stand fonkelde. Het Universum en ik zijn een, riep zijn gekwelde geest uit. Ieder onrecht, dat men mij aandoet, is een onrecht jegens het geheele Universum en moet den wereldgeest smarten!
Dan spraken zij van Gustaaf's Gethsemané.
- Waarom hebt gij dat met mij gedaan? Waarom hebt ge mij niet laten sterven? Het leven berouwt mij. Weg, demon, die mij kwelt met uw hoonend: Hebt gij de wereld ooit bezeten, waarover gij u triomphator waandec? Kom af van uw hooge bergen en wandel onder de menschen, gij mensch met genezende kracht. Vreest ge, dat gij armer zoudt worden als gij alles weggegeven hebt, meent ge, dat gij uzelven in de eenzaamheid beter behoedt?
- Ik moet niet meer willen en hier blijven en wachten op den dood, oppert Gustaaf met smart.
Doch dan heft de demon zich weer ten strijde.