Een brief aan zijn vrouw Constance
‘Dresden, 16 April 1789
's nachts om half twaalf.
Liefst, best vrouwtje!
Ik heb een massa verzoeken aan je:
1. vraag ik je, dat je niet treurig bent;
2. dat je op je gezondheid let, en de voorjaarslucht niet vertrouwt;
3. dat je liefst heelemaal niet te voet uit gaat;
4. dat je van mijn liefde verzekerd zult zijn; geen brief heb ik nog geschreven, waarbij ik niet je lief portret voor mij heb neergezet;
5. vraag ik je, niet alleen op jou en mijn eer bij je gedrag te letten, doch ook op den schijn. Wees niet boos om dit verzoek. Je moest juist daarom mij meer liefhebben, omdat ik op mijn eer gesteld ben.
6. en ten laatste vraag ik je in je brieven uitvoeriger te zijn. Ik zou graag willen weten of zwager Hofer den dag na mijn vertrek gekomen is, of hij dikwijls aankomt, zooals hij mij beloofd heeft, of mevrouw Lange (Aloysia) soms komt,