Voor elk dorp waar een Afgescheiden kerk ontstond, hebben we de ontstaansgeschiedenis en de eerste jaren na de Afscheiding van de betreffende gemeente nader belicht. Uiteraard waren we hierbij afhankelijk van de aard en de hoeveelheid van het beschikbare archiefmateriaal. In de ene plaats vloeien de bronnen rijkelijker dan in de andere.
De moeizame archiefstudie is echter voor ons - gezien het onderwerp - geen last maar een lust geweest. Wie de veelal nog weinig gebruikte notulen en stukken van de plaatselijke Hervormde en Afgescheiden kerkeraden en van de meerdere vergaderingen aandachtig leest, ziet een grotendeels in het verleden weggezonken wereld weer zichtbaar worden.
Ook de archivalia die de rechtbanken bieden, werpen soms een verhelderend licht op toestanden en verhoudingen, waarvan de historicus tot nog toe eigenlijk maar onvoldoende kennis heeft genomen.
Niet minder is dit het geval met het bestuderen van de archieven der burgerlijke autoriteiten; we denken hier o.a. aan het Gouverneursarchief, aan de archieven van verschillende regeringsdepartementen van toen, berustend in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage en aan de ingekomen stukken en uitgaande missives der burgemeesters met hun assessoren. En dan zijn daar nog de varia als levens- en bekeringsgeschiedenissen en de particuliere correspondentie om niet meer te noemen.
Voor de dorpen in het Marnegebied is het contact met de persoon en het werk van de belangrijke streekhistoricus, wijlen J.S. van Weerden te Leens, voor ons van grote betekenis geweest. De vele bezoeken aan zijn gastvrij huis in Leens zullen we nooit vergeten. We gedenken hem dankbaar.
Ook dr C. Smits te Haren, zich eveneens bewegend op het terrein van de geschiedschrijving der Afscheiding, verdient onze dank. We hebben voor ons werk mogen profiteren van zijn nasporingen in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage en verschillende moeilijke punten met hem besproken.
We kunnen niet alle namen noemen van personen die ons op enigerlei wijze van dienst zijn geweest. Een uitzondering maken we voor ds I. Hamming, laatstelijk predikant te Roodeschool en voor B. Doornbos, boekhandelaar te Groningen, die zo vriendelijk waren ons hun aantekeningen over de Afscheiding af te staan.
Tenslotte vermelden we nog - hoe kan het anders - het Rijksarchief te Groningen, waar we vele uren hebben gesleten en waar de rijksarchivaris met zijn ambtenaren ons altijd deskundig hebben voortgeholpen.
Groningen, september 1972
De schrijver