De Afscheiding van 1834 in Overijssel. Deel 1. De classis Zwolle
(1984)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||
V HasseltHet al uit de middeleeuwen daterende plattelandsstadje Hasselt ligt 10 km ten noorden van Zwolle aan het Zwartewater. Aan alle kanten was deze burgerlijke gemeente omgeven door de gemeente Zwollerkerspel (nu opgeheven). Omstreeks 1840 telde het stadje zelf 2100 inwoners, die onder meer leefden van de scheepvaart en de handel in turf. Hasselt was namelijk de stapelplaats van de Avereester turf. Ook waren er in die tijd twee kalkbranderijen en drie scheepstimmerwerven. Al vanuit de verte valt de toren van de grote Stephanus-kerk op. Het zielental van de hervormde gemeente Hasselt bedroeg 2400, waarvan er 1900 in de stad en 500 in enige omliggende buurtschappen woonden. De gemeente, die gediend werd door twee predikanten, behoorde tot de ring Hasselt; deze bestond uit 6 gemeenten: Hasselt, Avereest, IJhorst-De Wijk, Nieuwleusen, Rouveen en Staphorst. Tenslotte vermelden we nog als bijzonderheid, dat Hasselt één van de eerste plaatsen in Nederland is geweest, waar een boekdrukkerij was gevestigd. Ze bestond al in 1481. | ||||||||||||||||||
VoorgeschiedenisUit de voorgeschiedenis van de Afscheiding in Hasselt is ons één en ander bekend. Zeker is, dat vóór 1834 even buiten Hasselt bij H.J. Bruining in huis conventikels werden gehouden. Hij woonde op Ter Wee, op het bedrijf van zijn moeder, wed. L. Bruining. Weinig vleiend wordt deze Bruining in een rapport van het hervormd classicaal bestuurGa naar eindnoot1. getypeerd als ‘een man van zeer bekrompen verstand’. Ook zou hij door anderen verleid zijn. Of dit waar is, wie zal 't zeggen. Verder kwam men ook wel bij Jacob van Balen in Genne samen. Deze was maar een analfabeet, een man ‘die noch lezen noch schrijven kan’. In de stad zelf was Harm Smit Klaaszoon, van beroep hoefsmid, ge- | ||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||
trouwd met Hendrika Bruining van Ter Wee, de grote oppositieleider. Hij had die oppositie van geen vreemde. Net als zijn vader ‘beide zeer listige menschen’, was hij ‘een erfvijand van de Predikanten’. Na zo de hoofdschuldigen te hebben aangewezen, komt het classicaal rapport tot de spijtige conclusie: ‘Zonder deze aanvoerders zou hier van dat alles niets te doen geweest zijn’. We merken nu op: zo dom waren die leiders dan toch ook weer niet. Het classicaal rapport, waaruit we hierboven hebben geput, vertelt ons nog meer. De hervormde kerkeraad van Hasselt had onlangs een schriftelijke verklaring van afscheiding ontvangen, gedateerd 26 november 1835, ondertekend door 15 personen. Van hen ‘behoorden vier tot onze stads-, tien tot onze buitengemeente, en één niet tot onze Gemeente’. Deze laatste is misschien - het stuk is onvindbaar - B.J. Lamberts, landbouwer in Haarst, een buurtschap 5 km ten noordoosten van Zwolle aan de oostkant van de Vecht gelegen, waarover hier een veer is. Het kan ook Harm Smit geweest zijn, die geen lid van de hervormde gemeente meer was. Volgens ds L.J. Joosse in zijn studie over o.a. het kerkelijk leven in Hasselt kunnen die 4 leden van de stadsgemeente haast niemand anders geweest zijn dan Maria Smit, Lambert Smit, Elisabeth Smit (in 1832 getrouwd met bakker Joh. Pothof) en Maria Johanna Smit. De laatste drie hadden nog in 1830 belijdenis in de hervormde kerk gedaan. Tot de 10 leden van de buitengemeente behoorden in ieder geval de gezinnen van Jacob van Balen en Bruining.Ga naar eindnoot2. Ging de hervormde kerkeraad op het stuk in? Nee, het werd ter zijde gelegd. Dit werd via een kanselafkondiging aan de gemeente meegedeeld met de toelichting, dat de kerkeraad - we citeren nu uit het classicaal rapport - ‘op dergelijke schrifturen geen acht konde slaan wegens de onzekerheid der zelve’. Wel was de kerkeraad in zijn gewone kwartaalvergadering bereid ‘ieder, hoofd voor hoofd, te hooren, die aan dezelve wat mogt hebben mede te deelen’. Hoewel de brief van gezamenlijke onttrekking van 15 personen niet meer te vinden is - we schreven het al - hoeven we over de zakelijke argumentering, die aan dit schrijven ten grondslag ligt, niet in het onzekere te verkeren. Want nog geen maand later ondertekende de kerkeraad van de prille Afgescheiden kerk van Hasselt in combinatie met een aantal gemeenten uit Overijssel en boven-Gelderland een verzoek aan de Koning om ‘vrije uitoefening der oud-gereformeerde godsdienst’, die gebaseerd moest zijn op de 3 formulieren van enigheid vastgesteld op de synode van Dordrecht 1618/19. Als oorzaken van hun afscheiding gaven ze o.a. op:
