| |
| |
| |
Lijst van oefenaars
We laten hier volgen een beknopte, alfabetische lijst van oefenaars, optredend in Friesland in de 19e eeuw, enige tijd vóór of na de Afscheiding van 1834. Bij elke naam plaatsen we een enkele notitie. Voor verdere bijzonderheden zie men de plaatselijke gegevens. Voor de provincie Groningen is een gelijksoortige serie oefenaars te vinden in onze studie over de Afscheiding van 1834 in Groningerland, deel III.
Joh. Andriessen (1780-1844), geboren in St. Annaparochie, was bakker in de Nauwe Brugstraat te Sneek. In zijn huis heeft ds H. de Cock op 27 november 1835 de Afgescheiden kerk van Sneek geïnstitueerd. Enkele jaren later - toen hij als ouderling was afgezet - heeft hij zich weer van de Afgescheiden kerk afgescheiden. De niet onbegaafde bakker heeft ook enkele geschriftjes gepubliceerd. |
Sjoerd Berends (Beens) Bekema, oefenaar in Blija, overleden in 1845, oud 55 jaar. Deze gardenier, wonende ‘in het kleiland onder Blija’, was een actieve oefenaar, die helaas later door zijn optreden de gemeente van Blija zwaar zou beschadigen.
We komen bij hem trekken van het antinomianisme tegen d.w.z. een gelovige heeft niets meer met de wet te maken, ja elk streven om naar de wet te leven is verkeerd en het gevolg van een gebrek aan het waarachtige leven uit het geloof. |
Reint Taekes Beerda (1804-'81), schoolmeester in Suawoude, waar hij in 1821 was komen wonen. Wegens zijn met de Afgescheidenen sympathiserend optreden is hij op initiatief van de schoolopziener ds H. Nieubuur Ferf, als schoolmeester afgezet. Ging geregeld in de oefeningen van de Afgescheidenen voor, werd in 1839 ouderling en is jarenlang één van de leidende figuren van Suawoudes gemeente gebleven.
In 1841 heeft hij in Suawoude nog een gereformeerd vrij schooltje gehad, zoals er in 1844/'45 ook één in Wanswerd-Birdaard heeft bestaan. |
Jetze Jacobs de Boer, afkomstig uit Scharnegoutum (bij Sneek) was in
|
| |
| |
1840 met Sietse Oenes Los, uit Workum, naar Wanswerd overgekomen om bij ds T.F. de Haan tot dominee te worden opgeleid. Maar omdat hij niet kon preken - hij was wel knap - heeft hij nooit dominee kunnen worden. Later is hij weer naar Scharnegoutum teruggegaan om daar het veehoudersbedrijf van zijn overleden vader voort te zetten.
In 1844/'45 heeft hij nog les gegeven aan een gereformeerd clandestien schooltje in Wanswerd aan de Streek, dat weer spoedig is verdwenen. |
Nicolaas Bernardus Borneman (1794-1865) geboren te Bolsward, was in 1836 volgens een rapport van het classicaal bestuur van Sneek aan de minister een ‘koopman in kruidenierswaren’ aan het Kleinzand te Sneek.
Deze dynamische man had zich in oktober '35 schriftelijk aan de Hervormde kerk van Sneek onttrokken en werd in hetzelfde jaar al dadelijk ouderling van de in november '35 geïnstitueerde kerk van Sneek. Hij oefende eveneens veel in dorpen buiten Sneek (Tirns, Scharnegoutum, Lutkewierum).
Ook met de pen was hij heel actief. Hij heeft minstens 9 brochures gepubliceerd, waarvan 6 in de jaren 1834/’35 zijn verschenen. Helaas is hij later bij de Afgescheiden kerk van Sneek weggeraakt (1846). |
Sietse Hanses Baron (1813-'89) heeft geoefend o.a. in ‘de Kompanije’, d.i. Hoornsterzwaagcompagnie in Schoterland. Hij heeft als dominee in Friesland gestaan in Koudum-Hindeloopen, Ferwerd en Bergum. In 1869 is hij geëmigreerd naar N. Amerika waar hij nog dominee is geweest in Niekerk (Michigan) en Pella (Iowa). |
Jetse Bottinga was omstreeks 1830 in Leeuwarden een befaamd reizend oefenaar. Hij was van beroep eerst slager (vleeshouwer), later rondreizend marskramer in oude schrijvers.
