voorzichtig te verhitten in een sauspan. Ge ziet er te gezetter
tijd een wit schuim op komen, dit zijn de partikelen, die uw boter bij het
braden te snel bruin maken, en zelfs doen verbranden. Schep ze er met zorg af,
ge houdt een ietwat donkerder boter over, die ge nog eens schuimt, en die daarna
de ware bakboter is.
Voeg er een scheutje olijfolie bij. Olijfolie verdraagt ongestraft veel hooger
temperaturen dan boter, en zoodoende bakt uw lap, of wat het een ander maal
wezen mag, zonder vrees of blaam donkerbruin, en dicht. In dit eerste stadium in
de pan is het lapje haast een biefstuk; het wordt dichtgeschroeid.
Daarna echter verandert het van een vleesch, dat men met temperament braadt tot
een vleesch dat men met het langzaamste beleid stooft. Men leert op het
runderlapje de nationale kunst van het sudderen. En wel aldus:
Maak met een lepel warm water het baksel los in de pan. Voeg een stukje foelie
toe - een lapje zonder foelie is als een schip zonder roer - benevens een kwart
blaadje laurier, wat tijm, een blaadje of drie van het kruid basilicum, een
druppel of vier, vijf citroensap, en desverkiezend een kruidnagel, en begin uw
langzamen arbeid.
Dat is: laat het lapje zoo langzaam mogelijk stoven, keer het regelmatig, om het
kwartier, en houd de jus glad door ze met scheutjes warm water, en als ik u
raden mag, met een lepel of wat drogen witten wijn te voeden, en doe dat uren
lang: het liefst twee uren voor een jeugdigen runderlap, drie of vier uur voor
een bejaarden. Het lapje moet iets worden, dat malsch blijft en op de tong
smelt, en niet iets, dat droog of hard wordt. Dit wordt het onder de handen van
die onbekwame en slordige vrouwspersonen, die niet naar haar vuur kijken, en
patrijs, lapje of nierstuk als één vleesch beschouwen. Alsof de grisant, de
dahlia en de vergeet-mij-niet één bloem, de Bordeaux en de Bourgogne één wijn
waren ...
Het lapje echter is de vergeet-mij-niet onder het vleesch ...
Overdruip het, verwen het, let op uw pitje, laat het