| ||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||
Het stuk is gedateerd 21 december 1835 en voor Hasselt getekend door de ouderlingen H. Smit Kzn. en J. van Balen, en de diakenen B.J. Lamberts en H. Holtrust. Hier hebben we dus de eerste kerkeraad van de pas ontstane Afgescheiden gemeente van Hasselt. Over deze mannen van het eerste uur nog een enkel woord. De burgemeester verstrekte over hen een aantal betrekkelijk ongunstig gekleurde informaties, zoals in de situatie van toen te verwachten viel. Harm Smit Kzn. is hoefsmid, woont in de stad, is redelijk gegoed, ‘de eenige ingezeten welke zich bijzonder schijnt toe te leggen om ook anderen te overreden, zich met hem af te scheiden’. Door zijn initiatief was een Afgescheiden gemeente gesticht, in een buurtschap van Zwollerkerspel, vlakbij Hasselt, waar op zondag geregeld godsdienstoefeningen werden gehouden. Dit kan op Ter Wee het geval zijn geweest, waar Smits schoonmoeder woonde. De tweede ondertekenaar was Jan (Jacob?) van Baaien, landbouwer in de buurtschap Genne, niet trouw in het betalen van zijn pacht. Hij is ‘van zeer beperkte verstandelijke vermogens, en kan niet schrijven’. Vervolgens B.J. Lamberts, landbouwer in Haarst, ook in Zwollerkerspel gelegen, en tenslotte Herm. Holtrust. Hij was eveneens een landbouwer, en woonde in de buurtschap Holten (Zwollerkerspel). Hij kon niet tot de rijken worden gerekend en ook hij bezat maar beperkte verstandelijke vermogens. De kerkeraad bestond dus toen uit één smid en drie landbouwers.Ga naar eindnoot3.
Wanneer is de Afgescheiden kerk van Hasselt nu precies geïnstitueerd en door wie? We kunnen het niet nauwkeurig bepalen. Misschien op of kort na donderdag 26 november 1835, toen door 15 personen gezamenlijk een brief van onttrekking aan de hervormde kerkeraad werd gestuurd. In elk geval bestond de Afgescheiden gemeente al op maandag 21 december '35, zoals we gezien hebben. Enkele weken later schreef de bekende oefenaar Wolter Wagter Smitt uit Zwolle aan zijn collega-oefenaar Otto Voortman in Rijssen: ‘Hier en daar ontkiemt ook nieuw leven; vooral is het byzonder levendig in de gemeente Hasselt’.Ga naar eindnoot4. De hervormde gemeente van Hasselt werd in die tijd gediend door twee predikanten nl. P.A.J. Moerel (1818-em '37) en W.H. van Griethuysen (1822-em '49). Ds Moerels gezondheid was in 1836 geknakt. Wegens li- | ||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||
chaamszwakte was hij bij zijn emeritering niet eens meer in staat een afscheidspreek te houden.Ga naar eindnoot5. Ds Van Griethuysen, die de buitengemeente voor zijn rekening had, was jonger.Ga naar eindnoot6. Voor ds Moerel moest dus een opvolger komen. Dit werd Gerard Bruna, die door zijn collega Van Griethuysen werd bevestigd en zijn intree deed met Kol. 1:28. Als thema van zijn preek had hij: ‘de hooge waarde der prediking van Christus, als een juist geschikt middel om aan hare verheven bestemming - de bevordering van 's menschen volmaking - te beantwoorden’. Uit deze woorden blijkt duidelijk dat hij de godsdienst zag als een middel tot opvoeding van het menselijk geslacht. En dit was beslist geen gereformeerde gedachte. Want de gereformeerde leer gaat uit van het feit, dat de mens door de zonde uit zichzelf onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, tenzij hij door Gods Geest wedergeboren d.i. vernieuwd en veranderd wordt. Er valt dus niet voort te bouwen op het ‘goede’ in de mens door een soort van ‘opvoeding tot deugdzaamheid’. In wezen is dit laatste een vorm van religieus humanisme. Kandidaat Bruna was op 13 november 1837 in Hasselt beroepen, na daarvóór op een zondag tweemaal te hebben gepreekt. Een paar weken later vond er op een woensdagavond tijdens een godsdienstoefening in de hervormde kerk van Hasselt een incident plaats. Roelof Hoorn,Ga naar eindnoot7. schipper van beroep, veroorzaakte zo'n rel tijdens de dienst, dat de dienstdoende predikant met preken had moeten ophouden. Nu was de relschopper niet zo'n beste. Volgens de burgemeester werd het nu hoog tijd, dat Hoorn ‘wegens zijn slecht gedrag en misdaden’ ten strengste werd gestraft. Hij had zich immers al vaker misdragen. Weliswaar was deze afgezette veerschipper van Hasselt op Amsterdam ook al eens door het ‘vredegeregt’ veroordeeld, maar die straf had niets positiefs uitgewerkt. In zijn dronkemansbuien bleef hij een gevaar voor zijn omgeving. Volgens de burgemeester was het maar het beste, dat hij in een ‘verbeterhuis’ werd opgesloten.Ga naar eindnoot8. Of de bovengenoemde rel iets te maken heeft met verzet tegen de leiding, die ds Bruna en ds Van Griethuysen aan de gemeente gaven, kunnen we niet met zekerheid uitmaken, maar wèl zeker is, dat er in die jaren in de hervormde kerk van Hasselt spanningen bestonden.Ga naar eindnoot9. | ||||||||||||||||||
