De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 1. De Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen
(1987)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| ||||||||||||||||||||||||||||
XIV SluisSluis is een stadje met een rijke middeleeuwse historie, vlak ten noorden van de grens met het Belgische West-Vlaanderen gelegen. Maar haar glorie was in de 19e eeuw al lang vergaan, als gevolg van de verzanding van het Zwin, waardoor de verbinding met de zee verbroken was. Omstreeks 1840 telde het stadje - waarin hier en daar vervlogen eeuwen nog hun eigen taal spreken - ongeveer 1600 inwoners, van wie er ruwweg 900 Hervormd en 600 Rooms-Katholiek waren. We beperken ons - in verband met ons onderwerp - tot het geven van enkele kenmerkende bijzonderheden over de Hervormde gemeente van Sluis en over die van het vlakbij gelegen plaatsje Sint Anna ter Muiden. Beide behoorden tot de Hervormde classis IJzendijke, ring Sluis, welke laatste er in 1836 als volgt uitzagGa naar eindnoot1:
In Sluis stond in de Hervormde kerk van 1825 tot zijn emeritaat in 1849 ds. J.F. Henrij, die in mei '53 in Sluis overleed, bijna 73 jaar oud. Hij had achtereenvolgens gestaan in de gemeenten van Zuidzande, Yerseke, Ovezande-Driewegen, Groede en Sluis.
Verreweg het grootste deel van zijn 44-jarige diensttijd had hij dus in westelijk Zeeuws-Vlaanderen doorgebracht, de rest had hij twee gemeenten op Zuid-Beveland gediend (Yerseke en Ovezande-Driewegen). Al die genoemde gemeenten - we citeren nu uit zijn overlijdensberichtGa naar eindnoot2 waren achtereenvolgens ‘door hem geleerd, gesticht en opgebouwd door woord en wandel ... waarvan hij 24 jaren onder ons (Sluis) het Evangelie der zaligheid verkondigde’. De tijd van zijn emeritaat - in 1849 verkregen - gebruikte hij nog zoveel mogelijk ‘tennutte voor zich, voor de zijnen en voor zijn hem nog steeds lievende gemeente. 's Mans rond, opregt karakter, hartelijke zucht voor onze ware belangen en vurige verkleefdheid aan de reine Evangelieleer, verwierven onze geheele liefde en achting en zijn nagedachtenis zal ons steeds dierbaar zijn. Zacht ontsliep hij, na een langdu- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| ||||||||||||||||||||||||||||
rig en smartvol lijden, waarin hij duidelijke proeven gaf van onwankelbaar geloof in, en vertrouwen op zijn Heer. Zijn dood wordt met heete tranen beweend door zijn diepbedroefde weduwe en kinderen’. Bij zijn begrafenis werd de lijkkoets gevolgd door 4 van zijn zoons en zijn schoonzoon, door 5 van zijn predikant-collega's en door bijna de hele gemeente. Op het kerkhof was een grote schare aanwezig om een ‘laatste hulde aan den zoo zeer geliefden Leeraar en Vriend te brengen’. Bij het graf spraken zijn ‘veeljarige’ vriend ds. J.A. Janssen van St. Anna ter Muiden en de catechiseermeester P. Gruijs hartelijke woorden van deelneming en van dankbaarheid voor wat hij voor de gemeente had betekend. ‘Eene diepe stilte verhoogde deze plegtigheid en weemoedig verliet de menigte den doodsakker, waar zijne assche in vrede ruste.’ In St. Anna ter Muiden overleed anderhalf jaar later (1853) zijn vriend ds. Johannes Anthony Janssen, die als Hervormd predikant aldaar zijn gemeente 42 jaar lang had gediend. Het was zijn eerste en enige gemeente. In het ‘Klassikaal Bestuur van IJzendijke’ had hij de functie van scriba vervuld. In zijn overlijdensberichtGa naar eindnoot3 lezen we over hem o.a.: ‘Een langdurige en smartelijke keelkwaal deed hem in 67-jarigen ouderdom bezwijken. Groot en regtmatig is de rouw zijner Gemeente, die in hem niet slechts een getrouw en verlicht Evangelieprediker, maar ook een vriend en vader verliest.’Ga naar eindnoot4 In de 18e eeuw had er ook al eens een ds. Janssen in St. Anna ter Muiden gestaan, namelijk Jacobus Janssen (1773-'76). Hij was de vader van Jacobus Didericus Janssen op 21 april 1774 in St. Anna ter Muiden geboren. Laatstgenoemde is wel eens getypeerd als de geestelijke vader van het Algemeen Reglement voor het bestuur van de Hervormde Kerk van 1816. Hij was dus de grote en actieve tegenstander van de Afgescheidenen. Of er familieverband bestaat tussen hem en de in 1853 overleden Hervormde ds. Janssen - hierboven zojuist genoemd - weten we niet. Als we tenslotte nog eenmaal in de geschiedenis van de Hervormde kerk van Sluis terug gaan, dan vinden we, dat in de 17e eeuw in het stadje enkele later beroemd geworden Hervormde predikanten hebben gestaan. Het waren ten eerste Jodocus van Lodenstein, die nog geen 2 jaar de gemeente van Sluis heeft gediend en in mei 1652 naar Utrecht is vertrokken. Zijn bundel geestelijke liederen werd onder de titel Uytspanningen vele malen herdrukt (eerste druk 1676). Ten tweede Jacobus Koelman, een echte Voetiaan, ‘wiens menigvuldige geschriften bij de ernstige Hervormden nog in groote achting zijn,’ zoals Van der Aa het in 1845 uitdrukt.Ga naar eindnoot5 Koelman is uit Sluis en Staats-Vlaanderen verbannen, omdat hij de formulieren bij doop, Avondmaal enz. niet wilde laten lezen en vooral omdat hij zich kantte tegen te grote invloed van de overheid in het beroepingswerk. Zelf heeft hij enige ‘practicale’ boeken geschreven en zijn vertalingen van een aantal stichtelijke werken van Schotse schrijvers als van Guthry, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Binning, Love werden hier veel gelezen. In de tijd van de Afscheiding en trouwens ook in die van de DoleantieGa naar eindnoot6 werden Koelmans boeken opnieuw gedrukt en gelezen. Het geestelijk klimaat van beide stromingen was daar toen rijp voor. | ||||||||||||||||||||||||||||
Begin en vervolg Afgescheiden gemeente SluisHet is 1984 verschenen boekje Honderdvijftig jaar gemeenten en predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland geeft onder de plaatsnaam Sluis aan, dat de Chr. Afgescheiden gemeente aldaar plm. 1859 is ontstaan en in 1874 opgeheven. Een lang bestaan is die gemeente in westelijk Zeeuws-Vlaanderen dus niet gegeven geworden. Ze was in haar beginjaar (1859) de tweede Afgescheiden kerk in de regio geworden, want in Groede was al plm. 1838 een Afgescheiden gemeente geïnstitueerd, die echter in 1869 is teniet gegaan (zie hoofdstuk Groede). Nu is het heel jammer dat van de maar kort bestaan hebbende Afgescheiden gemeente te Sluis bij ons weten geen archivalia van de kerk zelf zijn bewaard gebleven. Voor onze beschrijving moeten we het dus hebben van indirecte gegevens, zoals de notulen van de provinciale vergadering of berichten in kerkelijke bladen. Van de voorgeschiedenis hebben we echter nog wel iets kunnen achterhalen. In mei 1846 was op initiatief van ds. Tris vanuit Groede een tweede verzoekschrift naar de Koning gegaan om in Sluis ‘de eeredienst te mogen uitoefenen’ en ‘om toelating als eene afgescheidene gemeente in Sluis en omtrek’. Het stuk was naar de gouverneur van Zeeland om advies gezonden. Deze berichtte, dat van de 4 (!) ondertekenaars er één te Sluis woonde, één te Retranchement