De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerken
(1976)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXI OnstweddeHet Oeroude Onstwedde werd omstreeks 1840 getypeerd als ‘een onregelmatig schilderachtig dorp aan een kromme zandweg’. Tot de burgerlijke gemeente behoorde ook het veel jongere Stadskanaal. Dat in Onstwedde in de hervormde kerk de gereformeerde leer werd verlaten, althans ondermijnd, daarvan waren heel wat Onstwedders overtuigd.
Dit kunnen we opmaken uit een rapport van de scriba der ring Bellingwolde, ds E. Houwerzijl van Oudeschans, gedateerd 18 oktober 1832 en gericht aan het classikaal bestuur van Winschoten. Het is een extract uit de notulen van de ringvergadering van 3 oktober '32 te Vriescheloo gehouden. Op die vergadering deelde ds Oomkens van Onstwedde mee, dat in zijn gemeente nadelige gevolgen van de prediking van een zekere Harm Gelms, een inwoner van Oude Pekela, vielen op te merken. Want op zondagmiddag trokken gewoonlijk 50 à 60 mensen om 4 uur vanuit Onstwedde ‘als ter bedevaart’ naar Oude Pekela, om genoemde Harm Gelms te horen en bij hem ‘geestelijk voedsel’ op te doen. Daardoor konden ze de avondgodsdienstoefening in Onstwedde niet bijwonen (wat ze trouwens ook niet wilden). Tegen de nacht keerden deze ‘bedevaartgangers’ dan weer ‘onder veel gedruis’ terug. Overal in zijn gemeente - vervolgde ds Oomkens - probeerden deze ‘Gelmisten’ de goede Christenen te ‘verkeeren en aan hunne zijde over te halen’. Zelfs onder de leden van zijn kerkeraad waren er al, die hun ‘post’ dreigden neer te leggen, als hij ‘zich niet met de gevoelens der Gelmisten vereenigde’. Velen van hen weigerden de nieuwe gezangen te zingen; er waren er zelfs die hun gezangboek ‘voor een spotprijs’ verkochten. Ook begonnen ze hem, hun wettige Leraar, voor onrechtzinnig uit te schelden ‘en andere bezwaren tegen zijn preekwijze uit te kramen’. Ds Oomkens, ‘gevoelig aangedaan’ over de miskenning van zijn predikaties, vroeg nu advies aan de ringbroeders, hoe te handelen. Zijn ringbroeders raadden hem aan ‘om in het zachte’ deze mensen het verkeerde van hun gedrag onder het oog te brengen en dat hij boven de laster van onrechtzinnigheid moest staan en overeenkomstig Gods Woord en de formulieren van enigheid moest blijven voortprediken. Het spreekt nu haast vanzelf, dat we ook in Onstwedde het gewone beeld van onwettige godsdienstoefeningen te zien krijgen. Op 12 augustus 1835 wordt de 50-jarige landbouwer Freerk Boelems Harding, van Onstwedde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de Winschoter rechtbank veroordeeld tot f 50 boete plus f 7,84 proceskosten, omdat hij op 15 juli zonder vergunning Hendrik de Cock in zijn schuur had laten preken. De schuur stond in de tegenwoordige Hardingstraat, de weg naar Stadskanaal. Ruim 1½ jaar eerder - 24 december 1833 - had zijn zoon Boele (21) voor dezelfde rechtbank moeten verschijnen. Het ging toen eigenlijk om een ordinaire vechtpartij, maar omdat we enige facetten van het dorpsleven in Onstwedde even zien oplichten, geven we het rechtbank-verhaal hier door. (Leeftijden staan tussen haakjes). Boeles medebeklaagden waren de arbeiders Albert W. Wessels (30) en Jan Wubbes Heis (25), twee latere Afgescheidenen. Wat hadden ze op hun kerfstok? Op 24 oktober liepen Johannes Müller (37), rijksontvanger te Onstwedde, zijn beide kinderen, het zoontje van schoolmeester Welp, de kommies Frielink en de schatter van het slachtvee Engels 's avonds om 8 uur bij lichte maan op de weg naar Onstwedde. Ze kwamen terug van de Pekelder jaarmarkt. Onderweg werden ze door een aantal Onstwedder jongens ingehaald. Onder hen bevonden zich de reeds genoemde beklaagden. Boele Harding begon met schatter Engels uit te schelden voor ‘boterkoper’; ontvanger Müller werd kwaad en riep: ‘Je bent een lummel, hij zal je wel smeer en schatgeld bezorgen’, en zo vielen de eerste klappen. Na deze eerste ‘bataille’ begon even later het beledigen, en vechten opnieuw. Harding schreeuwde tegen Müller: Brabander! Potter! Velink!Ga naar eindnoot1 Ook kreeg deze te horen, dat hij een valse eed had afgelegd, omdat hij had beloofd zijn kinderen in de gereformeerde religie op te voeden en deze nu in de roomse kerk liet onderwijzen. Tijdens de hierop ontstane, algemene vechtpartij werd Müller in de wijk geduwd. Slechts met moeite kon hij door zijn vrienden weer op de wal worden getrokken. Zijn kinderen hadden er angstig bij staan schreien. Lelijk toegetakeld als hij was, had hij de volgende dag de heel- en vroedmeester Jan Alken (26) uit Vlagtwedde laten roepen. Volgens diens verklaring was Müller ‘in het gezicht geslagen en kortademig. Ook klaagde hij over pijn in de zij en in de borst en over duizeligheid. Zijn overhemd, doek en vest waren met bloed besmet’. We hebben het verhaal van de rel hier verteld, omdat we hier iets bespeuren van de algemeen heersende vijandschap tegen de roomse Brabanders (Belgen) die zo onbetrouwbaar zouden zijn. De volksgeest kon later de Afgescheidenen niet scherper treffen dan door hun optreden te vergelijken met dat van de tegen het wettig gezag in opstand gekomen Belgen. In Thesinge b.v. werd nog in 1839 een verzoekschrift van afgescheidenen als een ‘belgische petitie’ betiteld d.w.z. opstandig en onbetrouwbaar.
Richten we nu onze aandacht op het ontstaan der Afscheiding in Onst- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wedde en op de geschiedenis van de eerste jaren der Afgescheiden kerk aldaar. We beschikken over een notulenboek van de kerkeraad, dat met 28 december 1838 begint. Sommige passages van deze en van enkele volgende vergaderingen zijn eigenhandig door de Cock ingeschreven. Pas met de komst van de eerste eigen predikant, ds B. Amsing, wordt uitvoeriger en regelmatiger genotuleerd. Verder is aanwezig een ‘Register der Leden’ met voorin een korte schets van enkele pagina's over de ‘bevestiging der Afgescheidene Wederkerende Gereformeerde Gemeente te Onstwedde’. Hierin wordt gewezen op ‘de toenemende verbastering in leer en wandel der zich noemende Hervormde Kerk’, op de verstoring der samenkomsten ‘harer echt gereformeerde leden’ en op de afscheiding van de ‘Liberale’ kerk. Dan volgt de vermelding van de data - waarop de Cock naar Onstwedde kwam om de sacramenten te bedienen, ambtsdragers te bevestigen en interne moeilijkheden zo mogelijk op te lossen.
