Besluit
In het woord vooraf tot dit boekje staat, dat De Houten Pomp de poging is van een groepje anti-revolutionairen zich op het gebied van de politieke karikatuur te wagen. Vanuit het oogpunt van de a.r. partij was het zeker een waagstuk, zoals duidelijk is gebleken. Steun was er niet of nauwelijks en het blad stierf, door weinigen betreurd, in het voorjaar van 1930 een stille dood. Karikatuur werd door de anti-revolutionairen in feite als een niet te gebruiken middel van politieke strijd gezien. Een beetje kon er nog bij door, maar in geen geval mocht het zoals in De Notenkraker, een blad, dat in anti-revolutionaire ogen beledigde, spotte, ontheiligde en kwetste aan de lopende band. Kray zegt over zijn eigen tekenwerk tegen Ben van Kaam (Flex): ‘Ik werd sterk in mijn tekeningen gehandicapt omdat ze niet al te karikaturaal mochten zijn. Ik moest meer de brave humor van Braakensiek volgen, zei men mij. Zelfs van Colijn kreeg ik een duidelijke wenk, dat ik de gezichten van de tegenstanders niet te sterk mocht vertekenen’ (Trouw, 30 januari 1959).
Bekijken we Kray's werk vanuit deze uitspraak, dan moet geconstateerd worden, dat hij in redelijke mate daaraan heeft voldaan. De tekeningen in De Houten Pomp zijn meer illustraties bij het politieke ge beuren dan een karikaturale benadering daarvan. Gezichten van politici worden zelden of nooit gechargeerd om juist door die overdrijving te laten zien met wat voor iemand we hier te maken hebben. Sommige figuren krijgen soms onaangename trekken mee: een arbeider (die met die blaasbalg), een Rus, Wijnkoop. De afkeer van het communisme (‘het bolsjewisme’) is zo groot, dat het een enkele keer lijkt alsof de mensen die dit politieke systeem aanhangen niet tot het menselijk ras behoren. Als het Internationaal Vakverbond in 1925 bijvoorbeeld met de Russen gaat samenwerken, tekent Kray een prent, waarop het Russische vakverbond, meer als aap dan als mens afgebeeld, het IVV de tanden parlementarisme en democratie uittrekt (20 februari 1925).
Een voorbeeld van een sterk vertekend gezicht, dat minder-aangename associaties oproept, staat in De Houten Pomp van 25 juni 1926. De tekening is gemaakt naar aanleiding van een manifest dat onder studenten is verspreid. Het volgende staat er, onder meer, in te lezen: ‘Nu het meer en meer duidelijk wordt dat de kapitalistische maatschappij in haar vervalperiode is gekomen en een betere maatschappelijke orde op komst is, wil men aan die komst trachten mee te werken door het vereenigen van alle intellectueelen, die gelooven aan een radicalen ommekeer in de bestaande toestanden en bereid zijn, om de klasse der arbeiders en boeren daarbij te helpen. Als een der eerste stappen daartoe is gedacht aan de vorming eener vereeniging van revolutionair denkenden aan onze ho-