Beginjaren Chr. Afgescheiden kerkHoe was nu de gang van zaken in de jonge Afgescheiden kerk? Doordat de kerkeraadsnotulen uit de begintijd van deze gemeente spoorloos zijn, missen we helaas een zeer belangrijke bron van informatie. Er zit niets anders op dan ons te behelpen met minder directe gegevens. En dan blijkt, dat er al heel spoedig na het begin in de Afgescheiden kerk van Hasselt grote moeilijkheden zijn ontstaan, trouwens in heel Overijssel en ook in andere provincies. Dit leren ons de notulen van de Provinciale vergadering van 18 november '37. Op die vergadering brak een | ||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||
storm van bezwaren los tegen besluiten van de in datzelfde jaar gehouden synode van Utrecht (1837). Ze waren vooral gericht tegen de toen aangenomen nieuwe kerkenorde. De beschuldigingen werden ‘met drift aangeheven’; de vergadering liep uit de hand. Of zoals de notulen het uitdrukken: ‘Men verhindert met veel onstuimigheid en wanvoegelijkheid om bedaard en met orde inlichtingen te geven’. Toen men tenslotte zo goed en kwaad als het ging, de balans trachtte op te maken, bleek na hoofdelijke omvraag, dat - wat de afgevaardigden van Hasselt betrof - Jacob van Balen alles ‘verwierp’ d.w.z. de nieuwe Utrechtse kerkenorde, maar dat Harm Smit nog nadere ‘overweging’ wenste. Ruim een half jaar later viel op de Provinciale vergadering van 18 juni 1838 in Nieuwleusen gehouden, de beslissing. Praeses was toen ds Hendrik de Cock, en ook de predikanten Van Velzen, Van Raalte en Brummelkamp waren aanwezig. Na lange en vruchteloze discussies las ouderling Schouwenberg van Zwolle een soort ‘afscheuringsverklaring’ voor, waarmee ook de afgevaardigden van Kampen, Zalk, Deventer en voor een deel ook die van Mastenbroek en Rouveen hun instemming betuigden. Vervolgens stonden deze mannen-broeders op en verlieten de vergadering. Het betekende het begin van de Kruisgezinde gemeenten. In de gemeente Hasselt is de scheuring nog niet dadelijk een feit geworden. De eerstkomende jaren bleef de gemeente nog vertegenwoordigd op de Provinciale vergaderingen, maar in de winter van 1843 ontstond nu ook in Hasselt een scheuring. En de Provinciale vergadering van 20 juni '44 besloot, dat de kerkeraad in zijn geheel moest worden afgezet, wat ook gebeurde. De weinige leden, die het kerkverband van de Chr. Afgescheidenen trouw bleven, werden aan de hoede van ds F.A. van Gijssel van Rouveen toevertrouwd. Ook werd bepaald: ‘de leeraars zullen zo nu en dan in deze verscheurde gemeente preken’ (d.i. in Hasselt)! Vanaf eind 1843 vinden we in Hasselt dus nu twee groepen Afgescheidenen, nl. de officiële Chr. Afgescheidenen en de Kruisgezinden. De eerst genoemde (zwakke) groep werd op vrijdag 23 januari 1846 opnieuw geïnstitueerd door ds F.A. van Gijssel van Rouveen en kreeg dus weer een eigen kerkeraad. Deze ging toen bestaan uit de ouderlingen Berend Gerrits van DalfsenGa naar eindnoot10. (Van Dalsem) en W.H. Frieling. Deze laatste was bij ds W.A. Kok in Hoogeveen in opleiding, heeft slechts een jaar in Hasselt gewerkt en is daarop predikant in Dalfsen geworden. Diakenen werden Jan Kruithof, een schipper, en Johannes Pothof,Ga naar eindnoot11. bakker in Hasselt en schoonzoon van de befaamde Harm Smit. Uit de classisnotulen blijkt, dat de gemeente financieel zwak was. In de eerste jaren werden de kerkeraadsvergaderingen geregeld gehouden, maar de notulen daarvan zijn altijd maar kort. En na die van 17 februari 1849 stoppen ze zelfs helemaal en valt er een gat van 3½ jaar, waarna ze opnieuw beginnen met september 1852. Dan blijkt de kerke- | ||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||
raad te bestaan uit de ouderlingen B. van Dalfsen en R. Steenbergen,Ga naar eindnoot12. een mattenmaker; diakenen waren Jacob Oosten van der Vegt,Ga naar eindnoot13. een timmerman, en Arend Israël.Ga naar eindnoot14. In 1857 werd tot kerkmeester benoemd Hendrik Peter van Balen, een scheepstimmermansknecht.Ga naar eindnoot15.
