Het hongerprobleem in een aantal van die landen beheerst zelfs sinds enige tijd de krantekoppen.
Het is de blijvende staat van armoede en, in de ergste gevallen, de involutie-trend in veel niet-industriële landen, zozeer in tegenspraak met alle mooipraterij over ‘ontwikkelingslanden’, die dat deel van de wereld in een geschikte voedingsbodem voor revolutie lijken te herscheppen. Waar het pad naar evolutionaire ontwikkeling gestremd is, lijkt revolutie het enig bruikbare alternatief te worden.
Toch blijft het een feit dat maar weinig onderontwikkelde landen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog de weg naar een sociale revolutie zijn opgegaan. De meeste ervan zijn door een nationale burgerlijke revolutie heengegaan; maar deze heeft het heersend sociaal bestel en de machtsverhoudingen, voorzover het om de inwendige krachten gaat, niet wezenlijk veranderd. China, Noord-Korea, Vietnam en Cuba blijven geïsoleerde voorbeelden van een min of meer geslaagde sociale revolutie (en sinds kort kunnen wij Cambodja en Laos er nog aan toevoegen), al zijn zij belangrijk genoeg uit een oogpunt van numerieke sterkte en politieke invloed op andere landen.
Wij moeten daarom zowel de factoren, die sociaal-revolutionaire bewegingen in de huidige niet-industriële wereld bevorderen, trachten te evalueren, als de krachten die zich daartegen verzetten.
In het volgende, achtste hoofdstuk zal de nadruk worden gelegd op de constante of zich slechts langzaam wijzigende factoren, die samenhangen met de sociale en economische structuur van die landen, zowel als op de aanwijsbare algemene tendenties voorzover het de situationele en psychologische aspecten betreft. In het negende hoofdstuk, getiteld Voorkoming van revoluties, zal aandacht worden besteed aan strategieën die bedoeld zijn om een dreigende revolutionaire ontwikkeling tegen te houden. Tezamen kunnen deze twee hoofdstukken enig inzicht verschaffen in de sterkte van het revolutionaire potentieel dat op het ogenblik in de Derde Wereld aanwezig is.
Hoofdstuk 10, dat de Meningsverschillen over revolutionaire vooruitzichten en strategie belicht, heeft betrekking op de evaluatie van het revolutionaire potentieel door krachten die zeggen positief geïnteresseerd te zijn in het bevorderen van zulke ontwikkelingen. Het slothoofdstuk van dit deel, getiteld Na de sociale revolutie, handelt over de vooruitzichten voor de toekomst in landen waar de revolutie in eerste aanleg geslaagd is. Het Thermidor-vraagstuk zal daarbij onze voornaamste aandacht krijgen.