In 1832 was hij oefenaar in Meppel en omgeving, later in de omstreken van Workum en Koudum, weer later in Steenwijk. Tenslotte belandde hij in de gemeente Ferwerd en wilde ook daar van geen kerkenorde weten. In 1850 is hij van de kerk van Ferwerd afgesneden. Hij was toen 65 jaar. |
Pieter Bovenberg, schipper, woonachtig te Smilde. Hij oefende in april 1836 in Harlingen, bij smid Minne B. van Smeden aan huis. Deze woonde bij de Franekerpoort. |
Jelle Cornelis Bredzee, een wever te Bolsward, in 1863 overleden, 79 jaar oud. Hj wilde dominee worden. Niet gelukt. Heeft zich later aan de Afgescheiden kerk onttrokken. |
| |
| |
Jan Tieses Bijzitter (1809-1869). In 1836 vinden we hem als oefenaar in de gemeente Nuis die later in die van Marum (Gr.) is opgegaan. In maart 1844 werd hij in Leeuwarden in een gecombineerde Provinciale vergadering tot de preekstoel toegelaten; werd dominee in Haulerwijk (1844-'46), dan in Medemblik en Andijk en stond van 1852-'69 in Koudum-Hindeloopen. |
Jelle Jelles Croles, oefenaar in Ylst voor en in de dagen van de Afscheiding; van beroep scheepstimmerbaas. Heeft enkele geschriftjes gepubliceerd. |
D.A. Detmar, oefenaar in Bolsward 1845/'46. Nog maar kort geleden overgekomen uit de Hervormde kerk. Probeerde bij ds De Haan tot dominee te worden opgeleid. Mislukt. Hij was een man van niet onbesproken levenswijze. Verdween al weer gauw uit Bolsward. |
Johannes Douwes Douma, boer op de Heskampen achter Hogebeintum (bij Ferwerd). Heeft nog een poosje in Ferwerd geoefend. Het is niet zo best met hem afgelopen. |
Oebele Pieters Faber (1812-'55) was één van de drie broers, die in de middagdienst van 28 september 1834 in de hervormde kerk van Wanswerd op rellerige wijze hun afkeer van het zingen van Evangelische gezangen kenbaar maakten. Hij was toen een in Wanswerd wonende arbeider.
Later is hij oefenaar in Katlijk (Mildam) geweest (1848) en is dominee in Beilen geworden. |
Ate Jans Feenstra, één van de eerste kerkeraadsleden van de Afgescheiden kerk van Marrum (schipper). Hij is op zijn oude dag (75) nog naar N. Amerika geëmigreerd. |
Johannes Lipkes Fokkens, arbeider, wonende onder Roodkerk. Eén van de eerste kerkeraadsleden van de Afgescheiden kerk van Oenkerk. Is zeer vaak beboet; kon en wilde niet betalen; daarvoor enkele maanden in Leeuwarden in gijzeling gezeten (met zijn collegaouderling Reinder Gerbens van Wieren).
In 1867 is hij overleden, oud 80 jaar. |
Tjerk Jans Grevelink, een veehouder, in 1850 oefenaar in Idskenhuizen. In 1867 overleden. |
Reinder Dirks Hamming, pelmolenaar, één van de leiders van de Afscheiding in Burum. Vertrok in 1852 met attestatie naar Sexbierum en later naar Dokkum, waar hij een getrouwde dochter had wonen. Hij is in 1865 overleden, 73 jaar oud. |
| |
| |
Hette Pieters Hettema, een boer, in 1797 in Sybrandaburen geboren, in 1836 als oefenaar opgetreden in Hallum (‘door sterken aandrang van het volk ben ook ik er toe gekomen als oefenaar op te treden’).
Onder invloed van ds Van Velzen is hij later tégen het oefenen. Vanuit Hallum verhuisde hij in 1843 naar een boerderij in de zuidhoek van St. Annaparochie, zodat hij nu kerkelijk bij de ruim een jaar eerder geïnstitueerde gemeente van Beetgum kwam te behoren. In zijn autobiografische ‘Levenservaringen’ heeft hij boeiend over zijn kerkelijk lief en leed geschreven. |
Marten Jans van Houten (1801-'79), een zeer bekende oefenaar, die later de Afgescheiden kerk veel schade zou berokkenen. Hij is nog een poosje lid geweest van de Afgescheiden gemeente van Oudega (Sm.), waar hij in 1836 en '37 heeft geoefend en veel volk, ook uit de omgeving, trok. Van een kerkeraad of classis trok hij zich niets aan, zodat hij buiten de Afgescheiden kerk kwam te staan.
