dedemsvaart 28 september - De 25e dezer was voor onze gemeente een verblijdende dag, daar wij ons nieuwe kerkgebouw nu mochten binnentreden, dat met een daarvoor gepaste rede werd ingewijd door ds D. Thijs uit Jes 66:2: ‘Want mijn hand heeft al deze dingen gemaakt, en al deze dingen zijn geweest, spreekt de Heere; maar op dezen zal ik zien, op de arme en verslagene van geest, en die voor mijn woord beeft’. Wij werden daarin herinnerd aan de weldaden des Heeren, zo kenbaar aan deze gemeente getoond. In 1842 een kerk stichtende met weinig leden, werkte de Heere zo mee en bekroonde zo de eenvoudige middelen der genade en deed het zuivere woord zo door velen begeren en zoeken, dat het kerkgebouw niet meer toereikend was voor de menigte die er naar toe vloeide. Hierop werd in een volgend jaar dit bedehuis wel (met) de helft vergroot. Toen de kerk al weer te klein werd, is er een galerij bij gebouwd. Maar dat hielp maar heel weinig en het ‘was sinds lang ons innig verlangen, dat er een weg gebaand werd om een nieuw en ruimer Godshuis te krijgen, opdat | ||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| ||||||||||||||||||||
de opbouw van 's Heeren koninkrijk niet verhinderd werd en evenmin de zaligheid der zielen, welke de Heere middellijk door het Woord en de verkondiging daarvan meedeelt’. Na lang wachten werd dat verlangen dan eindelijk vervuld.Ga naar eindnoot13. We besluiten ons hoofdstuk over Dedemsvaart met het weergeven van een verslagGa naar eindnoot14. van de ingebruikneming van de eerste Christelijke school in Dedemsvaart. Ze stond in het begin vóór de kerk. ‘Dedemsvaart, 3 februari (1860) - Heden werd het de Chr. Afgesch. Geref. gemeente door Gods genade vergund haar nieuw schoolgebouw in te wijden. Een grote schare van ouders, vrienden en 120 schoolkinderen hadden zich naar het kerkgebouw begeven, omdat de school de saamgevloeide gemeente niet kon bevatten. Onze zeer geachte leraar ds Thijs opende deze plechtigheid met gebed en had tot grondslag van zijn rede Spr.22:6 (“Leer de jongen de eerste beginselen naar de eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken”), waarbij hij bijzonder over het karakter van een Christelijke school handelde en dat afgewisseld werd door het zingen van ps 68:10, ps 34:6, 7 en ps 72:11. Daarna werd het woord aan de onderwijzer W. van Veen gegeven, die na vooraf met de grote vergadering om 's Heeren ondersteuning en Geest gebeden te hebben, op een zeer aangenaam en innemende wijze eerst tot de kinderen, daarna tot de ouders en vervolgens tot de heren oprichters en bestuurders van deze school sprak over de geschonken feestdag, over de oorzaken van die feestelijke vreugde, en waartoe al het geschonkene onder Gods zegen mocht leiden; dat werd weer afgewisseld met het zingen van ps 105:1, 2, ps 25:2, ps 66:7 en ps 134:3. Nadat de onderwijzer om de dagelijkse gebeden der gemeente voor zich verzocht had, werd deze plechtigheid met dankzegging en het zingen van ps 78:3 besloten. | ||||||||||||||||||||
Nog iets over de Kruisgemeente te AvereestIn 1811 was onder de naam Avereest een burgerlijke gemeente ingesteld, waarvan het gemeentehuis nu in Dedemsvaart staat. Ze omvat hoofdzakelijk de dorpen Oud-Avereest (inderdaad heel oud), Balkbrug en Dedemsvaart. Balkbrug ligt waar de Dedemsvaart en de weg Hoogeveen-Ommen elkaar snijden. Het was daar alles de Dedemsvaart wat de klok sloeg, want voor | ||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| ||||||||||||||||||||