Vóór de instituering van de Gereformeerde Afgescheiden gemeente op 16 juli '35 plaats vond, waren al vaker samenkomsten gehouden, b.v. op zaterdagavond 6 dec. 1834 bij de landgebruiker Wubbe Heijes Horlings, waar Wolter Berends Volders als oefenaar was opgetreden. In opdracht van burgemeester Karskens was de veldwachter erheen gegaan. Aan diens verzoek om weg te gaan, had men niet willen voldoen en daarom had hij de namen van alle aanwezigen genoteerd:
Op woensdag 5 juli 1835 kwam de Cock vanuit Stadskanaal naar Onstwedde. In eerstgenoemde plaats was hij die dag bij Jan Kloppenburg voorgegaan en de avond van dezelfde dag preekte hij in de schuur, van de landbouwer Freerk Boelems Harding in Onstwedde over de tekst 2 Cor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6: 17-18: Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en ik zal ulieden aannemen. En ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige. Na deze ‘leerrede’ gehouden te hebben, doopte hij 4 kinderen en werden lidmaten ‘aangenomen’, dit alles in aanwezigheid van wel 200 à 300 mensen! De 4 dopelingen waren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Instituering 16 juli 1835De volgende dag werden in dezelfde schuur op verzoek van de Cock nieuwe ambtsdragers in plaats van de provisionele (voorlopige) ouderlingen en diakenen gekozen en door hemzelf bevestigd. Het waren de ouderlingen:
We mogen als bizonderheid hier nog wel opmerken, dat de bibliotheek van diaken Hindrik Nannes Besseling (1809-1884) die vrijgezel is gebleven en zeer belezen was, nog in bezit is van familie in Onstwedde. Ze staat in een boekenkast op zolder en bevat nagenoeg alleen theologische werken van ‘oude schrijvers’. We noteerden vele delen ‘Bijbelverklaring uit de Eng. werken van Polus, Wels, Whitby, Gill, Doddridge en andere voornamb Eng. Godgeleerden, vertaald en in een voegzame orde geschikt’. Met een voorrede van Joan van den Honert, T.H. zoon, professor te Leiden (Amsterdam, J. Tirion, 1756). Verder enkele exemplaren van de Institutie van Calvijn o.a. een editie vertaald door Corsmannus (Amsterdam, 1650). Voorin het boek vermeldt Besseling, dat hij het heeft gekocht ‘voor de som van 1 Gld. 15 stuivers van Jurjen Metien’. In een werk van Henricus Ravesteyn - De Nasireer Gods tot den Heiligen Dienst toegerust.... (Amsterdam, 1756) noteerde hij voorin: ‘Hindrik Nannes Beslingh zijn boek. Gekocht op den boekverkoping van de Wel.E.Heeren Predikanten Omius Jan en Gerhardus Oomkens, Predikanten te Oude Schans en Roswinkel, den 14 oktober 1830 voor de somma van 14 stuivers. Deze 3 delen te zamen’.
Ook merkten we werken op van Augustinus, Jacobus Durham, Josephus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hall, Wilhelmus Couper, Henricus Groenewegen (dominee te Enkhuizen), W. Schortinghuis, Abr. Hellenbroek, Robertus Alberthoma (dominee in Groningen); verscheidene werken van Franciscus Ridderus (dominee in Rotterdam). Verder van Jacobus Koelman, Franciscus Burmannus, Johannes Plevier, Rumoldus Rombouts, H. Wits, Aegidius Francken, Justus Vermeer, Joh. D'Outrein en Adrianus van Wesel. We besluiten onze, geenszins volledige, rij met het Huysboeck van Bullinger (editie 1563!) en een uitgave uit 1621 van de Acta der Dordtse Synode.