Pas in 1859 kreeg de financieel zwakke Afgescheiden gemeente een eigen predikant. Het was W.H. van den Bosch, die - na voor het eerste beroep te hebben bedankt - overkwam van Vrijhoeve-'s-Grevelduin-Capelle in Brabant gelegen. Zijn traktement was daar aan de lage kant: ƒ 450,- plus vrij wonen en vrijdom van alle belastingen. Aan de stemming voor het tweede beroep hadden 23 manslidmaten meegedaan. Uit dit aantal kunnen we dus geenszins de grootte van de gemeente afleiden. Terloops merken we hierbij op, dat het Kerkelijk Jaarboekje van 1856 als zielental 127 opgeeft. Wanneer de leden aan de komst van hun eigen dominee dachten, klopten de harten vol verwachting. De kerkeraad liet alvast een klankbord met lamp aanbrengen boven de kansel in het kerkgebouw aan de Brouwersgracht hoek Regenboogsteeg. Kosten ƒ 8,-. Al behoorde een dominee uit het hoofd te preken, er moest toch ook op de kansel een behoorlijk licht zijn om uit de bijbel en uit de liturgische formulieren te kunnen voorlezen. Een kerkeraadsdeputatie reisde naar Vrijhoeve-Capelle om in overleg met de beroepen predikant zijn overkomst te regelen. En prof. De Haan zou worden uitgenodigd om ds Van den Bosch op zondag 10 april 1859 in Hasselt te bevestigen. Het was al zijn vierde gemeente. Zijn verhuizing naar Hasselt kostte de kerk ƒ 80,31, voorwaar geen gering bedrag. Maar Brabant en Hasselt lagen ook ver van elkaar vandaan. Merkwaardig is de notitie, die we in de notulen over het catechiseren vonden. Bij de regeling daarvan werd bepaald, dat niet langer ‘uit de Bijbelsche geschiedenis van ds A.P.A. du Cloux mocht worden gecatechiseerd, maar dat daarvoor in de plaats gebruikt zouden worden de bekende vragenboekjes van Borstius, het Kort Begrip en de Heidelbergse catechismus’. Deze op het eerste gezicht wat duistere woorden: ‘geen onderwijs meer uit Du Cloux’ worden wat duidelijker, als we erop letten, dat ds Du Cloux en ds Van den Bosch allebei tegelijk enige jaren in 's-Grevelduin-Capelle hebben gestaan, de één in de hervormde, de ander in de Afgescheiden kerk. Du Cloux is bekend geworden door zijn aanklacht tegen ds H. de Cock in Ulrum wegens het dopen van kinderen uit zijn gemeente Vierhuizen, wat leidde tot De Cocks schorsing door het classicaal bestuur op 19 december 1833. Maar Du Cloux was later toch de leer van de Dordtse vaderen weer gaan verdedigen en nam bovendien in de hervormde kerk enthousiast deel aan de strijd voor kerkherstel. Zijn publikaties o.a. verscheidene prekenbundels werden graag door het gereformeerde volk ge- | ||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||
lezen. Van den Bosch en Du Cloux hadden elkaar dus in hun Brabantse tijd als collega leren kennen. De kerkeraad van Hasselt vond het echter nu maar beter ‘Du Cloux’ af te schaffen en over te gaan op de hierboven al genoemde werkjes.Ga naar eindnoot16. De Afgescheiden kerk van Hasselt deed ook mee aan gezamenlijke kerkelijke hulpacties om nood als gevolg van rampen en onheilen te lenigen. Zo zou ds Van den Bosch de ƒ 18,50, ontvangen als liefdegave voor de afgebrande kerk te Heerjansdam, overmaken.Ga naar eindnoot17. Tegen de zonde van het overmatig gebruik van sterke drank had ook de kerkeraad in Hasselt te kampen. Twee kerkleden - van wie de ene brugwachter was - maakten zich daaraan bij herhaling schuldig. Het stadsbestuur had er zelfs bij de kerkeraad op aangedrongen de brugwachter nog eens te waarschuwen, anders zou hij moeten worden ontslagen. De kerkeraad bedankte de burgemeester voor diens edelmoedigheid. Maar enkele maanden later had de brugwachter zijn belofte geen sterke drank meer te drinken, helaas al weer gebroken. Inderdaad volgde nu ontslag. Uit schaamte durfde de man niet meer in de kerk te komen. Dus moest de kerkeraad daar nu weer achter aan. Ds Van den Bosch had het druk. Gelukkig werd zijn werk gewaardeerd. Van de kerkeraad kreeg hij ƒ 25,- extra uitgekeerd; ‘als gering bewijs onzer erkentelijkheid’ staat er achter, en verder ‘met de bede dat hij nog lang in ons midden werkzaam zal zijn’. Dit zou nog 1½ jaar zijn (op 30 juni '61 preekte hij afscheid). Laten we nog enkele tekenende details uit het kerkelijk leven mogen geven. In januari 1860 - dus midden in de winter - kwamen er klachten binnen over tocht in de kerk evenals over de ondragelijke lucht, veroorzaakt door brandende kolen in de stoven. Wat daaraan te doen? Om deze voor de gezondheid niet ongevaarlijke tocht tegen te gaan, besloot men het