Hoe zich een bokkenrijder verklapte.
Bij het krieken van den ochtend, stiet eens een Valkenberger zijn venster open. Een pachter uit de omstreken liep haastig over de straat. ‘Hoe, kameraad,’ riep die van Valkenberg, ‘al zoo vroeg op weg!’
‘Weet gij dan niet,’ antwoordde deze, ‘dat geheel Margraten al op de been is; dezen nacht zijn er schelmen in de kerk gebroken.’
De Valkenberger werd al nieuwsgieriger en vroeg naar verdere omstandigheden.
‘Ja, zei de landman, het schijnt dat de deugnieten er om middernacht zijn aangekomen. Men heeft de deuren met diefjes opengemaakt. Reeds waren verscheidene zaken van waarde geroofd. Men ging zachtjes om niemand wakker te maken, men sprak slechts fluisterend.
Op eens beginnen de klokken te luiden. De geheele troep ging er door zoo hard het maar kon, want de schrik was er ons aan.’
Twee dagen daarna werd de bokkenrijder, die zich zoo schoon verklapte, naar de galg gebracht.
Naar het Fransch van Richard de Floremont.