Hindrik Hannes Besseling schreef voorin het lidmatenboek een ‘Korte schets van de vereniging der Afgescheidene Wederkeerende Gereformeerde Gemeente of belijders van de leer der vaderen, thans onder verdrukkinge te Onstwedde’. Ook de hervormde kerkeraden van Vlagtwedde en van Onstwedde kregen een verzoek van het classikaal bestuur van Winschoten om inlichtingen over de separatisten te verstrekken. Als antwoord hierop deelde ds Jacobus Speckman - die van 1830 tot zijn emeritaat in 1864 in Vlagtwedde heeft gestaan - op 18 februari 1836 mee, dat tot dusver in zijn gemeente slechts één lid gevonden werd ‘die zich vereenigd heeft met de Separatisten van Onstwedde, nl. Jan Tappers’. Het was een 46-jarige landbouwer, wonende te Veele. Ds Speckman had uitvoerig met hem gesproken en toen ‘bevonden, dat de denkwijze (van Tappers) in het godsdienstige meer overeenkwam met zeker soort van oude boeken en met het stelsel van de Separatisten in Onstwedde dan met die van mij, en dat daarin de reden gelegen was van zijn afscheiding’. ‘Ook gaat er een jongeling, een zoon van Wubbe Heyes, mede in Vele, bestendig naar de vergadering van de separatisten in Onstwedde; doch deze is geen lidmaat van onze kerk. Ook heb ik deze nog niet gesproken’. Op 23 februari 1836 antwoordde de kerkeraad van Onstwedde op bovengenoemd verzoek om inlichtingen over de separatisten. Het schrijven was getekend door de 65-jarige Adamus Oomkens - die van 1800 tot zijn dood in 1842 in Onstwedde heeft gestaan - en door de ouderlingen H.H. Moorlag en J.J. Wakker; verder door de diakenen J.J. Bessembinders, A.H. Migchels en H.J. Hids. De kerkeraad bericht, ‘dat wij wel degelijk zogenaamde Separatisten in onze gemeente hebben’. Velen nemen geen deel aan de viering van het Avondmaal en nog meer wonen de godsdienstoefeningen niet bij. Wel laten sommige ‘knegten en meiden’ zich nog een enkele keer in de kerk zien ‘doch die gaan wij stilzwijgend voorbij’. (Moesten ze van hun baas?) Ik mag schrijven met zeker dichter - aldus ds Oomkens - Wat zaait ge, ontzinden, waar gij kunt in Kerk en Staat. Verkettering, oproer, twist, verbitt'ring, broederhaat! Er zijn bij de Separatisten 2 ‘predikers’:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals we reeds schreven is de Afgescheiden gemeente geïnstitueerd op 16 juli 1835. Ze begon met 37 belijdende leden:
We merken op, dat de naam Harding niet in de lijst voorkomt. De Hardings, in wier schuur in het begin wel vergaderd werd, sluiten zich later aan (1849). Een eigen kerkgebouw waren de Afgescheidenen nog niet rijk en dus moesten ze de samenkomsten wel bij leden aan huis houden. In 1839 blijkt de woning van Abel H. Boels noqx dit doel te zijn gehuurd. In de jaren '35 en '36 was het houden van godsdienstoefeningen een moeilijke zaak, want deze werden door de tegenstanders en autoriteiten als onwettig en dus strafbaar beschouwd. Daarom liet burgemeester Karsken - anders nogal gemoedelijk - mee onder druk van de hervormde kerkeraadGa naar eindnoot2 een enkele keer proces-verbaal opmaken, b.v. zondag 23 augustus '35 's morgens tegen de 35-jarige kuiper Albert Hansens Moorlag en 's middags tegen de 35-jarige arbeider Wolter Berend Volders, wonende op de Barlage onder Onstwedde, omdat beiden hun woning beschikbaar gesteld hadden voor een godsdienstoefening, waarin ze zelf als oefenaar waren opgetreden. Dit kwam Moorlag op een boete van f 20 plus f 5,16 kosten te staan. Volders moest f 15 betalen. Blijkbaar had de burgemeester niet veel gezag, althans niet bij Volders. ‘Ik heb - schrijft hij aan de Officier van Justitie - 1.1. donderdag Wolter Berends Volders laten uitnodigen om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
des avonds om vier uren voor mij te compareren, maar hij is niet verschenen. Zondag 1.1. heb ik hem andermaal laten zeggen, om hedenmorgen te compareren, waarop hij heeft laten weten, dat hij het niet kon wachten, dat hij hedenavond wilde compareren. Hedenavond nog niet gecompareerd zijnde, zo ben ik zo vrij U H Ed G zijn stuk onbeantwoord terug te zenden, met het verzoek om hem zijn ongehoorzaamheid in dezen onder het oog te willen brengen. Als hier niets aan gedaan wordt, dan hoort in het vervolg niemand meer’.