luik in het portaal bij de voordeur tijdens de kerkdiensten open te houden en het ‘zijde- of tuimelraam’ dicht te laten. En wat de stank uit de stoven betreft, waardoor velen ‘met zware pijnen in het hoofd worden aangedaan’, vanaf de kansel zou worden verzocht ‘geen kolen van de zoogenaamde korte turven te gebruiken, teneinde de ellende zoo veel mogelijk te voorkomen’. Of het geholpen heeft? In elk geval is dit probleem voor ons tot grootmoeders tijd gaan behoren. Voor (turf)schippers betekende een strenge winter, waarin de kanalen en vaarten weken- en soms maandenlang lagen dichtgevroren, een gedwongen niets-doen. Daarop wijst het besluit in de notulen van januari 1860 om het Avondmaal enige weken te vervroegen om de schippers, die ‘tans stil liggen’, in de gelegenheid te stellen van de sacramentsbediening gebruik te maken. Ook ontvingen ze in zulke perioden altijd huisbezoek. Ds Van den Bosch mocht vrucht op zijn werk in Hasselt zien. In april 1860 werden na afgelegde geloofsbelijdenis als leden van de kerk toegelaten: Jan v.d. Vegt, Jacoba Israël, Derkje Kiefte, Jantje Oost en Fen- | ||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||
negie Ekman. Natuurlijk preekte ds Van den Bosch ook wel eens in een gemeente in de omtrek. Maar toen hij in het najaar van 1860 een preek verzoek van de vacante gemeente op Urk kreeg, wilde de kerkeraad hem geen toestemming geven om te gaan. Het reizen in een open schuit, het onzekere van de terugkomst en het ‘niet goed kunnende missen des Leeraars’ vormden voor de kerkeraad onoverkomelijke bezwaren. Toen dominee echter het volgend jaar weer een uitnodiging uit Urk kreeg om daar met Pinksteren te komen preken, mocht hij wel naar het eiland gaan, mits een student dan in Hasselt kwam ‘preken’. Het jaargetijde kon nu ook moeilijk als beletsel worden opgegeven! In december 1860 vroeg Hermannus Renon,Ga naar eindnoot18. een gepensioneerd kapitein, wegens gezondheidsredenen rustend ouderling te mogen worden en in zijn plaats een nieuwe ambtsdrager te kiezen. Anders moest ouderling Steenbergen alle werkzaamheden alleen doen. Een half jaar later overleed Renon, oud 57 jaar. Hij had zich in 1848 met 7 kinderen beneden de 12 jaar vanuit de hervormde kerk bij de Afgescheiden gemeente in Hasselt aangesloten. In het begin van 1861 werden tot diakenen gekozen Hendrikus Kloosterziel,Ga naar eindnoot19. een 52-jarige veehouder en Hendrik van Balen, scheepstimmerknecht. Berend van Dalfsen, oud-ouderling, werd opnieuw tot ouderling gekozen, maar nu kwamen er bezwaren uit de gemeente, daar hij niet met het gewone formulier was bevestigd. Ds Van den Bosch vond dit echter overbodig, omdat een oud-ouderling na een herverkiezing niet weer behoefde bevestigd te worden ‘hetwelk in de oude Gereformeerde kerk nimmer gedaan is’. In januari '61 gaven 3 hervormden de wens te kennen naar de Afgescheiden kerk over te komen. Het waren Anna Kornet, en Hendrikus Schutte met zijn vrouw Aaltje van der Vegt.Ga naar eindnoot20. Omdat het jonge echtpaar buiten de stad woonde, zouden ze op hun verzoek aan huis worden onderzocht. Ze woonden in de Roebollige hoek, over het Zwartewater de kant van Genemuiden uit. Aan het eind van het jaar (1861) voegden zich ook de landbouwer Gerhardus Schutte, en zijn vrouw Trijntje Dillen, wonende in de buurtschap Holten, bij de gemeente. | ||||||||||||||||||
Oefenaar Jan StadIn mei '61 nam ds W. van den Bosch een beroep aan naar Enter (Ov.) en preekte 30 juni afscheid. Hasselt was dus weer vacant. Nadat de kerkeraad zonder het gewenste resultaat een beroep had uitgebracht op ds W. Coelingh van Genemuiden en op ds P. Medema van Sexbierum (Fr.), besloten de broeders een andere koers in te slaan en om te zien naar een oefenaar. Daarom werd in oktober '63 aan een vergadering van manslidmaten de vraag voorgelegd of ze het goedkeurden een zekere J. Stad uit Zoetermeer naar Hasselt te laten overkomen om daar te oefenen en te catechiseren. Want het was wel duidelijk, dat de gemeente financieel | ||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||