In 1843 verhuisde hij naar het Friese deel van het grensdorp De Wilp (Siegerswoude), waar hij vele jaren in zijn eigen huis op eigen houtje voor een kleine kring is opgetreden tot zijn dood in 1879. Wumkes heeft hem eens, trefzeker, genoemd: een mysticus uit de Friese venen. Inderdaad was hij een mystiek pantheïst, een volgeling van de Leidse catechiseermeester Jacob Brill (1639-1700), wiens boeken in de zuidoosthoek van Friesland als orakels werden beschouwd. Als zijn beroep vinden we steeds opgegeven koemelker of arbeider. |
Rut Gerrit Kamans junior (1835-1918) oefende in 1858 in Idskenhuizen. Hij werd later predikant, voegde zich bij de Hervormde kerk en ging later met de Doleantie mee. |
Sjoerd Kattje, van beroep ‘verwer’, trad al omstreeks 1832 als oefenaar op in Minnertsga. De Afgescheiden gemeente aldaar heeft nog moeilijkheden genoeg met hem gehad.
In 1843 is hij overleden, 55 jaar oud. |
Hendrik Simons Lollinga, veeschatter van beroep, werd in 1836 diaken en later ouderling van de Afgescheiden kerk te Burum. Hij was de zoon van een Groningse catechiseermeester. |
Sietse Oenes Los (1803-'82), oorspronkelijk schipper van beroep, is tijdens zijn opleiding voor dominee bij ds T.F. de Haan nog een poosje oefenaar geweest in Marrum. In 1841 werd zijn eerste gemeente Koudum-Workum-Hindeloopen, vanwaar hij naar Rotterdam vertrok. |
| |
| |
Albert Koenes van der Meer (1798-1883) was een oefenaar afkomstig uit Dokkum. In deze plaats en in Wanswerd-Birdaard is hij als oefenaar opgetreden. Heeft later nog als predikant 4 Afgescheiden gemeenten gediend, het eerst die van Oenkerk. |
Pieter Korporaal heeft in 1836 o.a. geoefend in de Suameerderheide. Hij woonde toen in Kooten. |
Jannes Meijering, geboren in de stad Groningen, verhuisde later naar Leeuwarden, waar hij koopman in wollen stoffen en linten was. Was in die stad als ouderling één van de leiders van de Afscheiding. Daarbij heeft hij een zeer belangrijke en onstuimige rol gespeeld.
In oktober 1851 verhuisde hij naar Harlingen, waar hij in het kerkelijk leven ook actief was.
In 1875 is hij nog in Leiden gaan wonen, waar hij 10 jaar later overleed, 83 jaar oud. Al in het voorjaar van 1834 had hij zich doen kennen als een aanhanger van ds H. de Cock te Ulrum, in een geschriftje samen met J.S. Faber van Blessum uitgegeven. |
Pieter Jaans Mobach, een suikervormbakkersknecht in Bolsward, de eerste ouderling bij de Afgescheidenen aldaar, wonende op het Grootzand. Zijn eerste vrouw was Mintje Bredzee, een zuster van de oefenaar Jelle Cornelis Bredzee te Bolsward.
Hij is in 1873 overleden, 72 jaar oud. |
Dirk Moorhof is in Hallum en daarna in het nabijgelegen Marrum ouderling geweest. In 1839 verhuisde hij naar Workum, omdat hij in Marrum als gardenier ‘geen voldoende bestaan had’. Ook in Workum werd hij onmiddellijk ouderling en was nagenoeg altijd afgevaardigde naar de classis Sneek; tot hij in 1843 als ouderling moest aftreden wegens financiële perikelen.