Op maandag 11 april 1836 was ds de Cock weer in Onstwedde, gekomen uit Nieuwe Pekela. Er was een samenkomst ten huize van ouderling Hiske G. Abrahams. De assessor met de veldwachter kwamen en verboden uit naam van de burgemeester die samenkomst. Hierop vertrok de Cock naar het huis van Wubbe H. Horlings. Onderweg waren de woorden uit Hebr. 11: 24-25 hem in de gedachten gekomen; over deze woorden werd dan ook gepreekt: ‘Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben’. De veldwachter rapporteerde van deze samenkomst, dat alle deuren en vensters van Horlings' huis tijdens de preek van de Cock, zodanig gesloten waren geweest, dat er niemand binnen het huis had kunnen komen, en dat de menigte die buiten stond, de spreker volstrekt niet had kunnen verstaan, en dat het ook niet mogelijk was geweest om aan het zingen en de gebeden deel te nemen. De volgende dag vertrok de Cock naar Sellingen om daar een gemeente te ‘stichten’. Tot 1842 heeft de Cock op zijn rondreizen langs de herderloze kerken in de provincie de gemeente in Onstwedde meermalen bezocht, een of twee keer per jaar. Zijn komst staat in de reeds genoemde ‘korte schets’ steeds nauwkeurig geboekt. Niet alleen Onstwedde hielp hij dan, maar ook de genabuurde kerken. Het ging dan zo:
1836 - De 25e augustus is onze Herder en Leraar H. de Cock weer van het Stadskanaal tot ons overgekomen en op diezelfde dag weer naar Sellingen vertrokken, vanwaar hij de 27e zijnde des zondags, weer is teruggekomen om op de begrafenis van Nanne R. Besseling tegenwoordig te wezen, waartoe hij tevoren verzocht was. 's Avonds heeft hij in het huis van Engel Leffers en Hidde W. Wubs ‘in het ambt der gelovigen bevestigd’ Menze J. Horlings en Geertruid W. Wubs. De volgende dag, zijnde des zaterdags, gepredikt in het huis van Wolter B. Volders op de Ballage, het sacrament des Doops bediend en het H. Avondmaal gehouden; gepredikt uit Openb. 19: 9: Zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het Avondmaal van de bruiloft des Lams. Bij de viering van het Avondmaal zijn op de nodiging opnieuw toegetreden Aike B. Meems, Jakob B. Meems, Grietje A. Boels, Harmina R. Brug- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gers, Harmina S. Kroeze. De volgende dag is Zijne E. weer van ons naar Pekela vertrokken.
1837 - De 24e juni is onze Herder en Leraar H. de Cock weer van Winschoten tot ons overgekomen, en op diezelfde dag, zijnde des zaterdags, naar Sellingen vertrokken, waarvandaan Z.E. de andere dag, zijnde des zondags de 25e juni, is teruggekomen, en gepredikt heeft in het huis van Wolter B. Volders op de Ballage, kinderen gedoopt en het H. Avondmaal gehouden en is de volgende dag weer van ons naar de Pekela vertrokken.
Dat de Cock vaak in de provincie werd te hulp geroepen bij twisten en netelige kwesties, is bekend en ook begrijpelijk, want hij was toch dominee ‘in algemene dienst’. Maar men denke zich eens in, wat dan lichamelijk en geestelijk van de man gevergd werd. Alleen al het reizen over de slechte wegen van toen was bij koud en nat weer een beproeving. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KwestiesIn Onstwedde sleepte de zaak van de oefenaar Wolter Berends Volders zich jarenlang voort. Deze bleef maar bij zijn dwaling, dat er geen geloofsoefening kon plaats hebben zonder tranen. Met alle consequenties van dien. We hebben hier te maken met de geest van Schortinghuis. Men leze er maar eens de 13e samenspraak in diens Het innige Christendom op na. En al hadden verschillende classes en zelfs de Provinciale Vergadering dit gevoelen veroordeeld en zelfs uitgesproken, dat Wolter met oefenen moest ophouden, als hij niet openlijk zijn dwaling herriep, Wolter ging door en bleef blijk geven van een ‘twistig gemoed’. Evenals ouderling Hiske Abrahams was hij bizonder hoogmoedig in zijn oordeel over zijn collega-oefenaar Albert H. Moorlag. Het heette dan, dat deze niet diep genoeg groef en niet bekwaam genoeg was. De Cock moest er weer bijkomen en de kerkvisitatoren Harm E. Gelms en Freerk H. Maarsing deden hun best. De behandeling der zaak verliep