geen predikant met zijn gezin zou kunnen onderhouden. Iedereen vond het goed en zo werd met algemene stemmen Jan Stad uit Zoetermeer ‘beroepen’. Hij was ongetrouwd en tevreden met een ‘kleine bezoldiging’. Weliswaar was hij nog tot 1 mei 1864 aan Zoetermeer gebonden, maar men zou proberen hem met ingang van de Kerstdagen 1863 ‘los’ te Krijgen. Het lukte. Enige gemeenteleden boden aan hem te ‘verzorgen’, d.w.z. hij mocht bij hen om beurten komen eten. Voor ƒ 3,25 per week kreeg hij bij ouderling Steenbergen onderdak en de kerkeraad betaalde de kosten voor het timmeren van een kamertje in het huis van Steenbergen. Ook stemde de gemeente ermee in, dat hij ouderling werd. In januari 1864 is hij in die functie bevestigd. De pastorie werd voor ƒ 1,25 per maand verhuurd aan koster Hendr. P. van Balen, met de bepaling dat de kerkeraad vrij gebruik kon maken van de huiskamer en - heel belangrijk - de gemeenteleden tijdens de kerkdiensten en vergaderingen ‘de plaats der geheime gemakken’ tot hun beschikking hadden. Een klein jaar eerder waren uit de hervormde kerk overgekomen Willem Zieleman,Ga naar eindnoot21. een landbouwer uit de buurtschap Streukel, en Willem Riesebos,Ga naar eindnoot22. afkomstig van de Roebollige hoek. Als reden van hun lid worden van de Chr. Afgescheiden kerk geven de notulen aan, dat beiden verklaarden in het hervormd kerkgenootschap ‘de Kerk onzes Heeren Jezus Christus’ niet te kunnen zien en ook innig met de leer en het standpunt der Chr. Afgescheiden Gereformeerde kerk in Nederland verenigd te zijn. In de jaren '60 zijn er herhaaldelijk pogingen gedaan om tot een hereniging te komen met de gemeente onder het Kruis, die ook in Hasselt heeft bestaan. Aan die gemeente wijden we de volgende paragraaf. | ||||||||||||||||||
Gereformeerde gemeente onder het kruisWe schreven al, dat eind 1843 in de Afgescheiden gemeente van Hasselt een scheuring was ontstaan. Het jaar 1843 heeft trouwens voor de Afgescheiden kerken in het algemeen een dieptepunt betekend. De verwarring in vele kerken was groot. De synode van 1843 in Amsterdam gehouden is als gevolg van de scherpe tegenstellingen onder de leden, onverrichter zake uit elkaar gegaan. Wat de Kruisgezinden in Hasselt betreft, het schijnt dat deze voorlopig het kerkverband niet zochten en min of meer op zichzelf bleven staan. Misschien gebeurde dit wel onder invloed van ds Ledeboer. Pas vanaf 1852 tot '67 vinden we Hasselt vertegenwoordigd op de Algemene kerkelijke vergaderingen van de Gereformeerde kerk onder het kruis, in het begin vooral door Harm Smit, ons wel bekend, en later door diens zoon Klaas Smit. We noemden zo juist de naam ds Ledeboer. In 1840 had deze merkwaardige man zich bij de Afgescheidenen aangesloten, maar hij moest niets hebben van het vragen in 1841 van de Afgescheidenen bij de rege- | ||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||
ring om erkenning als kerk. Vandaar dat Ledeboer zich in 1841 al weer van de Afgescheidenen verwijderde en na 1844 zelf vrije gemeenten stichtte, die het vragen om vrijheid van godsdienstoefening onder de door koning Willem II gestelde voorwaarden volstrekt afwezen. Op dit punt vonden Ledeboer en de Kruisgezinden te Hasselt elkaar. Het is wel zeker, dat Ledeboer in 1846 enige tijd in Hasselt heeft vertoefd en van daaruit gemeenten heeft gesticht, o.a. in Genemuiden en op het Kampereiland. De laatste werd in 1862 opgeheven. Ook de bekende oefenaar Klaas Smit uit Hasselt koos tijdelijk de zijde van Ledeboer. Hij publiceerde in 1846 een brochure van 44 pagina's, waarin hij heftig fulmineerde tegen de door de Afgescheidenen geaccepteerde ‘vrijheid’ en tegen het sturen van de kinderen naar de openbare school. We schreven al, dat in 1846 in Hasselt opnieuw een Afgescheiden kerk was geïnstitueerd. Vijf jaar later - in mei 1851 - verzoende deze Klaas Smit zich weer met de Kruisgezinden en liet nu zijn eigen kinderen wel de openbare school bezoeken. Natuurlijk werd hij hierover aangevallen, maar er werden geen kerkelijke maatregelen tegen hem genomen, omdat er in Hasselt geen Christelijke school was.Ga naar eindnoot23. En dan was het vrij wat beter om de kinderen op de ‘algemene’ school te onderwijzen ‘dan in hunne jeugd langs de straat te laten verwaarloozen’.Ga naar eindnoot24. De zo juist genoemde brochure bevat een 8 pagina's tellend woord vooraf van Ledeboer, die het eigenaardig ondertekende met ‘Uw ontrouwe vriend en broeder L.G.C. Ledeboer’. Het verschil tussen Ledeboerianen en Kruisgezinden valt echter niet scherp aan te geven. Wanneer we nu willen trachten iets meer te vertellen over de Kruisgemeente in Hasselt, dan is door het ontbreken van belangrijke bronnen de oogst maar heel mager. Blijkbaar bezat de Kruisgemeente voor sommige Chr. Afgescheidenen enige aantrekkingskracht, want in 1852 moest de in 1846 tot diaken gekozen