In Workum is hij in december 1870 overleden, 83 jaar oud. Volgens zijn overlijdensacte was hij tuinier en geboren in Haarlem. |
Wierd Ates Noorman, koemelker te Boornbergum. In 1836 was hij 77 jaar oud. Moest in dat jaar wegens het leiden van een ongeoorloofde godsdienstoefening voor de rechtbank in Heerenveen verschijnen. Werd daar vrijgesproken, maar kreeg in appèl in Leeuwarden ƒ 10,- boete. |
Pieter Gosses Oosterhof, afkomstig uit Adorp (Gr.). Deze koemelker was één van de leiders van de eerste Afgescheidenen in Adorp- Sauwerd-Wetsinge. Heeft nog geprobeerd dominee te worden. Mislukt. Is in 1843 oefenaar in Drogeham geworden en in 1850 overleden. |
| |
| |
Jan Siebes Palma, gardenier, woonde op Boteburen onder Ferwerd, was een befaamd oefenaar in Ferwerderadeel. In 1836 - het jaar vol van verboden godsdienstoefeningen - was hij al 63 jaar. Hij overleed in 1848. |
Klaas Jans Pieters (1821-'79) is een paar jaar oefenaar (lerend ouderling) geweest in Tjalleberd, in 1851 predikant geworden in Franeker. Hij was bijzonder knap, sommigen spreken van paranormaal begaafd. Zijn laatste dienstjaren in Franeker waren zeer bewogen. In 1876 is hij van zijn ambt in de Chr. Geref. kerk ontheven en is toen nog een paar jaar voorganger geweest in de Vrije Evangelische gemeente in Franeker. |
Dirk Pieters Postma (1818-'90), afkomstig uit Dokkum. Heeft tijdens zijn opleiding bij ds De Haan in Wanswerd veel in die streek geoefend. Als predikant heeft hij 5 Afgescheiden gemeenten in Nederland gediend en is in 1858 naar Zuid-Afrika geëmigreerd, waar hij in het kerkelijk leven nog een belangrijke rol heeft gespeeld. |
Pieter Kornelis Rademaker, een gardenier uit Visvliet, heeft in 1835 veel in Burum en omgeving geoefend. |
Poppe Siebrens Reijenga, van Woudsend, oorspronkelijk schipper van beroep, heeft o.a. in 1861 geoefend in Idskenhuizen, welke gemeente toen nog bij het kerkverband van de Kruisgezinden was aangesloten. |
Fedde Martens Riemsma (1775-1854), geboren in Terwispel (bij Gorredijk), heeft in 1802 met zijn vrouw belijdenis gedaan in de hervormde kerk van Lippenhuizen (waaronder Terwispel behoorde). Hij was arbeider en verhuisde omstreeks 1813 naar Haulerwijk.
In de tijd van de Afscheiding begon hij te oefenen in het Fries- Groningse grensgebied o.a. Haulerwijk, Zevenhuizen (Gr.) en Leek (Gr.) en is daarvoor enkele malen beboet. De grietman van de gemeente Ooststellingwerf - waarin Haulerwijk ligt - constateerde, dat hij ‘waarschijnlijk genoegzame goederen bezit om de kosten en boeten te kunnen betalen, waartoe hij door de rechtbank is gecondemneerd’.
Toen Haulerwijk in 1841 een eigen dominee had gekregen, meldde Riemsma zich bij ds. T.F. de Haan in Wanswerd om tot dominee te worden opgeleid (hij was al 66(!) jaar), en wilde ook wel in de classis Wanswerd gaan wonen om daar ‘tot stigting’ werkzaam te zijn. Maar de classis Wanswerd was eenparig van mening, niet aan dit verzoek te kunnen voldoen.
Op 7 juni 1854 stierf hij te Haulerwijk, 78 jaar oud, weduwnaar
|
| |
| |
van Minke Jalderts de Vries, ‘nalatende 6 kinderen’. Riemsma heette in de volksmond wel Fedde Preker. |
Sipke Wouters Rijpsma hield in 1835/’36 oefeningen in de houtmolen de Bok, vlak bij Dokkum op het oosteind van de Hogediken gelegen. Hij was daar meesterknecht. |
Pier Joh. Schaap (1810-'43), geboren en wonende in Workum, looiersknecht, is vooral in het westen van Friesland een graag gehoord oefenaar geweest, wel eens spottend ‘de apostel van Workum’ genoemd. Hij is later dominee op Urk geweest (1841-'43). Bij zijn dood was hij 32 jaar oud.
