hij ons de symphonie, waarin hij zelf van ‘Betende’ tot ‘Segnende’ werd, de 8ste, voorstelt als: ‘Denken Sie sich, dasz das Universum zu klingen und zu tönen beginnt’! Want, waar Mahler's muziek, door haar voorbereiding uit het kosmische, eenmaal ‘mondstuk’ van het Universum was geworden, moest dit Universum wel voorbestemd zijn zich ook in haar te gaan uitspreken.
De kosmische wereld is de hemel der 19de eeuw, moge zij ook ‘Weltseele’ (Fechner) of ‘die allmächtige Liebe, die alles bildet, alles hegt’ (Goethe) genoemd zijn. Zij vertegenwoordigt in haar verhouding tot de chaotische natuur den hemel, gelijk deze zich weer tot de aarde verhoudt: als schepper tot geschapene. Voor hen, die, door hun eigen innerlijke wereld heen, haar konden gewaar worden als de schepping van hun geloof, hun willen, was zij de verlossing uit het materialistische denken, die hen in een hoogere wereld doet verwijlen, waar zij zich scheppers, koningen der aarde mochten wanen. Voor hen verving de ‘Weltseele’ den denkbeeldigen God der vroegere generaties. Doch deze groote atheïsten van de materie bekenden er niettemin het voorgeboortelijke mysterie mede, dat zij in een drang naar een diepe zelfverwerkelijking, tot de duidelijke hoogere orde van een wereldziel hadden uitgebouwd. Zoo geschiedde het, dat zij in een magische begoocheling, met donkere, gespannen en vuurschietende gebaren een werk volbrachten, dat zij, in de verlossing uit eigen zielenood tegelijk als een menschheid-verlossende, een ‘Welt-erlösende’ daad ervoeren. Maar in deze gebaren vertegenwoordigden zij tevens den strijd en den nood van hun tijd, die hun krachten als offer vroeg om de ontstane conflicten op te heffen en wat zwak en sterk was te ver-