Het paleishondje
Mijn meesteresse houdt mij onder de arm of legt mij neer op een stoel.
‘Reste-là, Loulou!’ roept zij, als ik maar met mijn tong lang mijn neus lik.
Mijn meesteresse praat met een vriendin.
De vriendin heeft ook een hondje mee gebracht, dat gedwee op de stoel naast de mijne zit.
Ik zie naar dit hondje en dit hondje ziet naar mij.
Ik beweeg een staart en het hondje beweegt een staart.
Ik richt mij op de voorpooten op en het hondje doet evenzoo.
Gelijktijdig spitsen wij de ooren:
‘Ah, la vie a du bon!’
(Mijn meesteresse zegt, dat zij dit uit Verlaine citeert, maar gisteren zei die mijnheer, die haar het kop thee uit handen en haar zelf op schoot nam, dat zij het uit Corbière had.)
Moraal: Is het vleesch zwak en de wil niet goed, - O, wee....
Il n'y reste plus qu'une femelle.