Van hem is nog niet lang geleden (1972) een herdruk verschenen van ‘drie uitgebreide leerredenen’ onder de titel ‘De troostvolle nodiging tot Christus’. |
Wijbe Geerts Spoelstra, geboren en wonende te Anjum, koopman en winkelier, was in de herfst van 1835 in zijn magazijn met oefenen begonnen. Zijn hoorders kwamen vooral uit Anjum, Lioessens en Paesens. Dominee is hij nooit geworden. |
Fopke Gerlants Steensma, arbeider te Blija. Op de dag van de instituering van de Afgescheiden kerk van Blija (3 december 1835) heeft ds H. de Cock nog een zoontje en een dochtertje van Fopke Steensma en zijn vrouw Lijsbeth Koning gedoopt, Fopkje en Wijpkje. De tweeling was bijna een jaar oud.
In 1852 is Steensma met attestatie naar Anjum vertrokken. |
Borias Herres Steginga (Stegenga) was ± 1820 oefenaar in gemeenten in de hervormde classis Sneek en zelfs in die van Harlingen. Hij was lid van de hervormde gemeente Oudega-Kolderwolde (H.O.). Tegen zijn eigen predikant ds W. Bekker had hij in 1818 zonder resultaat een aanklacht wegens onrechtzinnigheid ingediend.
Toen ds W. Bekker eens plotseling verhinderd was te preken, had Steginga op eigen gezag de preekstoel beklommen en ‘gepreekt’. |
Frans Strik (1811-'89) is korte tijd oefenaar geweest in Zuidwolde (Dr.) en in Haulerwijk (Fr.). Is toen dominee geworden. Hij heeft 4 Afgescheiden gemeenten gediend en is in 1884 emeritus geworden. |
Gerhard Sundag, wever van beroep, was afkomstig uit de stad Schuttrup in het graafschap Bentheim. Hij was 54 jaar, toen hij in 1834 hertrouwde. Hij trad als oefenaar op in Oudega (Sm.) en omgeving. |
Jacob Eelkes Talsma (1813-'71), geboren als zoon van een school- |
| |
| |
meester in Hijum (Fr.). Hij is zelf ook schoolmeester geworden, in Lichtaard (bij Dokkum), maar werd daar in 1841 wegens zijn Afgescheiden gevoelens door het grietenij bestuur van Ferwerderadeel afgezet. Hij oefende in Dokkum en omgeving en werd intussen door ds T.F. de Haan opgeleid tot predikant.
Via allerlei tegenslagen bereikte hij in 1846 zijn doel en diende achtereenvolgens 6 Afgescheiden gemeenten, waarvan 3 in Friesland: Joure, Donkerbroek-Haulerwijk en Duurswoude. |
Arjen Ernst Tamsma, een veearts uit Westergeest, die later naar Lioessens zou verhuizen. Daar was hij in november 1835 begonnen op zondagavonden te oefenen. Door zijn huwelijk met de gegoede Iefke Thomas Helder, weduwe van Thomas Renses Sinia, was hij landbouwer in Lioessens geworden. Deze Sinia moet niet verward worden met Thomas Sjolles Sinia uit Rinsumageest, die één van de invloedrijkste Waarheidsvrienden in die streek is geweest.
Tamsma oefende ook wel eens in Paesens en in andere dorpen in de Dongeradelen. |
Jan Lammerts Tiesinga (1797-1846), veenbaas te Appelscha. Oefende in Appelscha en omgeving, en werd in 1841 predikant in Appelscha, waar hij in 1846 is overleden. |
Tamme Hendriks Uitterdijk (1806-'74), geboren in Rinsumageest, huisschilder van beroep. In 1831 kwam hij in Twijzel wonen, ging in het naburige Drogeham - waar hij al veel bij ds Van Velzen kerkte - met de Afscheiding mee. Werd eerst diaken, later ouderling in Drogeham en begon, op advies van ds Van Velzen na diens vertrek naar Leeuwarden, te oefenen. In 1842 is hij dominee in Joure geworden en heeft daarna nog 5 Afgescheiden gemeenten gediend, o.a. Franeker.
