vruchtbare akkers deze plek heide wordt bewaard, dan zal hij u met zekere belangstelling het volgende verhalen:
‘'t Is al honderden jaren geleden. Waar thans rondom u de korenaren gewiegeld en het zwoegen en werken van den landbouwer door een gouden oogst beloond worden, daar strekte zich eens eene woeste heidevlakte uit, het ondankbaar overblijfsel van een reuzenbosch. Dit was de gemeenteweide, eertijds de Tomel geheeten. Telken dage zag men hier talrijke kudden schapen elkander het schrale voedsel betwisten en des avonds onder de hoede van den blinden herder, die zijn trouwen hond tot leidsman had, huiswaarts keeren.
Die herder had tot zijn geliefkoosd verblijf de plek gekozen, waarop gij u thans bevindt; daar vond men hem des morgens, daar zat hij in de middagzon, daar stak hij, bij het luiden der avondklok, zijn hoorn aan den mond, om zijne lammeren het teeken te geven, dat de dag ten ondergang neigde. Hij kon niet zien, niet genieten van de heerlijke natuur, die om hem leefde en zocht zijn tijd te dooden door een plan uit te werken, dat in zijn brein was gerijpt. Dagelijks zag men hem met zijn schopje graven en de heide omwoelen; onregelmatige lijnen, ronde heuveltjes en kronkelpaadjes werden door hem in een gebrekkigen cirkel getrokken. Na zeven jaren arbeids was ook de doolweg voltooid. Klagend over zijn lot, dat hem belette zijn kunstgewrocht te aanschouwen, zette de blinde zich op den heuvel, die zich hier in het midden verheft, neer. Zijn trouwe hond lag aan zijn zij.
Daar trof hen nog de avondschemering. Het hoorn schalde echter niet meer over de vlakte. De schapen verbeidden te vergeefs het teeken van hunnen meester..... Des anderen daags vond men den blinden herder ontzield op den heuvel, te midden van zijn kunstwerk, en naast hem lag ook levenloos zijn hond.
Geene zuil, noch gedenkteeken vereeuwigden des kunstenaars naam; het meesterstuk van den blinde werd echter dankbaar door het nageslacht bewaard.’
Mart. Jansen.