en één te St. Kruis. De vierde was een beurtschipper, die, hoewel hij zijn domicilie in Sluis had, daar toch zelden aanwezig was. Gezien het feit, dat Retranchement en Sint Kruis dichter bij Groede dan bij Sluis lagen en bovendien in aanmerking nemend, dat een aantal van 4 ondertekenaars toch werkelijk te klein was om een gemeente te vormen, luidde het advies: het verzoek afwijzen, wat ook is gebeurd.Ga naar eindnoot7 We hebben een fotokopie van het bovengenoemde rekest onder ogen gehad. Behalve door ds. A.C. Tris van Groede was het getekend door: Pieter Marsielje (hij woonde in Retranchement en vertrok in 1849 met 6 kinderen naar Noord-Amerika). Hendrik van Maaren (in 1849 met 5 kinderen naar N.-Amerika vertrokken; hij woonde in Retranchement) Jannis van Male (woonde in St. Kruis en vertrok in april 1847 met 3 kinderen naar N.-Amerika) Sara de Graaf (ze woonde te Sluis en had zich 24 mei 1845 bij de Afgescheiden gemeente te Groede aangesloten. Ze was de huisvrouw van Frederik van Houte en is in maart 1847 naar N.-Amerika geëmigreerd) De ondertekenaars waren lid van de Afgescheiden gemeente van Groede. Als argument voor het stichten van een vergaderplaats te Sluis gold de grote afstand tussen Groede en Sluis. Men zou in Sluis kerkdiensten houden in het gebouw Hoogstraat N.W. no. 185, sectie A no 200, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||||||||||||||||||
eigendom van Jeremias Lansen. De burgemeester van Sluis had al een verklaring afgegeven, dat deze plek voor andere godsdienstige gezindheden geen hinder zou opleveren en dat er geen verstoring van de publieke orde en veiligheid viel te vrezen. Weliswaar hadden de ministers van Eredienst en Justitie in maart '46 al ongunstig op een gelijksoortig verzoek beslist, maar daardoor voelde de kerkeraad van Groede van wie het verzoek uitging, zich juist diep gegriefd. Immers, aan de gemeente van Kruiningen-Yerseke op Zuid-Beveland was in 1841 een verzoek om op 2 plaatsen te vergaderen wél toegestaan. Daarom verzochten de ondertekenaars nog eens om in de stad Sluis als een Chr. Afgescheiden gemeente in de ‘burgerlijke’ maatschappij te worden erkend. Het mocht niet zo zijn. Plusminus 1859 staat in het hierboven genoemd overzicht van gemeenten en predikanten als beginjaar opgegeven. Welnu, met behulp van het kerkelijk weekblad De Bazuin van toen, zijn we in staat de exacte datum van instituering vast te stellen. In de rubriek Kerknieuws vonden we tot onze verrassing een zeer verhelderend bericht over het ontstaan van de nieuwe gemeente. Namens de kerkeraad van Sluis was het getekend door ds. A.F. Kok te Zierikzee. ‘Dat onze Heere groot en van veel kracht is, dat Hij Jeruzalem nog bouwt en Zijne schapen vergadert, werd ook dezer dagen te Sluis in Vlaanderen tot roem van Gods genade en zielsblijdschap ondervonden; daar werd den 29 Augustus eene Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente gesticht, nadat vooraf door den ondergeteekende (ds. A.F. Kok) met het volk openbare bidstond was gehouden om de komst van Gods Koningrijk in 't algemeen en bijzonder daar ter stede. Er was sedert eenige maanden een bepaald vragen naar de oude regte paden; weldra volgde daarop een scheiding van de Hervormde Kerk; aanstonds kregen zij grote behoefte aan vereeniging met de kerk, en de broeders mogten door genade over die zaken heen zien, waardoor anders zoo vele kinderen Gods gescheiden leven, wat met regt mag worden betreurd; mogt men in zulke zaken meer letten op wat de Heere in Zijn woord zegt en minder met zijn gemoed te rade gaan, dat zoo zeer dwalen kan. Zij mogen zich reeds verheugen in het bezit van een zeer geschikt lokaal, ter uitoefening der Godsdienst en in het opkomen van eene talrijke schaar; er bestaat gegronde hoop, dat daar de Gem. des Heeren Jezu Christi nog eens heerlijk zal worden.’ Er had zich dus in Sluis een aantal personen van de Hervormde kerk afgescheiden, die in een ‘lokaal’ hun samenkomsten hielden. Moeten we hier denken aan de zogenaamde ‘Vrienden der Waarheid’, verontruste Hervormden, die het met de gang van zaken in de Hervormde kerk lang niet eens waren en apart vergaderden? Het stukje van ds. A.F. Kok eindigt met een herinnering aan ds. Koelman: ‘De nu zalige Koelman mogt eens van Sluis getuigen, dat er 300 leden in zijn gemeente waren, waarvan hij op goede gronden mogt ge- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||||||||||||||||
looven, dat zij des Heeren waren; die het ook voor hen zelven mogten gelooven; behalve nog zoo velen, van wie hij het goede hoopte; toen waren er om de 10 huizen gezelschappen. Och, kwame die tijd nog eens! Mogt de Heere daartoe Zijnen Geest uitstorten, dan zouden er nog al meer Gemeenten gevestigd worden en de gevestigden zouden bloeijen; Gods eer zou worden verbreid, en die zielen vonden zaligheid. Dat daartoe deze mededeeling en opwekking nog moge dienstbaar zijn! Deze nieuwe Gemeente zij vooral de voorbede der Christenen aanbevolen.’Ga naar eindnoot8 Uit het bovenstaande bericht blijkt dus duidelijk, dat de Afgescheiden gemeente te Sluis op 29 augustus 1859 is geïnstitueerd. Ook is zeker, dat in de eerste helft van 1859 af en toe in Sluis voor een groep Afgescheidenen is gepreekt. In de prov. vergadering van 6 juli 1859 rapporteerde ds. J. de Koning van Baarland over ‘de prediking te Sluis’. Helaas verstrekken ons die notulen hierover geen nadere gegevens. Nog geen jaar na de instituering ontving de gemeente van Sluis ‘handopening’ om een dominee te beroepen. Op die vergadering was D. de Pree als ouderling van Sluis aanwezig. | ||||||||||||||||||||||||||||
Ds. Willem DiemerDe eigen dominee liet niet lang op zich wachten. Het werd de jonge, 23-jarige kandidaat Willem Diemer, die in de prov. vergadering van 3 oktober werd geëxamineerd en met algemene stemmen toegelaten. Hij was al door Sluis beroepen. Na 5 gemeenten te hebben gediend, is hij op zeer hoge leeftijd (88 jaar) in Apeldoorn overleden. Na zijn dood werd hij als volgt getypeerd: ‘Ds. Diemer was een vurig prediker, wiens arbeid ook niet onvruchtbaar is geweest. Vooral in zijn strijden voor de opleiding van dienaren des Woords “door de Kerk, voor de Kerk”, kwam hij in zijn kracht openbaar. Daarover raakte hij, zoals hij het zelf eens op een kerkelijke vergadering in Apeldoorn zei, nooit uitgesproken. Bij al zijn vurigheid in het strijden was ds. Diemer toch een man met een hartelijk karakter.’ ‘Zijn grootste kracht heeft hij in Dokkum ontplooid, waar hij niet alleen op kerkelijk terrein zich bewoog, maar eveneens ook in de politiek.’Ga naar eindnoot9 Dat hij een energieke figuur was, die leiding kon geven, bleek al in zijn eerste gemeente Sluis. In het land van Cadzand in westelijk Zeeuws-Vlaanderen wilde hij elke maandagavond een biduur houden ‘voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk’. Ook werden de grenzen tussen de kerkelijke gemeenten Groede en Sluis vastgesteld. Welke dat waren, staat in de notulen van