Het tresoor der Duytsscher talen(1553)–Jan II van den Werve– Auteursrechtvrij Vorige Volgende L O. Loke, een plaetse oft een gheleghentheyt. Loceren, setten, stellen oft houden achterwaerts. Item verhueren. Locatie, een verhueringe. Locupleteren, rijck maken. Item groot maken oft vermeerderen. Locupletatie, een rijckmakinghe oft een vermeerderinghe. [pagina 102] [p. 102] Loquaciteyt, clapachticheyt oft coutachticheyt. Logijcke, conste in recht te spreken ende te oordeelen van alle dinghen. Longitude, lengte. Vorige Volgende