Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 2
(1876)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
Klokken.‘Plechtig-roerende stond!
als in 't dorp elk moederken eensklnps
Stakende 't snorren van 't wiel
met het teeken des kruises zich zegent;
Wijl op den akker de boer,
zijn dampende rossen weerhoudend,
Achter den ploeg zich 't hoofd
ontbloot, om een Are te prevelen.
Plechtig-roerende stond!
als de klok, die 't einde der dagtaak
Wijd en zijde verkondt,
die krachtige, druipende hoofden
Neer doet buigen voor Hem,
die het zweet in de voor laat gedijen.’
J. Van Beers, Levensbeelden.
‘Op zon- en feestdagen (zoo laat Châteaubriand zijn René spreken) heb ik dikwerf in het onmeetbaar woud tusschen de boomen naar het verre klokgelui, dat den landman tempelwaarts riep, geluisterd. Tegen een olmstam geleund, hoorde ik zwijgend naar de vrome klanken. Elk gedreun van het metaal stortte in mijne jeugdige ziel de onschuld der landelijke zeden, de kalmte der eenzaamheid, de bekoorlijkheid van den godsdienst, en de behaaglijke droefgeestigheid der herinneringen mijner jeugdige dagen. Welk hart heeft niet gepopeld bij den klank der klokken van zijne geboorteplaats, der klokken, die van blijdschap hebben getrild over zijn eersten stond, en de heilige vreugde van zijne ouders aan den omtrek hebben medegedeeld! In de droombeelden, welke de klok van onze eigen plaats in ons opwekt, vindt men alles terug; godsdienst, familie en vaderland, de wieg en het graf, het verleden en de toekomst.’ Daar de klokken in de drie laatste dagen der Goede week, uit eerbied voor het lijden en den dood des Zaligmakers, niet geluid worden, verhaalt het volk, dat zij naar Rome reizen om er vergiffenis voor onze zonden te vragen, waar zij zich tezelfder stonde vergaderen om den Paus te zien. Terugkeerende op Goeden Zaterdag, brengen zij de paascheieren mede. Tusschen Venray en Oostrum, ten naaste bij half-weg, bevindt zich eene zoogenaamde vlas-rode, zijnde een kuil met water, waarin men het vlas legt om de rotting der houtdeelen te bevorderen. De sage meldt omtrent dezen waterplas, dat alwie een | |
[pagina 72]
| |
stuk geld in den afgrond werpt, onmiddellijk klokkengelui uit dien poel verneemt. In eenen stormachtigen najaarsnacht verdween eene klok uit den kerktoren van Horst, medenemende eenen grooten hoek van het gebouw. Zeker moest zij slecht gedoopt en in hare woeste vaart in het zwarte water der Peel nedergedompeld zijn. Daar hoort men ze nog op Kerstnacht luiden. De nachtelijke kerkganger, die hare tonen volgt, loopt verdoold in het moeras. Te Hoensbroek, in de Horsten, tusschen de kerk en de Geleenbeek, verzonk eene ongedoopte klok in den waterplas. Wanneer men in het midden van den poel eenen steen werpt, verneemt men duidelijk haar geluid,Ga naar voetnoot(1) Tusschen Thorn en Kessenich ligt het zoogenaamde Vijverbroek of Thoorderven, een turfmoeras, dat bij hoog water door de Maas overstroomd wordt. Eene volksoverlevering verhaalt, dat hier eene geheele stad, Vijveren genoemd, met kerken, torens en klokken in den kolk verzonk. Op Kerstnacht hoort het volk het geluid der weggezonken klokken, die in de onderaardsche krochten de komst van den Messias loven. In vroegere tijden hadden aldaar de op het Vijverbroek weidende varkens een zware kerkklok opgewroet, vermoedelijk afkomstig van gemelde, om hare hoovaardigheid verzonken, stad Vijveren. De nabijwonende dorpelingen van Thorn, Ittervoort en Kessenich, wilden ze beurtelings huiswaarts voeren. Niemand vermocht ze te bewegen. Toen echter de Stamprooi'schen dezelfde proef deden, gelukte het hun de klok op eene kar te laden en naar hun dorp te voeren, met het zeldzaam gevolg, dat gemelde klok, toen men het grondgebied van Stamprooi bereikte, van zelf begon te luiden, wellicht omdat er in Stamprooi nog klokken waren van denzelfden gieter. L. Grispen. Ook heeft aldaar de Fransche generaal Dumouriez in 1794 zijne krijgskas verloren.
Te Blitterswijk wordt om 10 ure voormiddag, van af het bloeien der rogge tot en met St. Jan, door den koster de klok geluid. Deze klok heet Sint Janskles. Vindt iemand de eerste bloeiende | |
[pagina 73]
| |
korenaar, dan neemt hij die mede en steekt ze in het sleutelgat der kerkdeur. Dit is dan een teeken voor den koster om met hel luiden der Sint Janskles te beginnen. W. Hermans. |
|