de prov. vergadering niet opgegeven.Ga naar eindnoot10 Tenslotte kwam Sluis in die vergadering nog met een vraag, ontstaan in de praktijk: Mag iemand ouderling zijn, als zijn vrouw geen lid van de gemeente is? Antwoord: Alleen als er anders geen geschikte personen zijn en de gemeente toch gediend moet worden. Ds. Diemer stond nog maar amper een half jaar in Sluis of daar kwam tot schrik van de kleine gemeente het eerste beroep al, helemaal uit de andere kant van het land (Stadskanaal). Dat deed scriba D. de Pree | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||
namens de kerkeraad vol zorg het volgende berichtje in De Bazuin plaatsen: Sluis (in Vlaanderen) 25 mei 1861 ‘Heden werd onze gemeente verontrust, doordat onze geliefde herder en leeraar W. Diemer een roeping ontving van de gemeente te Stadskanaal (Groningen). Dat deze roeping voor ons eene hoogst beproevende roeping is, zal een ieder kunnen beseffen, die bekend is met den jeugdigen toestand dezer gemeente, die nog nauwelijks twee jaren door den grooten Herder uit het Herv. genootschap is uitgeleid. Temeer daar èn schijnvriend èn vijand niets onbeproefd laten om het kuddeken van den Heere Jezus zoo mogelijk geheel uit te roei jen. Voorzeker openbaart zich hier hetzelfde verschijnsel als in de dagen van den Heere Jezus, namelijk, dat Herodes en Pilatus vrienden worden, als het de zaak der waarheid geldt. Och! ontferme zich Israëls Koning onzer! opdat Hij zich zelf de zaak Zijner zuchtende kinderen aantrekke, zoodat onze leeraar hier nog in lengte van dagen mag werkzaam zijn tot uitbreiding der waarheid en tot afbreuk van het rijk des satans’Ga naar eindnoot11 Nog geen maand later kon de kerkeraad tot zijn blijdschap in De BazuinGa naar eindnoot12 berichten, dat ds. Diemer voor Stadskanaal had bedankt. ‘Hartroerend verbond Zijn Eerw. zich andermaal aan ons naar aanleiding van Ps 122:9 (“Om des Huizes des Heeren onzes God wil, zal ik het goede voor u zoeken”). Hierop mochten wij aan den Verbondsdisch gezeten, met onze oogen aanschouwen en met onze ooren hooren, dat wij met een belofte vervullend en gebedsverhoorend God te doen hebben. Dat de Heere deze keus met Zijne goedkeuring achtervolge, is onze hartelijke wensch en bede. Sluis, den 17 Junij 1861. Namens den Kerkeraad, D. de Pree, Scriba.’Ga naar eindnoot13
Maar, o wee, het liep toch nog mis, want in november van hetzelfde jaar (1861) verscheen er in De BazuinGa naar eindnoot14 weer een berichtje uit Sluis in Vlaanderen. ‘Nadat de gemeente zich ruim een jaar had mogen verheugen in het bezit van haren geliefden leeraar ... nam Zijn Ew. gisteren (27 oktober) zegenend van haar afscheid, naar aanleiding van de woorden: “De eeuwige God zij u een woning.” De Heere zij ook Zijn Ew. tot een eeuwige woning, wanneer hij in zijne gemeente te Stadskanaal zal werkzaam zijn en doe ook de herderlooze gemeente de vervulling dier belofte in alles ondervinden. D. de Pree, Scriba.’ En de scriba van de prov. vergaderingGa naar eindnoot15 sprak er in de notulen zijn grote spijt over uit, dat ds. Diemer Zeeland ging verlaten, want in hem verloor men ‘een ijverig dienaar des Heeren voor de Provincie, en in den omgang een gezellige broeder’.Ga naar eindnoot16 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Ds. Daniel de Pree. Hij begon zijn ‘kerkelijke’ loopbaan als ouderling van de gemeente te Sluis. Naderhand werd hij predikant, eerst te Serooskerke op Walcheren, later te Goes, alwaar hij in 1891 overleed.
