Uren met musici
(1922)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekend
[pagina 38]
| |
Uit brieven aan anderenDe roode jasGa naar voetnoot1)‘AANGAANDE de mooie roode jas, die mij maar niet met rust wil laten, verzoek ik u zeer mij toch te zeggen waar men haar kan bekomen en hoe duur zij is; want dat heb ik heelemaal vergeten, daar ik alleen in de schoonheid er van verdiept was en niet aan den prijs dacht. Want zoo een jas moet ik hebben, op zoo'n jas is het de moeite waard de knoopen te laten zetten, waarmee ik al lang in gedachten rond loop; ik heb ze namelijk eens, als ik knoopen voor een jas zocht, in de Brandauïsche knoopen-fabriek vis à vis Dom Milano gezien. Die zijn van paarlemoer met in het midden een mooie gele steen. Ik houd er van alles te hebben wat goed, echt en mooi is! Hoe komt het toch, dat zij die het niet vermogen daarvoor alles zouden willen uitgeven, terwijl zij, die het kunnen het niet doen?’
[De roode jas schijnt Mozart toch gekregen te hebben, want de tooneelspeler Kelly, die in zijn memoires een | |
[pagina 39]
| |
beeld ontwerpt van een repetitie van ‘Figaro's Hochzeit’, door Mozart geleid, vertelt, ‘hoe Mozart in een rooden pelsmantel en een steekhoed met tressen op bij de generale repetitie op het tooneel stond en het tempo aangaf’.] | |
Over zijn componeeren‘Men dwaalt, als men denkt dat mij mijn kunst zoo gemakkelijk is afgegaan. Ik verzeker u, dat niemand zich zooveel moeite heeft gegeven bij de studie der compositie-leer. Er is niet licht een belangrijk meester te vinden, dien ik niet ijverig en dikwijls verscheidene malen heb bestudeerd. Hoe ik componeer? Wanneer ik goed mijzelf ben en in alle opzichten gedisponeerd, b.v. op reis in een postwagen of na een goeden maaltijd bij het wandelen en 's nachts als ik niet slapen kan, dan komen bij mij de gedachten stroomsgewijs en het best op. Waar vandaan en hoe, dat weet ik niet, doet er ook niet toe. Die mij nu bevallen, die houd ik in mijn geheugen of neurie ze ook wel bij mij zelf, zooals anderen mij tenminste gezegd hebben. Houd ik die nu vast, dan komt weldra het een | |
[pagina 40]
| |
bij het ander volgens contrapunt of volgens den klank der verschillende instrumenten, enz. enz. Daar wordt mijn gemoed warm onder, wanneer ik namelijk niet wordt gestoord; het wordt steeds grooter en grooter en ik breid het steeds verder en duidelijker uit en het ding wordt in mijn hoofd bijna klaar, zoodat ik het daarna met één blik, zooals een mooi beeld of een knap mensch, in den geest overzie, en het volstrekt niet na elkaar, zooals het komen moet, in de verbeelding hoor, maar dadelijk alles te samen. Dat is me een heerlijkheid! Al dat vinden en scheppen gebeurt in me als in een helderen, schoonen droom; maar òver hooren, zoo alles bij elkaar, dat is toch het beste. Wat nu zoo tot stand is gekomen, vergeet ik niet gemakkelijk meer, en dat is misschien wel het beste geschenk, dat onze Heer me heeft gegeven. Wanneer ik daarna eenmaal met schrijven bezig ben, dan neem ik uit den zak van mijn hersenen dat, wat ik daarin verzameld heb. Daarom komt het dan ook tamelijk wel op het papier; want het is eigenlijk al klaar en wordt ook zelden veel anders dan als het reeds in mijn hoofd is geweest. Daarom kan ik mij bij het schrijven ook laten storen en mag er om mij heen van | |
[pagina 41]
| |
alles gebeuren, ik schrijf toch, kan ook daarbij babbelen, b.v. over koetjes en kalfjes of over Pietje en Klaasje of zoo iets’Ga naar voetnoot1). (Mozart bericht ergens, dat onderwijl dat hij de slotfuga van een stuk neerschreef, hij het praeludium, dat vooraf moest gaan, uitdacht!) |
|