Zijn autobiografisch geschriftje 'Het leven en de lotgevallen van T.H. Uitterdijk’ (1848; 1863 vermeerderde druk) is boeiend om te lezen. |
Folkert Joh. Vach, een in Anjum wonende arbeider, oefende wel eens in Anjum en Paesens (zijn naam wordt soms foutief als Flach of Vagt opgegeven). |
Ysbrand Jans Veenstra (1810-'64), geboren in Joure, verver en glazenmaker aldaar. Een bekend oefenaar in Joure, Heerenveen en omgeving. In 1844 dominee geworden in Sexbierum, heeft daarna nog 4 gemeenten gehad, het laatst die in Dokkum, waar hij ook ligt begraven. |
| |
| |
Johan Wilhelm Vijgeboom (1773-1845), geboren in het Duitse Ladbergen in het graafschap Teckelenburg. Na zijn komst in Nederland in 1790 heeft hij o.a. in Rotterdam en Schiedam gewoond en gewerkt, waar het hem financieel niet altijd voor de wind ging.
Vanaf ± 1820-'23 was hij reizend oefenaar. Hij is in de kerkgeschiedenis bekend gebleven, omdat hij in 1822-'24 in Axel in Zeeuws-Vlaanderen een van de hervormde kerk afgescheiden groepering heeft geleid: de Herstelde Kerk van Christus, die in 1824 al weer teniet ging.
Vlak voor zijn komst in Axel heeft hij in 1822 nog een rondreis door Groningen en vooral door Friesland gemaakt. Behalve in Leeuwarden heeft hij geoefend in Makkum, Drogeham, Franeker, Harlingen en ook in de buurt van Dokkum. Wegens zijn oefening in Leeuwarden is hij in 1822 beboet met ƒ 90,-. In de Afscheidingstijd ging hij weer oefenen. In 1842/'43 woonde hij als oefenaar in de stad Groningen. Hij is in 1845 in Middelburg overleden, waar hij ook al oefeningen hield.
Vijgeboom heeft veel geschreven. |
Douwe Johannes van der Werp (1811-'76), geboren in Uithuizen; als jong ondermeester te Houwerzijl in 1834 wegens ‘geestdrijverij’ ontslagen. Hij had prof. P. Hofstede de Groot, de schoolopziener, in een geschriftje bestreden. Was enkele jaren oefenaar in Uithuizermeeden.
Even is hij in de ban van de Kruisgezinden geweest en in die kring op onwettige wijze tot predikant geordend. Onttrok zich korte tijd later aan de groepering van Schouwenberg, Smitt, Flier en Hoksbergen en ging in 1841 bij De Cock in Groningen studeren. Van 1822-'44 was hij oefenaar in Leeuwarden, en in 1844 werd hij op meer ordelijke wijze dan in 1840 tot het predikantschap toegelaten. Hij heeft ook in een aantal Friese gemeenten gestaan, en is in 1864 geëmigreerd naar N. Amerika, waar hij nog dominee is geweest in Graafschap en Muskegon (Michigan). Hij verzorgde daar een opleiding voor predikanten en was redacteur van het in 1868 opgerichte kerkblad ‘De Wachter’. |
Reinder P. Westra, schipper, oefenaar in Ylst. In 1836 was hij 58 jaar. |
Lubbert Gerbens van Wieren, boer onder Rijperkerk, broer van de bekende voorman van de Afgescheidenen in Oenkerk: Reinder Gerbens van Wieren. |
Hendrik Jans Wind (1804-'48), boer in Rottum (bij Heerenveen), later dominee in Leens. Oefende veel in Haskerland en Schoterland. |
| |
| |
Thewis Egberts de With, geboren in 1814 in Birdaard als zoon van een schoolmeester. Hij is later dominee geworden en heeft 9 Afgescheiden gemeenten als predikant gediend. De eerste was Oudega (Sm.), waar hij in juni 1842 door zijn leermeester ds De Haan als predikant is bevestigd. Zijn laatste gemeente was Gameren, waar hij in 1863 van het ambt is ontheven. In totaal heeft hij in 9 gemeenten gestaan. |
Marten Annes Ypma, geboren 1810 te Minnertsga; schipper van beroep. Oefende in Minnertsga en omgeving, is later Afgescheiden predikant van Hallum geworden en in 1847 naar de Reformed Church in Amerika gegaan. |
|
|