Foto: G.A. Goes. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Al was de kleine gemeente nu weer herderloos, ze liet de moed niet zakken. In februari 1862 waagde men nog eens een poging in de burgerlijke maatschappij officieel erkend te worden. Het verzoekschrift was door 7 personen ondertekend. Dit zevental bestond uit D. de Pree, A. du Burck, Ary van der Horst, J.P. Post, M. du Burck, A. van Wijkhuizen en L. van Heest. Men zou de kerkdiensten houden ‘in het gebouw in de Nieuwe Kerkstraat in Sluis, wijk Noord no. 191, kadastraal bekend sectie A no. 287. En bij K.B. van 21 maart 1862 kwam de ‘toelating’ af. Die straat heet nu de Dinsdagstraat. Vroeger bezat daarin de familie De Burck enige pakhuizen. Albert du Burck was één van de eersten, die zich bij de kleine groep Gereformeerden aansloot. In één van zijn pakhuizen in de toenmalige Nieuwe Kerkstraat werden kerkdiensten belegd. Toen dit lokaaltje later leeg kwam, was het heel geschikt om voor allerlei vergaderdoeleinden te worden gebruikt. De in de jaren '70 gestichte School met de Bijbel in Sluis heeft er ook nog een poosje ingezeten.Ga naar eindnoot17 Gelukkig duurde de vacature niet al te lang. Op 28 september '62 kon de opvolger van ds. Diemer bevestigd worden door ds. S.O. Los van Axel-Neuzen-Zaamslag met Ezechiël 33:7.Ga naar eindnoot18 De 30-jarige Geert Schevel deed zijn intree met Marcus 16:15 en 16.Ga naar eindnoot19 De nieuwe dominee was net over onze landelijke oostgrens geboren in de graafschap Bentheim. Na in Drenthe bij ds. W.A. Kok en ds. J. Bavinck zijn opleiding te zijn begonnen, ging hij in Kampen verder studeren. Sluis werd zijn tweede gemeente; in september '60 was hij dominee in Ambt Vollenhove (Overijssel) geworden.Ga naar eindnoot20 Het berichtje van zijn bevestiging en intree in Sluis, in De Bazuin geplaatst, besloot scriba D. du Pree met de woorden: ‘De Heere schenke ons genade om de dure roeping en verplichting des Evangelies, ons door zijn Eerw. zoo ernstig aangetoond te behartigen, stelle zijn Eerw. tot een uitgebreiden zegen voor deze gemeente en gedenke in liefde en genade aan de herderlooze.’Ga naar eindnoot21 In de prov. vergadering van 1 oktober '62 werd ds. Schevel van Sluis welkom geheten; ook vernam men dat ouderling D. de Pree zich in Kampen wilde laten opleiden tot dominee. Hij is het 4 jaar later ook geworden, eerst in Serooskerke (Walcheren), daarna in Goes, waar hij 27 augustus 1891 is overleden, 58 jaar oud.Ga naar eindnoot22 Ds. Schevel stond echter nog maar weinige maanden in Sluis, of hij overleed al - 7 februari 1863 - pas 31 jaar oud. Weer was Sluis vacant. En dat bleef heel het jaar 1863 zo, al had men tot tweemaal toe een beroep uitgebracht op ds. P. van der Sluijs te Maasland.
In 1864 kwam er wel een nieuwe dominee, maar hoe? Het was zeker niet langs kerkordelijke wegen gegaan. Men had het oog laten vallen op de 42-jarige ds. Jacobus Adrianus Donkers te Ulrum, in Groningerland, een zeer omstreden figuur, die in een conflictsituatie was beland met de classis. Dit had op 4 mei 1864 zelfs tot zijn schorsing geleid. Hij eiste namelijk dat doopleden die hun kind wilden laten dopen, maar niet van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||||||||||||||||
doopgetuigen gebruik wilden maken, behoorden te worden vermaand en bestraft. De prov. vergadering van Groningen van juni '64 keurde schorsing goed, echter niet wegens zijn bijzondere standpunt inzake de doop - want daarin wilde de vergadering hem wel dragen - maar omdat hij zich niet wilde onderwerpen aan de wettige kerkbesturen.Ga naar eindnoot23 Donkers bleef de besluiten van de kerkelijke vergaderingen in Groningen als onbijbels en ongereformeerd afwijzen en weigerde een verklaring te tekenen, dat hij verkeerd had gedaan door zich tegen de bevoegde kerkelijke ‘macht’ te blijven verzetten. Zo lag de