de latere veenkolonie Dedemsvaart en trouwens voor de ontsluiting van het hele gebied is deze vaart van beslissende betekenis geweest. Nu is ze grotendeels gedempt, omdat ze de moderne scheepvaart niet meer aankon en het gemotoriseerde wegverkeer haar taak overnam. In Avereest (Dedemsvaart) heeft van 1861-'69 een Kruisgemeente bestaan. De notulen van de Kruisgezinde classis Overijssel en die van de Algemene vergaderingen van de Gereformeerde kerk onder het kruis wijzen dit duidelijk uit. In deze Kruisgemeente Avereest nam H. Kooiker een vooraanstaande plaats in. Verscheidene malen vertegenwoordigde hij deze gemeente zowel op de classis Overijssel als op de Algemene vergadering; op de classis voor het eerst op 6 maart '61 en idem op de Algemene vergadering van half mei 1861 te Zwolle. Harm Kooiker is op 18 januari '85 op 82-jarige leeftijd overleden ‘in huis staande Avereest, wijk D no 36’ d.i. ongeveer waar het nu Moerheimstraat 154 is, dus aan de zuidoostkant van Dedemsvaart. Ook noteerden we, dat in maart 1867 D. Wetstra (Westra?) en J. Krikke voor ‘Dedemsvaart’ aanwezig waren op de vergadering van de Kruisgezinde classis Overijssel. Een eigen dominee bezat de kleine Kruisgemeente van Avereest niet en heeft ze ook nooit gekregen. Dit was trouwens in de gemeente niets bijzonders. Van de 9 lidkerken van de classis Overijssel waren in 1862 maar 3 een dominee rijk. De classis bepaalde dan ook dat herderloze gemeenten zoveel mogelijk in de week moesten geholpen worden. In de regel zat er dus op zondag niets anders op dan dat een ouderling een preek las of dat er een oefenaar voorging. In juni 1862 meldde zich op de Algemene vergadering te Gouda Harm Welfing (niet Welfring), ‘lidmaat van de gemeente te Avereest’ om volgens art. 8 K.O. te worden geëxamineerd. Nadat hij over een tekst hem ‘aan het slot der vorige zitting opgegeven een korte rede had gehouden’, kreeg hij het advies zich nog vooral toe te leggen ‘op meerdere vorming en ontwikkeling’. Hij verdwijnt dan weer uit het gezicht. Later vinden we hem terug als oefenaar (evangelist) in Friesland. In augustus 1877 vroeg de kerkeraad van Duurswoude, die wel kans zag een evangelist, maar geen predikant te betalen, Welfing, voorganger in de gemeente Lippenhuizen, naar Duurswoude over te komen. Hij bedankte echter.Ga naar eindnoot15. In Hasselt was een bekende oefenaar Klaas Smit in mei 1851 Kruisgezind geworden. In mei '58 werd hij officieel toegelaten als catechiseermeester; later kreeg hij ruzie met de Kruisgezinden en ging in Avereest wonen. Maar in 1863 was er op de classis van de Kruisgezinden een schrijven binnengekomen van K. Smit ‘thans wonende te Avereest’, waarin hij schuld beleed ‘wegens vroeger gehouden gedrag’. Hij had eerder ‘willekeurig zijn lidmaatschap opgezegd en had van enige leeraren gesproken zoo het niet behoorde. Z. Ed had reeds voor de kerkeraad schriftelijk schuldbelijdenis te Avereest gedaan, doet het met genoemde brief voor de klasse vergadering. De vergadering neemt er genoegen in, waarvan hem kennis zal gegeven worden’. Aldus de notulen. Zijn bevoegdheid om als catechiseermeester ‘het Woord | ||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||||
Gods tot stichting te spreken’, kreeg hij terug. In 1867 is hij naar Amerika geëmigreerd (Grand Rapids). De Kruisgemeente van Avereest is waarschijnlijk in 1869 meegegaan met de toen tot stand gekomen vereniging van Chr. Afgescheidenen en Kruisgezinden. |
|