met ups en downs. Eens scheen de Cock - die de gave bezat partijen bij elkaar te brengen - te zullen slagen. In de kerkeraadsvergadering, die hij zelf presideerde en notuleerde (21 augustus 1839) vroeg hij na een langdurige bespreking aan Wolter of deze ‘latende varen zijn verkeerd gevoelen, begeerde voortaan naar Gods Woord, oordelende in de liefde, in vereniging met Gods Kerk en gemeente te leven, tot opbouwing en niet tot afbreking; waarop Wolter gulhartig betuigd heeft: ja’. Ook de andere broeders werden door de Cock vermaand ‘om verder in liefde en enigheid met Gods kerk en de gemeente te leven, vergetende wat achter is en zich uitstrekkende naar wat voor is tot enigheid, liefde en vrede met Gods volk, wat de Here bevestige. Amen!’. De Cock schreef deze verklaring eigenhandig in de notulen. Toch liep het weer spaak. De classis te Pekela (4 dec. 1839) verbood nu Wolter het oefenen en catechiseren, tot bleek dat de vermaning niet vruch- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teloos was geweest en hij in plaats van twistig en zelfzoekend, vreedzaam was geworden, zoekende alleen Gods eer en de opbouw van Gods kerk en gemeente. Het mocht allemaal niet baten. Volders en Abrahams werden nu van het Avondmaal afgehouden. De kerkeraad waarschuwde hen geen oorzaak van beroering in de gemeente te zijn ‘betrachtende de vermaning van de apostel Paulus Hebr. 13: 17 (gehoorzaamt uw voorgangers....) en lettende op de waarschuwing van de godzalige W. Brakel, gegrond op Gods Woord pag. 696 van het eerste deel’.Ga naar eindnoot3 De lezer ziet wat een gezag de ‘oude schrievers’ hadden! Wat later kon de censuur worden opgeheven maar - het verhaal wordt eentonig - Volders viel van lieverlede weer in zijn verkeerd oordeel over de staat der genade terug, beriep zich ook op een ‘oude schriever’, op Appelius, en wilde zijn kind niet laten dopen. Weer werd hem het oefenen verboden.Ga naar eindnoot4 Volgens de notulen van de volgende jaren blijft hij moeilijk doen. Meer plezier beleefde de kerk van een andere oefenaar, de in Onstwedde geboren Albert Hansens Moorlag (1800-'91), die niet alleen in zijn geboortedorp een rol van betekenis vervulde, maar ook in de omgeving optrad, zoals in N. Pekela (waarheen hij in 1858 verhuisde), Veele, Wildervank, Mussel, Sellingen, Stadskanaal, Bovenburen (Winschoten) en zelfs in Winsum en Ellerhuizen (bij Bedum). We weten dit, doordat van hem een soort opschrijfboekje is bewaard gebleven, waarin hij nauwkeurig alle teksten waarover en alle plaatsen waarin hij oefende, aantekende. Een enkele maal met een korte notitie erbij. ‘Over de oeveningen’ staat op het omslagje. ‘De 10e februari 1835 ben ik begonnen te oefenen’, schrijft hij. Het was over Jesaja 55: 1: O al gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk. Verder staat b.v. bij 12 december 1841 vermeld: Jes. 38: 14b, op een bede-uur voor Dom. Cock in zijn krankheid. Ook bestaat van hem nog een soort dagboekje. Op 29 december 1855 lezen we: Was ik alleen in het huis en in het lezen van de Bijbel werd ik nog weer bepaald bij Ps. 5: 3: - O mijn Koning en mijn God. En ik werd biddend werkzaam voor het aangezicht des Heren en inzonderheid, dat waarheid en godsvrucht zo in mijn hart mogen werken, opdat alle eigen zin en eigen wil zo verzaakt mogen worden, dat mijn hart als een vlak veld voor de Heere mag zijn, opdat ik tot ere van God en als een middel in Gods hand tot nut en stichting voor Gods Kerk mag dienen, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ds B. Amsing (1842-'45)In 1842 kreeg de Afgescheiden gemeente van Onstwedde een eigen dominee: Berend Amsing (1813-1880), afkomstig uit Groningen, zoon van een kistenmakersknecht.Ga naar eindnoot5 Met hem hadden op een 4-tal gestaan: G.J. Raidt, M. v. Buiten en A.B. Groen (die in 1846 zijn opvolger zou worden). Ds Huiskes uit Wilder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vank bevestigde hem en preekte bij die gelegenheid over Lukas 21: 36. Drie dagen later volgde de intree van ds Amsing. Hij ging ‘in de kost’ bij Abel Boels, een landbouwer, die