situatie, toen hij - geschorst predikant in een dorp in het uiterste noorden van het land - een beroep kreeg van een heel kleine gemeente in het uitersten zuidwesten van Nederland (Sluis). De prov. vergadering van Zeeland - die uiteraard met deze stand van zaken te maken kreeg - had aan Sluis geen toestemming gegeven om ds. Donkers te beroepen, wat inmiddels wel was gebeurd. Op de volgende vergadering - die van juli '64 - bleef nu de afgevaardigde van Sluis opzettelijk weg. In de augustus-vergadering was hij echter wel present. Ook ds. Donkers was er, in zijn geschorste toestand dus. Daarom werd hij door de vergadering vermaand ‘over zijn onvoorzichtig overkomen’ naar Zeeland. Ds. Donkers reageerde met te zeggen, dat hij hier gaarne het onbijbelse van zijn schorsing wilde uitleggen. De praeses, ds. S.O. Los stelde echter duidelijk, dat het hier geen appèl-vergadering was. Maar goed, omdat ds. Donkers er nu toch eenmaal was, mocht hij zijn opvattingen over de doop bepleiten. Het einde van de discussie was, dat ds. Donkers opgewekt werd om in de kerkelijke weg tot opheffing van zijn schorsing te komen. Hem werd nu een verklaring ter ondertekening voorgelegd, waarin o.a. stond, dat hij tegen de orde van de kerk had gehandeld. Zijn zienswijze op het toelaten van ouders tot de doopsbediening van hun kinderen mocht hij behouden. Verder moest hij tekenen: ‘Ook doe ik belijdenis, dat ik mij ontrent de kerk misdragen heb door haar voor onbijbels en ongereformeerd te willen laten doorgaan zonder voldoende bewijzen te geven.’ Ds. Donkers weigerde hieronder zijn handtekening te zetten.Ga naar eindnoot24 En op zondag 4 september '64 deed ds. Donkers, zonder te zijn bevestigd, zijn intree in de Afgescheiden gemeente te Sluis. De consulent, ds. H. Renting van Middelburg had hem niet aan de gemeente van Sluis willen verbinden. De Bazuin geeft hieronder het berichtje, dat ds. Donkers op zojuist genoemde datum ‘op verlangen der Gemeenten’ zijn intree deed met een preek over Gal. 6:14a waarin ‘met krachtige taal werd aangetoond de rustplaats der vreemdelingen Gods, het Kruis beschouwd in het verleden, in het tegenwoordige en in de toekomst ... dat de Heere zijn Eerw. stelle tot een uitgebreiden zegen, terwijl wij in deze wachtende zijn op de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||||||||||||||||
beslissing der Synode’. Het stukje was getekend door ouderling L. van Heest.Ga naar eindnoot25 De beslissing van de synode, d.w.z. van de provinciale vergadering van Zeeland, viel op 12 oktober 1864. Het was niet de normale najaarsvergadering - die had men voor dit keer laten vervallen - maar een bijeenkomst van alle Zeeuwse predikanten. In totaal waren dat er 7, van wie er 6 aanwezig waren: ds. Renting van Middelburg, ds. A. de Bruijne van Goes, ds. C. Steketee van Nieuwdorp, ds. H.H. Middel van Wolphaartsdijk, ds. P. den Boer van Baarland en ds. H.A. Jonkman van Zierikzee. Ds. S.O. Los van Axel-Neuzen-Zaamslag had bericht verhinderd te zijn, omdat hij zich buiten de provincie bevond. Als vergadering kon men zich immers nog niet officieel met ds. Donkers inlaten, omdat hij nog niet bevestigd was en dus nog niet als lid van een prov. vergadering van Zeeland kon worden toegelaten. De Zeeuwse dominees bespraken de abnormale toestand in de gemeente te Sluis - waar ds. Donkers maar voorging alsof er niets aan de hand was. Ze stelden een ernstig protest op, dat ze de kerkeraad van Sluis deden toekomen. In april '65 werd de kerkeraad van Sluis nogmaals opgeroepen niet langer op zijn onkerkelijke weg verder te gaan en tot inkeer te komen. En in juli en september '65 nog eens en weer eens. Ondanks alle broederlijke vermaningen bleef men zich in Sluis onder druk van ds. Donkers verzetten. De kerkeraad weigerde zelfs een provinciale commissie te ontvangen. Ten einde raad werd nu de kerkeraad te Sluis in zijn bediening geschorst.Ga naar eindnoot26 Maar het volgende jaar (1866) kwam er toch beweging in de kwestie, die muurvast leek te zitten. In april '66 vertoonde zich namelijk een nieuw gezicht uit Sluis op de vergadering, te weten A. van Wijkhuizen. Hij deed daar eerst de volgende, drievoudige mededeling:
Inderdaad hebben we hier een doorbraak. De prov. vergadering besloot dan ook de kerkeraad van Sluis weer in het kerkverband op te nemen, nadat eerst de personen, die in de schorsingsperiode ambtsdrager waren geweest, schriftelijk of mondeling (niet iedereen kon in die tijd schrijven) hun schuld hadden beleden. Ds. Los zou een verklaring opstellen, die dan getekend moest worden. De diakenen, die in de tijd van de schorsing waren gekozen, mochten in hun ambt blijven dienen. Ds. Donkers van zijn kant had inmiddels ook niet stilgezeten en tegenmaatregelen genomen. Verbitterd had hij advocaat Noorda uit Dordrecht in de arm genomen. In een schrijven aan de provinciale vergadering eiste deze - onder dreigen met de wereldlijke rechter in geval van weigering - ds. Donkers in zijn ambt van predikant te herstellen. De vergadering besloot nu niet over ds. Donkers' positie te handelen. In juli '66 vertegenwoordigde A. van Wijkhuizen de gemeente Sluis op de provinciale vergadering. Het bleek, dat de broeders te Sluis de hun | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| ||||||||||||||||||||||||||||
voorgelegde verklaring van schuldbelijdenis hadden getekend.Ga naar eindnoot27 En hoe ging het verder met ds. Donkers? Niet best. De provinciale vergadering van 3 oktober '66 constateerde, dat hij op zijn ‘onchristelijke’ weg bleef voortgaan. Daarom besloot men: als hij binnen 3 weken geen berouw toonde, hem buiten het kerkverband te plaatsen, wat ook is gebeurd. De eerstvolgende algemene synode - die van Franeker 1866 - liet hem eveneens vallen. En sindsdien ging ds. Donkers van synode tot synode steeds voort met te verzoeken alsnog zijn afzetting ongedaan te maken. Na zijn dood - hij is in 1890 overleden - werden deze verzoeken door zijn weduwe voortgezet. Nog op de synode van Utrecht (1905) was er een verzoek van de classis Warffum om revisie van het op 4 mei 1864 gevelde vonnis, maar zonder resultaat.Ga naar eindnoot28 We vragen tenslotte ook: Hoe verging het de zwakke gemeente Sluis verder? Daar wilde het niet meer rustig worden. In 1869 werd de toestand van de gemeente zelfs ‘ellendig’ genoemd. ‘Alles liep uit elkander, als vrucht van hun eigenwilige kerkelijke handelingen in de zaak van de heer Donkers.’Ga naar eindnoot29 Deze had er dus blijkbaar zijn aanhangers nog. In april '69 kreeg de consulent ds. Littooij van Middelburg, de opdracht het uiterste te proberen om de ‘abnormale’ toestandGa naar eindnoot30 in Sluis in een meer normale te veranderen. Lukte dit niet, dan was het maar het beste de gemeente te ‘ontbinden’. | ||||||||||||||||||||||||||||
Het einde van de gemeente Sluis in 1874Weliswaar verscheen in de eerstvolgende paar jaar nog wel een enkele keer een afgevaardigde van Sluis op de classis, maar in 1873 hield dit ook op. Een classis-commissie moest in april 1874 rapporteren, dat het zelfstandig bestaan van de gemeente Sluis ‘door uitsterven en vertrek onhoudbaar’ was geworden. Het ledental bestond nog maar uit 4 onbesproken leden in, en 3 buiten de stad, terwijl er ook nog een lid was, dat onder de tweede trap van censuur stond. Daarom had de commissie, die in opdracht van de classis naar bevind van zaken mocht handelen, de gemeente van Sluis voor ‘ontbonden’ verklaard en de overgebleven leden meegedeeld, dat ze nu onder het opzicht van de kerkeraad van Vlissingen stonden.Ga naar eindnoot31 Gezien de grote afstand tussen Sluis en Vlissingen - de brede Westerschelde lag er ook nog tussen - kan dit toezicht onmogelijk veel hebben voorgesteld. |
|