in hun harten reeds gestorven was. Daar was niets geweest dan een vrouw, die nog altijd haar vele koffers met japonnen meesleepte, die iederen dag haar uitvoerig bad nam, dweepte met bloemen, wanneer zij haar sier bijzetten en zich onderhield met jonge meisjes, die vergodend naar de fijne dame opblikten.
Het was haar een genoegen haar persoon met geheimzinnigheid te omringen en van haar aanbidster, een dochter van een Duits generaal, vraagt zij ‘haar lief te hebben zonder haar verleden te kennen...’
‘Alles aan haar is fluweel, zijde, cachemire. Haar portefeuilles en tassen hebben gouden sloten en haar japonnen zien er uit of zij ze één dag draagt en dan weggooit, zo nieuw en glad en modern schijnen zij,’ schreef het meisje naar huis.
En Liszt amuseerde het om met zijn eigen vrienden na het eten op schijven te schieten uit lange pistolen...
Sindsdien was Marie d'Agoult de