Joh. Pothof worden vermaand de eigen kerkdiensten te bezoeken en niet geregeld die van de Kruisgemeente. Ook behoorde hij zijn kind naar de catechisatie te sturen, anders zou hij niet meer als lid worden beschouwd. We merken op, dat Pothof getrouwd was met Elisabeth Smit, een zuster van de in Hasselt zeer bekende Kruisgezinde oefenaar Klaas Smit. In 1854 vroeg de Chr. Afgescheiden gemeente van Hasselt de classis om advies: Hoe te handelen met leden ‘die zich reeds lang van hen verwijderd hadden en zich begaven naar die onder 't kruis, Ledeboer enz., en nog in hun lidmaatboeken waren aangetekend’. De classis adviseerde te handelen volgens de synode van Groningen 1846 art. 90: ‘Maar die zich ongeregeld gedragen, zonder zich ergens bepaald aan te sluiten’ moeten door de kerkeraad met hulp van de consulent worden ‘behandeld’. Enige jaren later gaf Jan Kiefte de wens te kennen zich bij de Chr. Afgescheiden gemeente te voegen. Hij hoorde bij de gemeente van ds Lede- | ||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||
boer in Zuidwolde (Dr.), maar wilde daarbij weggaan. Men zou over hem nog informatie inwinnen, omdat hij daar - volgens eigen zeggen - onwettig onder censuur stond. Inderdaad bleek hij lid te zijn van de Ledeboeriaanse gemeente in Zuidwolde (Dedemsvaart), maar daar wegens laster en leugen gecensureerd te zijn (‘tot afsnijdens toe’). Blijkbaar is hij niet als lid geaccepteerd, want in 1867 vroeg hij opnieuw toelating als lid van de Chr. Afgescheiden kerk van Hasselt. Nu werden er geen wettige bezwaren meer tegen zijn lidmaatschap ingebracht. Maar een sierlijk lid is hij niet geworden. | ||||||||||||||||||
Hereniging Afgescheidenen en KruisgezindenIn 1858 ontstond er tijdens de Algemene Kerkelijke vergadering van de Gereformeerde Kerk onder het kruis, op 3 augustus en volgende dagen in Amsterdam gehouden, zo'n geweldig conflict, dat de Kruiskerken op hun grondvesten schudden. Het was een gevolg van het dictatoriaal optreden van ds C. van den Oever, wel eens de paus van de Kruisgezinden genoemd. Alleen voor zover de Kruisgemeente van Hasselt er direct bij was betrokken, geven we over die vergadering enkele bijzonderheden. Hasselt was vertegenwoordigd door Klaas Smit, de oefenaar. In de loop van de discussie begon ds C. van den Oever zo geweldig te keer te gaan en zo met ‘de liefdelooste veroordeeling en de vreesselijkste vloekspraken’ te werken, dat het de afgevaardigden van Hasselt, Zwartsluis, Zwolle en Vlissingen te bar werd. Ze stonden op en verlieten de vergadering. Van toen af werden er breuklijnen in het Kruisgezinde kerkverband zichtbaar. Wat niet wil zeggen, dat die breuk nu ook dadelijk een feit werd. Want op de volgende Algemene vergadering deed ook Hasselt mee. Op die van 1864 in Zwartsluis gehouden, waren voor Hasselt ouderling Lukas BuitGa naar eindnoot25. en diaken J. AdmiraalGa naar eindnoot26. present. In lastbrieven van de gemeenten van Hasselt en Tricht, en in een schrijven ondertekend door ± 40 leden van de gemeente te Zwolle, werd gevraagd erop toe te zien, dat de predikanten op de preekstoel het ambtsgewaad droegen. Dit was een strijdpunt, dat in vele gemeenten al jarenlang heel gevoelig lag. De beide volgende jaren (1865 en '66) komen voor Hasselt ineens twee nieuwe ambtsdragers naar voren, nl. ouderling E. van 't Loo en Jan Hulleman,Ga naar eindnoot27. een spekslager en eerder de schoonzoon van Jacob Oosten van der Vegt. Van 't Loo was op verzoek van de gemeente Hasselt, waarvan hij lid was geworden, in februari 1865 op een classisvergadering in Zwolle onderzocht wat betreft zijn genadestaat, roeping en kennis van de voornaamste grondwaarheden en na een volgend preekvoorstel toegelaten om in Hasselt een stichtelijk woord te spreken. Van 't Loo was nog maar kort in Hasselt of hij veroorzaakte daar al grote moeilijkheden. In de Algemene vergadering van juni 1866 vocht hij de schorsing van | ||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||