voorlopig tot mei 1842 f 3 per week kostgeld zou ontvangen ‘om anders te bepalen naar bilijkheid, indien het te veel of te weinig zij’. Dit werd dus van weerskanten in goed vertrouwen geregeld.Ga naar eindnoot6 Met de komst van ds Amsing komt het kerkelijk leven in rustiger en meer geordende banen. Oude bepalingen worden hernieuwd, nieuwe vastgelegd. Ook voor het uiterlijke hebben de broeders oog: de banken in de kerk ‘zouden beklad en geverfd’ moeten worden. Van meer belang is de mededeling, dat er driemaal per zondag dienst zal zijn en dat de catechisaties (het ‘Leeren’) op vrijdag zullen worden gegeven, aan de ‘eerstbeginnenden’ uit Borstius, de meer gevorderden uit het Kort Begrip en de nog meer gevorderden uit Hellenbroek. Wat dit laatste betreft, bij de huisbezoeken bleek al gauw, dat veel oude mensen niet naar het ‘leeren’ gingen. Men zal voor hen nu een andere dag kiezen en hen dan onderwijzen uit Albertoma, omdat ze klagen, dat Hellenbroek hun te zwaar is. Ook wordt in 1843 besloten, dat ouderlingen ‘naar de Mussel zouden lezen en leeren’. Daar woonden toen dus ook al Afgescheidenen; in 1861 wordt daar een zelfstandige gemeente geïnstitueerd. In 1844 ziet de kerkeraad de vraag onder ogen om ‘het dierbaar kroost van de school af te krijgen en ze te onderwijzen en te laten onderwijzen volgens de belofte, bij den doop af gelegd’; ds Amsing oordeelde zelfs heftig, dat de kinderen er beter morgen dan overmorgen ‘afbleven’. Pas in 1871 komt er in Onstwedde een Christelijke school. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanvraag om erkenning door de regeringAl spoedig na de intree van ds Amsing was de gemeente van Onstwedde door de regering als kerk erkend (2 april 1842). Op 25 november 1841 had men de aanvraag verzonden, ondertekend door de ouderlingen G.B. Weever, H.B. Duns, Jan Harms Moorlag en de diakenen A.H. Moorlag, A.B. Meems, Hindrik N. Besseling en door 78 lidmaten. Wel waren er enkele tegenstanders van die aanvraag om vrijheid b.v. de reeds meermalen genoemde oefenaar Wolter Berends Volders en een ouderling van het eerste uur, Hiske Abrahams, maar gelukkig merkten ze met het oog op de anderen op, dat ze elkaar hierin wilden dragen. In het archief van de burgerlijke gemeente Onstwedde, (nu Stadskanaal) vonden we nog een correspondentie over dit verzoek aan de koning om te worden erkend onder de naam van Afgescheidene Gereformeerden. Bij de autoriteiten blijken tegen deze naam bezwaren te bestaan, maar het kon worden goedgevonden, dat het werd Christelijke Afgescheiden Gemeente. De burgemeester achtte het wel gewenst als voorwaarde aan het verlenen van vergunning toe te voegen, dat de kerkeraad de diensten een kwartier voor of na het aanvangsuur van die der hervormden laat beginnen, teneinde ‘alle onheilen voor te komen, daar zij zich altijd in het heengaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar de kerk moeten ontmoeten en het dan wel eens kon gebeuren, dat de één voor een ander niet uit de weg wil gaan’. Zo'n opmerking tekent wel de geprikkelde verhouding, die er in die dagen van kerkstrijd bestond tussen hervormden en gereformeerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste kerkgebouwLaten we deze schets besluiten met het geven van enkele notities over het eerste kerkgebouw. Ds Amsing had nog maar net zijn intree gedaan, of een gemeentevergadering gaf al toestemming tot het bouwen van een kerk. Men kocht daarvoor een huis (sectie E no 145) en grond van Geert Jans Meesters. Nog geen twee maanden later ‘zijn de fondamenten gegraven en gelegd van de kerk en de standers en balken opgerigd door de bouwlieden en het volk’. Bij deze gelegenheid sprak de predikant over de vraag en het antwoord uit Ezra 5: 9 en 11. Op 5 juni 1842 kon de kerk in gebruik worden genomen ‘met een groote schaare volks’. 's Morgens preekte ds Amsing over 2 Kron. 6: 40-42 en 's middags over 1 Sam. 7: 12: Samuel nu nam een steen en stelde die tussen Mispa en tussen Sin, en hij noemde diens naam Eben-Haëzer; en hij zeide, ‘tot hiertoe heeft ons de Heere geholpen’.Ga naar eindnoot7 |
|