ds R. Veldman van Zwolle namelijk zo fel aan, dat hem verzocht werd zijn tegen de vergadering gerichte zware beschuldigingen terug te nemen. Hij weigerde. Nu werd hem verdere zitting in de vergadering ontzegd en hij kon vertrekken. Hij bleef echter bij zijn standpunt. Met een deel van zijn kerkeraad en van zijn gemeente kwam hij nu buiten het kerkverband te staan. De Algemene vergadering van het volgend jaar (1867) nam het bericht, dat een deel van de gemeente Hasselt zich had ‘losgescheurd’, voor kennisgeving aan. Niet alleen Johanna B. Olsman, de vrouw van Van 't Loo, bleef haar man trouw, maar ook de ouderling Jacob Admiraal en de kerkmeesters Jacob Oosten van der Vegt en Hermannus Holtrust, een landbouwer uit Genne. Niet lang echter zou deze groep in Hasselt apart naast de Gereformeerde gemeente onder het kruis blijven bestaan. Ze zocht al dadelijk contact met de Chr. Afgescheidenen. In de oktober-vergadering van de Afgescheiden classis Zwolle (1867) vroegen de afgevaardigden van Hasselt hoe te handelen met de ‘Veldmans-gezinden’, die de begeerte hadden te kennen gegeven zich met de Afgescheidenen te verenigen. Zoals te verwachten viel, benoemde de classis een commissie, die naar Hasselt zou gaan om de zaak te ‘bevorderen’. Het ging de goede kant uit. Op 17 december 1867 waren in een buitengewone kerkeraadsvergadering behalve de kerkeraad ook aanwezig de consulent ds J. Diephuis van Rouveen, ds W.H. Gispen van Kampen, ds H. Vissink van Zwolle en de ouderlingen Bosch uit Zwolle en Kuiper uit Rouveen. Als doel van de vergadering werd duidelijk bepaald het tot stand brengen van een vereniging met enige ambtsdragers van ‘de zich noemende Gereformeerde gemeente onder het kruis’. Dat waren dan E. van 't Loo, J. Admiraal, J.O. v.d. Vegt en H. Holtrust. Op de vraag van ds Gispen - hij was tot praeses aangewezen - waaròm ze wilden verenigen met de Chr. Afgescheiden kerk, gaven de broeders een bevredigend antwoord. Een volgende vraag was: hóe ze wilden verenigen, als ambtsdragers of als leden? Hierover lieten Van het Loo c.s. de beslissing bereidwillig aan de kerkeraad over. Deze wilde hen tot nieuwjaar - dat was dus 2 weken later - als ambtsdragers aanvaarden, maar dan moesten ze aftreden. Ze waren echter dadelijk herkiesbaar. Na deze kerkeraadsvergadering leidde ds Gispen de ‘avondgodsdienstoefening’, waarin hij de beslissing van de kerkeraad aan de gemeente meedeelde en preekte over Joh. 1:35-40. Drie dagen later was er al weer een kerkeraadsvergadering, want er viel nog een punt te bespreken: Hoe nu te handelen met de andere broeders en zusters, die zich eveneens met de Chr. Afgescheidenen wilden verenigen. Welnu, ze konden overkomen als leden, zonder, zoals gebruikelijk was, eerst twee zondagen aan de gemeente te zijn voorgesteld. Van 't Loo zou hen opzoeken en hun namen aan ouderling Stad doorgeven om deze af te kondigen. Het waren in totaal 47 zielen: | ||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||
In de laatste week van 1867 vroeg oefenaar Jan Stad zijn attestatie aan wegens vertrek naar Genemuiden. De kerkeraad gaf hem die graag, met de mededeling dat hij altijd trouw zijn plicht in Hasselt had vervuld. Op de laatste zondag van december 1867 nam J. Stad afscheid van Hasselt met Hebr. 13:14. Nu wilde ouderling E. van 't Loo graag de positie van Stad als voorganger overnemen en liet dit punt in een gemeentevergadering ter sprake brengen. Daarop verliet hij even de vergadering om het zich vrij uitspreken mogelijk te maken. Maar hij hoefde niet lang buiten te blijven, want de manslidmaten, 26 in getal, zeiden eenparig ja. Van 7 januari 1868-28 december 1870 heeft Van 't Loo de gemeente als voorganger gediend. Toen is ook hij naar Genemuiden vertrokken, waar hij in juli 1875 op art. 8 van de kerkenorde dominee is geworden. Daarna heeft hij nog in Sliedrecht gestaan, vanwaar hij in 1887 is geëmigreerd naar de Dutch Reformed Church te Paterson.Ga naar eindnoot28. In 1869 werd de landelijke vereniging van de Chr. Afgescheidenen met de Kruisgezinden een feit (op enkele uitzonderingen na). Men ging nu samen heten: de Christelijke Gereformeerde kerk. In Hasselt hield ze haar diensten in de vergrote kerk aan de Brouwersgracht hoek Regenboogsteeg. Onder de Kruisgezinden, die in 1869 in Hasselt met de vereniging meegingen, bevonden zich ook:
En dan was er nog een echtpaar, dat zich enkele maanden later al weer onttrok: in Hasselt was namelijk een groepje op zichzelf blijven staan, dat zich wel de vrije Gereformeerde gemeente noemde en nog een aantal jaren heeft bestaan. Ze bleef kerken in het gebouw in de Nieuwstraat. In 1887 moest dit gebouw worden afgestoten. Koper werd de Chr. Geref. | ||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||
kerk te Hasselt die haar gebouw aan de Brouwersgracht aan particulieren verkocht. Wie hierin nu eens een kijkje neemt, bespeurt nog duidelijk de sporen van een kerkgebouw o.a. van een gaanderij. |
|